nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 1998
Conform de toezegging van de toenmalige minister van Justitie en van mij,
gedaan tijdens de bespreking met uw Kamer op 18 maart 1998 naar aanleiding
van de brief over de aanpassing van de meldingsprocedure euthanasie (Kamertstukken
II 1997–1998, 23 877, nr. 16), doe ik u hierbij, mede namens
mijn ambtgenoot van Justitie, ter kennisneming toekomen de profielschets
van de leden van de vijf regionale toetsingscommissies euthanasie.
De commissies zullen bestaan uit drie leden: een jurist, tevens voorzitter,
een medicus en een deskundige op het terrein van zingevingsvraagstukken.
Aan iedere commissie wordt een secretaris toegevoegd.
1. Wat betreft de functie van voorzitter-jurist hebben wij het volgende
profiel gekozen: iemand met ervaring op het gebied van het strafrecht, bij
voorkeur met ervaring in een rechtsprekende functie en met aantoonbare kennis
van de problematiek van euthanasie en de daarmee samenhangende weten regelgeving,
jurisprudentie en procedures. De betrokkene moet in de juridische praktijk
werkzaam zijn of recent werkzaam zijn geweest.
Kennis van de gezondheidszorg strekt tot aanbeveling.
De betrokkene moet uiteraard over de capaciteiten beschikken om als voorzitter
te kunnen functioneren.
2. Het profiel van het lid-medicus is: iemand die over een ruime medische
praktijk-ervaring beschikt, nog praktisch werkzaam is of recent zijn werkzaamheden
heeft beëindigd.
Het is van belang dat betrokkene in de praktijk bekend is met het terrein
van de toepassing van euthanasie en tevens op de hoogte is van de wet- en
regelgeving met de daarbij behorende procedures. Kennis van de jurisprudentie
terzake is gewenst.
De medicus dient goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die palliatieve zorg in het behandelingsproces van een patiënt biedt
en dient bekend te zijn met de ontwikkelingen op dit terrein.
3. Het lid van de commissie dat deskundig is op het terrein van ethische
of zingevingsvraagstukken dient vanuit dat perspectief de problematiek van
euthanasie te beschouwen. Hij of zij dient ook hier weer bekend te zijn met
de problematiek rond de toepassing van euthanasie en met de wet- en regelgeving
terzake, de jurisprudentie en de geldende procedures.
Betrokkene dient één of meer maatschappelijke
functies te vervullen die een nauwe relatie hebben met medisch-ethische vraagstukken
in de gezondheidszorg, waarin ook de euthanasieproblematiek aan de orde is.
Het is van belang dat hij of zij bekend is met de praktijk van de gezondheidszorg.
Voor alle drie leden geldt dat zij op een objectieve wijze, ongeacht hun
godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing, de problematiek van de toepassing
van euthanasie kunnen beschouwen en in een concrete situatie kunnen beoordelen,
zonder bij voorbaat op enigerlei wijze bevooroordeeld te zijn.
De leden van de commissies dienen over voldoende tijd te beschikken om
op vruchtbare wijze aan het werk van de commissies leiding te geven c.q. deel
te kunnen nemen. Zij dienen – waar aangewezen – bereid te zijn
tot periodieke na- en bijscholing op het onderhavige terrein en op de terzake
relevante onderdelen van hun eigen vakgebied.
De leden verrichten hun werkzaamheden op basis van vacatiegelden (artikel
7 van de ministeriële regeling, Stcrt. 1998 nr. 101).
De secretarissen van de commissies zijn in dienst van het ministerie van
VWS, zij ontvangen salaris van de ministeries van VWS en van Justitie gezamenlijk.
De secretarissen, aangetrokken via openbare werving, zijn reeds benoemd.
Zij zijn per 1 oktober in dienst getreden. Zoals bekend zijn de commissies
op 1 november jl. met hun voorbereidende werkzaamheden begonnen. De benoeming
van de leden bevindt zich in een afrondend stadium. Zodra deze procedure is
afgerond zullen wij u hierover nader berichten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers