23 796
Wijziging van de Comptabiliteitswet verband houdende met onder andere de introductie van agentschappen, de integratie van de begrotingsartikelen «personeel» en «materieel» en een nadere aanpassing van de financiële verantwoordingsprocedure (zesde wijziging van de Comptabiliteitswet)

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 1995

Tijdens de plenaire behandeling van de Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet (CW) in de Tweede kamer op dinsdag 24 januari jl. heeft het kamerlid de heer Kamp (VVD) een amendement ingediend (kamerstukken II, 23 796, nr. 13) op het voorgestelde vierde lid van artikel 67. Naar aanleiding van het debat heeft hij het amendement ingetrokken, mede omdat ik hem had toegezegd de tekst van het amendement voor advies aan de Rekenkamer te zullen voorleggen.

Inmiddels heb ik met de Rekenkamer schriftelijk over het amendement overleg gevoerd. De briefwisseling ter zake doe ik u bijgaand toekomen1. Uit de briefwisseling blijkt dat zowel de Rekenkamer als ondergetekende van mening is dat, indien het amendement in de wet zou worden opgenomen, er in concrete situaties onzekerheid kan ontstaan over de vraag of wel of niet sprake is van een goedgekeurde rijksrekening. Om die reden zou dit amendement ontraden moeten worden.

Overigens blijkt uit de briefwisseling ook dat hetgeen door de heer Kamp met het amendement werd beoogd, in feite reeds in de CW is geregeld in artikel 56, derde lid. Dat artikellid biedt de Rekenkamer de mogelijkheid om een aantekening te plaatsen bij een goedgekeurde rijksrekening.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven