23 874
Het opnieuw vaststellen van de Wet toezicht effectenverkeer in verband met de uitvoering van de richtlijn betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten en van de richtlijn betreffende de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (Wet toezicht effectenverkeer 1995)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen g tot en met m worden geletterd h tot en met n.

2. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een natuurlijk persoon die via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op de groep, wordt beschouwd deel van die groep uit te maken;.

B. In artikel 12, eerste lid, wordt na de zinsnede «een instelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder h, i of j,» ingevoegd: niet zijnde een instelling waarop artikel 11, derde lid, van toepassing is,.

C. In artikel 21, tweede lid, wordt na de zinsnede «waarvan de vergunning is ingetrokken» ingevoegd: dan wel waarop niet langer een vrijstelling van toepassing is,.

D. Aan artikel 22 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Het eerste lid is niet van toepassing op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van de richtlijn beleggingsdiensten waarvan de houder in een andere lid-staat is gevestigd.

5. Aan de vrijstelling, bedoeld in het vierde lid, is het voorschrift verbonden dat degene voor wie de vrijstelling geldt zich houdt aan door Onze Minister te stellen regels met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten.

E. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Onze Minister kan» vervangen door: Onze Minister kan vrijstelling of.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Aan een ontheffing» vervangen door: Aan een vrijstelling en aan een ontheffing.

F. In artikel 27, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede «houder van een effectenbeurs» vervangen door: houder van een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs.

G. Artikel 29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g wordt geschrapt.

2. De onderdelen h tot en met n worden geletterd g tot en met m.

3. Onderdeel g (nieuw) wordt vervangen door:

g. degenen die deel uitmaken van een groep waartoe een effecteninstelling behoort;.

H. Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste, tweede en vijfde lid kan Onze Minister gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak verstrekken aan de houder van een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs met het oog op de controle op de naleving van de voor die effectenbeurs te hanteren regels. Op de aldus verstrekte gegevens of inlichtingen zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

I. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt «of» geschrapt.

2. In onderdeel e wordt de punt vervangen door: ; of.

3. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. het feit dat de houder van een effectenbeurs waarop een vrijstelling als bedoeld in artikel 25 van toepassing is, zich niet houdt aan de voorschriften die aan die vrijstelling zijn verbonden.

J. Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «met uitzondering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 8, 22, 25, 26, 27, 41, 42 en 45, en met uitzondering van het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4, 5, 10 en 18» vervangen door: met uitzondering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 8, 10, 18, 22, 25, 26, 27, 41, 42 en 45, en met uitzondering van het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4 en 5.

2. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

6. Indien ingevolge het eerste lid taken en bevoegdheden zijn overgedragen aan een of meer rechtspersonen, kan of kunnen deze worden gehoord alvorens:

a. een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 3, 5, 7, 11, 17 en 40 tot stand wordt gebracht, gewijzigd of ingetrokken;

b. een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4, 5, 10, 18 en 25 wordt verleend, gewijzigd of ingetrokken;

c. een maatregel als bedoeld in artikel 8 wordt getroffen of ingetrokken;

d. een erkenning als bedoeld in artikel 22 wordt verleend of ingetrokken;

e. regels als bedoeld in de artikelen 22, vijfde lid, en 42 worden gesteld;

f. voorschriften als bedoeld in de artikelen 24, tweede lid, en 27, tweede lid, worden gegeven;

g. een ontheffing als bedoeld in artikel 25 wordt verleend of ingetrokken;

h. een besluit als bedoeld in artikel 45, eerste of derde lid, wordt genomen dan wel een termijn als bedoeld in artikel 45, vierde lid, wordt bepaald.

7. De rechtspersoon aan wie een advies als bedoeld in het zesde lid wordt gevraagd, is verplicht dit advies uit te brengen.

K. In artikel 42 wordt de zinsnede «bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid» vervangen door: bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

L. In artikel 43 wordt de zinsnede «houder van een effectenbeurs» vervangen door: «houder van een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs» en wordt na de zinsnede «staat voor belanghebbenden administratief beroep open bij Onze Minister» ingevoegd: , tenzij dit besluit strekt tot uitvoering van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6.

M. In artikel 49, onder A, wordt de zinsnede «22, eerste en derde lid» vervangen door: 22, eerste, derde en vijfde lid.

Toelichting

A

De uitwerking van het zogenaamde solo+-toezicht1 en het voorschrift dat ten behoeve van het toezicht op effecteninstellingen die deel uitmaken van een groep moet worden samengewerkt met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten2, noodzaken ertoe het begrip groep te definiëren. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat een effecteninstelling ook een natuurlijk persoon kan zijn. Dit betekent dat niet kan worden volstaan met de desbetreffende definitie in het Burgerlijk Wetboek, omdat die definitie beperkt is tot een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden3.

Conform de daaraan gegeven betekenis in de zogenaamde Fico-wet4 wordt met «formele zeggenschapsstructuur» gedoeld op de zeggenschapsstructuur die ingevolge wettelijke en statutaire bepalingen wordt vormgegeven en met «feitelijke zeggenschapsstructuur» op de besluitvormingsstructuur zoals die in de dagelijkse praktijk wordt gehanteerd5.

B

Door de verwijzing in artikel 12, eerste lid, naar instellingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder h, i of j, is dit artikellid ook van toepassing op instellingen (waaronder kredietinstellingen) die beurslid zijn. Dit is niet de bedoeling, omdat op die instellingen ingevolge artikel 11, zevende lid, reeds artikel 11, derde lid, van toepassing is. De voorgestelde wijziging beoogt deze overlap te vermijden.

C

Gelet op het feit dat het register, bedoeld in artikel 21 van het wetsvoorstel, als openbaar naslagwerk is bedoeld6, wordt het van belang geacht dat de inschrijving van effecteninstellingen die niet langer zijn vrijgesteld, wordt doorgehaald.

D

In de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven dat het in verband met de interpretatie van artikel 15, vierde en vijfde lid, van de richtlijn beleggingsdiensten noodzakelijk is een voorziening te treffen om in een andere lid-staat gevestigde effectenbeurzen uit te zonderen van het erkenningsvereiste, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het wetsvoorstel. Met de voorgestelde wijziging wordt hieraan uitvoering gegeven.

Ter zake van de onderhavige wettelijke vrijstelling, die is beperkt tot in een andere lid-staat gevestigde gereglementeerde markten7 en derhalve tot op die markten verhandelde produkten waarop de richtlijn beleggingsdiensten van toepassing is8, zal de Minister van Financiën regels kunnen stellen met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten. Vooralsnog valt hierbij bijvoorbeeld te denken aan notificatie- en informatievoorschriften9.

E

In de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven dat het gewenst wordt geacht om het in artikel 22 van het wetsvoorstel opgenomen erkenningsregime voor effectenbeurzen aan te vullen met de mogelijkheid tot het verlenen van een vrijstelling van de erkenningsplicht. De redenen hiervoor zijn dezelfde als die gelden voor de introductie in het wetsvoorstel van de ontheffingsmogelijkheid van de erkenningsplicht. Bij nader inzien moet het immers denkbaar worden geacht dat zich, naast ontwikkelingen die een (individuele) ontheffing rechtvaardigen, ook ontwikkelingen zullen voordoen die rechtvaardigen dat categorieën effectenbeurzen van de erkenningsplicht worden vrijgesteld.

F

De voorgestelde wijziging betreft een technische correctie. De verplichting om de voor een effectenbeurs geldende regels in overeenstemming te houden met de communautaire regelgeving kan immers niet aan de houder van een buitenlandse effectenbeurs worden opgelegd.

G

De onder 1 voorgestelde wijziging betreft een technische correctie. Effecteninstellingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder g, worden immers ook begrepen onder de in onderdeel d van dat artikellid bedoelde effecteninstellingen. Onderdeel g kan derhalve vervallen.

De onder 3 voorgestelde wijziging hangt samen met het in de nota naar aanleiding van het verslag vermelde besluit om vooralsnog alleen het zogenaamde solo+-toezicht uit te werken. Dit toezicht kan ertoe noodzaken dat ook inlichtingen worden ingewonnen bij degenen die deel uitmaken van een groep waartoe de betrokken effecteninstelling behoort. Risico's van de groepsomgeving kunnen immers invloed op de effecteninstelling hebben. Overigens is de voorgestelde formulering van het nieuwe onderdeel g voldoende ruim, dat die ook volstaat indien alsnog zou worden besloten (tevens) het geconsolideerde toezicht uit te werken.

H

In de nota naar aanleiding van het verslag is gemotiveerd waarom het bij nader inzien nodig wordt geacht de informatieverstrekking door de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) aan de beurzen van een solide wettelijke grondslag te voorzien. De voorgestelde bepaling beoogt dit te bewerkstelligen en bepaalt tevens dat de betrokken geheimhoudings-bepalingen ook op de aan de erkende effectenbeurzen overgelegde informatie c.q. op die beurzen zelf van toepassing zijn.

I

De voorgestelde toevoeging aan artikel 32 hangt samen met de voorgestelde introductie van de mogelijkheid vrijstelling van de erkenningsplicht te verlenen. Verwezen wordt naar onderdeel E.

J

De voorgestelde wijziging van artikel 40, eerste lid, betreft een technische correctie. Bedacht moet evenwel worden dat het feit dat artikel 25 in de opsomming is opgenomen met zich brengt dat ook het verlenen van een vrijstelling van de erkenningsplicht10 niet kan worden overgedragen. Dit laatste geldt als gevolg van de opneming van artikel 22 in de onderhavige opsomming eveneens voor de door de Minister van Financiën te stellen regels als bedoeld in artikel 22, vijfde lid11.

Het voorstel om aan artikel 40 een zesde en zevende lid toe te voegen hangt samen met de in het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving, en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtingen)12 voorgestelde wijziging van artikel 27 van de huidige Wet toezicht effectenverkeer. In het onderhavige wetsvoorstel was op het wetsvoorstel afschaffing adviesverplichtingen reeds vooruitgelopen door het niet overnemen van artikel 27 van de Wet toezicht effectenverkeer. Thans wordt evenwel voorgesteld om – in overeenstemming met genoemde wijziging en conform de doelstelling van laatstgenoemd wetsvoorstel – de bevoegdheid op te nemen in met name genoemde gevallen advies te vragen.

K

De voorgestelde wijziging betreft een technische correctie.

L

De eerste wijziging betreft een technische correctie. De tweede wijziging houdt verband met het volgende.

Aangezien het in het voornemen van de ondergetekende ligt om – conform de huidige systematiek – het in artikel 43 van het wetsvoorstel bedoelde administratief beroep over te dragen aan de STE, doet zich ter zake van artikel 6 van het wetsvoorstel een complicatie voor. Ingevolge laatstgenoemd artikel zal de STE immers de (eveneens overgedragen) bevoegdheid hebben om een erkende effectenbeurs een aanwijzing te geven met betrekking tot een door deze te volgen gedragslijn jegens een effectenuitgevende instelling die zich niet houdt aan de betrokken beursregels. Een dergelijke aanwijzing kan onder meer de verplichting inhouden om de door die effectenuitgevende instelling uitgegeven effecten uit de notering te doen vervallen. Als de betreffende beurs die aanwijzing zou effectueren, zou daartegen op grond van artikel 43 van het wetsvoorstel beroep openstaan bij de STE. Hierdoor zou de STE in beroep materieel haar eigen besluit moeten toetsen. Een dergelijke toets, die in feite neerkomt op heroverweging van het eigen besluit, is zinvol noch wenselijk. Daar komt bij dat een op grond van een aanwijzing genomen beursbesluit kan worden aangemerkt als een gebonden beschikking. Aanwijzing 155 van de Aanwijzingen voor de regelgeving schrijft voor dat administratief beroep slechts kan worden opengesteld tegen een niet in overwegende mate gebonden beschikking.

De voorgestelde wijziging betekent overigens niet dat de door de aanwijzing getroffen instelling in het onderhavige geval geen rechtsbescherming meer zou hebben. Indien de aanwijzing in voldoende mate gebonden is (in de zin dat de beurs geen beoordelingsruimte wordt gelaten om niet tot het doen vervallen uit de notering over te gaan), is de effectenuitgevende instelling namelijk aan te merken als belanghebbende13 bij het aanwijzingsbesluit van de STE. Zij kan dan tegen dat besluit bezwaar maken bij de STE zelf, met vervolgens beroep op de administratieve rechter14.

L

Overtreding van de regels, bedoeld in artikel 22, vijfde lid, is een economisch delict.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Verwezen wordt naar de voorgestelde wijziging onder G.

XNoot
2

Verwezen wordt naar artikel 34 van het wetsvoorstel.

XNoot
3

Verwezen wordt naar artikel 24b, eerste volzin, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

XNoot
4

Wet van 6 april 1994, houdende wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het versterken van het toezicht op kredietinstellingen en verzekeraars die deel uitmaken van een groep (Stb. 278).

XNoot
5

Verwezen wordt naar Kamerstukken II 1993/94, 23 544, nr. 3, blz. 9.

XNoot
6

In de memorie van toelichting bij de huidige Wet toezicht effectenverkeer is vermeld dat de beleggers aan de hand van het register op eenvoudige wijze zullen kunnen nagaan of een bepaalde instelling is vrijgesteld en tevens welke beperkingen en voorschriften aan de desbetreffende vrijstelling zijn verbonden. Verwezen wordt naar Kamerstukken II, 1988/89, 21 038, nr. 3, blz. 25.

XNoot
7

In artikel 1, onder 13, van de richtlijn beleggingsdiensten wordt het begrip gereglementeerde markt gedefinieerd als een markt van de in deel B bij de bijlage genoemde financiële instrumenten, – opgenomen in de in artikel 16 bedoelde lijst, opgesteld door de lid-staat die de lid-staat van herkomst is in de zin van artikel 1, onder 6, onderdeel c (van de richtlijn); – regelmatig werkend; – gekenmerkt door het feit dat in door de bevoegde autoriteiten opgestelde of goedgekeurde bepalingen de voorwaarden voor de werking van en de toegang tot de markt zijn vastgelegd, alsmede, wanneer richtlijn 79/279/EEG (betreffende de toelatingsvereisten voor fondsen tot de officiële notering aan een effectenbeurs) van toepassing is, de bij die richtlijn vastgestelde voorwaarden voor de toelating tot de notering, en wanneer die richtlijn niet van toepassing is, de voorwaarden waaraan deze financiële instrumenten dienen te voldoen om daadwerkelijk op de markt verhandeld te kunnen worden; – die alle verplichtingen oplegt inzake melding en doorzichtigheid welke op grond van de artikelen 20 en 21 (van de richtlijn) zijn voorgeschreven.

XNoot
8

Grondstoffen en van grondstoffen afgeleide produkten vallen bijvoorbeeld niet onder de richtlijn beleggingsdiensten, hetgeen betekent dat het installeren van handelsschermen van een in een andere lid-staat gevestigde goederen- en goederentermijnbeurs alsmede het installeren van handelsschermen van een in een andere lid-staat gevestigde effectenbeurs voor zover op die beurs goederentermijntransacties worden verricht, niet onder de onderhavige vrijstelling vallen.

XNoot
9

Bij het opstellen van deze regels zal de ondergetekende zich onder meer oriënteren op de voorschriften die eventueel door andere lid-staten zullen worden geïntroduceerd.

XNoot
10

Verwezen wordt naar onderdeel E.

XNoot
11

Verwezen wordt naar onderdeel D.

XNoot
12

Kamerstukken II 1994/95, 23 983.

XNoot
13

Verwezen wordt naar artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

XNoot
14

Verwezen wordt naar artikel 44 van het wetsvoorstel.

Naar boven