23 778
Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs)

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 14 februari 1997

Hierbij informeer ik u, mede namens mijn collega van landbouw, over de voortgang van het proces van invoering van de WEB.

Uit de bijgevoegde versie van het Draaiboek Implementatie WEB1 en de begeleidende notitie «Stand van zaken implementatie WEB» blijkt dat het merendeel van de processen op tijd verloopt. Daar waar in een overschrijding van de deadlines is voorzien, is dit in goed overleg met de betrokken partijen in het veld geschied.

Voor nadere informatie verwijs ik u naar de bijlagen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

STAND VAN ZAKEN IMPLEMENTATIE WEB

Periode augustus 1996–januari 1997

Hieronder volgt per onderdeel van het implementatieproces van de WEB een overzicht van de stand van zaken.

1. Institutionele vormgeving

Roc-vorming

Het proces van roc-vorming is grotendeels afgerond. Per 1 januari 1997 is het aantal roc's op 46 gekomen. Meer roc's zullen niet worden gevormd. Er resteren nog circa 20 categoriale instellingen, verspreid over het land, die druk doende zijn aansluiting te zoeken bij één van de reeds gevormde roc's.

Vakinstellingen

Het aantal vakinstellingen bedraagt thans 12. Eén instelling heeft aangegeven nog een aanvraag als vakinstelling in te willen dienen. Hiermee zal naar verwachting het aantal vakinstellingen uitkomen op 13.

Laatste instelling van een bepaalde richting

Eén gereformeerde instelling is erkend als laatste instelling van een bepaalde richting. Twee reformatorische instellingen zijn voornemens te fuseren om te kunnen worden aangewezen als laatste instelling van een bepaalde richting. Daarmee zal naar verwachting het aantal instellingen als laatste van een bepaalde richting op twee uitkomen.

Rapportage bve-procescoördinatie

Eind februari/begin maart 1997 verschijnt de vierde en tevens laatste roc-rapportage van de procescoördinatie BVE. Deze rapportage zal ik u ter kennisneming doen toekomen.

2. Bekostiging

Hierbij gaat het om vier bekostigingsmodellen: secundair beroepsonderwijs tot 2000, secundair beroepsonderwijs vanaf 2000, educatie en landelijke organen.

Bekostiging secundair beroepsonderwijs tot 2000

Gezien het belang van het kunnen bieden van duidelijkheid aan de instellingen op korte termijn, heb ik prioriteit gegeven aan de uitwerking van de bekostiging van het secundair beroepsonderwijs tot 2000.

Het belangrijkste vraagstuk van de uitwerking betrof de stabilisatiefactor. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat tot 1 januari 2000 budgetfixatie op instellingsniveau zou plaatsvinden. Alleen bij grote mutaties in aantal leerlingen zou aanpassing van de budgetten plaatsvinden. Gedacht werd aan een stabilisatiefactor van 5 à 6 %. Over de hoogte van dit percentage kon echter geen overeenstemming met de BVE-Raad worden bereikt. Het voornaamste bezwaar was dat de financiële rust die met de stabilisatie werd geboden slechts schijn was; bij daling van deelnemers zou, in plaats van gedurende de stabilisatieperiode, ná de stabilisatieperiode alsnog wachtgeld voor boventallig personeel ontstaan.

Met de BVE-Raad is nu in principe voorlopig gekozen voor de uitwerking van een andere systematiek van aanpassing van de vergoeding van instellingen. Deze systematiek houdt in dat als basis voor de bekostiging de vergoeding voor het kalenderjaar 1997 wordt gehanteerd en dat bij wijziging van het aantal deelnemers (zowel stijging als daling) de vergoeding van instellingen in de kalenderjaren 1998 en 1999 kan worden aangepast. De aanpassing geschiedt alleen voor de stijging of daling van het aantal deelnemers ten opzichte van het kalenderjaar 1997. De aanpassing geschiedt tegen een landelijk gemiddelde vergoeding per deelnemer.

Het overleg met de BVE-raad over de uitwerking bevindt zich in een afrondend stadium. Naar verwachting zal ik u hierover in maart nader kunnen informeren. Ook de BVE-instellingen zullen deze informatie ontvangen.

Bekostiging secundair beroepsonderwijs vanaf 2000

Op 26 april 1996 zond ik u de notitie« Bekostigingsmodel beroepsonderwijs 2000».

Nadat de gesprekken over de bekostiging tot 2000 zijn afgerond zal de verdere uitwerking van de hoofdlijnen van het bekostigingsmodel na 2000 plaatsvinden. Deze uitwerking betreft ondermeer:

– de verhouding input/output,

– de hoeveelheid te hanteren prijsstellingen,

– de relatie prijs/prestatie, en

– het invoeringstraject.

De uitwerking van het bekostigingsmodel vindt plaats in de periode tot de zomer 1997. Hierover wordt eveneens overleg met de BVE-raad gevoerd. De BVE-Raad zal zich in eerste instantie buigen over het vraagstuk van het aantal te hanteren prijzen en de verhouding prijs/prestatie. De resultaten hiervan zullen meegenomen worden in de uitwerking van de bekostigingssystematiek. Na afronding van dit overleg zal ik de uitwerking aan u doen toekomen.

Bekostiging educatie

Ten behoeve van de uitwerking van het bekostigingsmodel voor de educatie is het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO) momenteel bezig met een analyse gericht op twee vragen:

– is het mogelijk om binnen de WEB-maatstaven zo min mogelijk reallocatie-effecten te realiseren?

– zijn er aanvullende maatstaven denkbaar die tot minder reallocatie-effecten leiden?

Dit onderzoek is eind februari afgerond. De resultaten van het onderzoek zullen de basis vormen voor de verdere uitwerking van het bekostigingsmodel voor de educatie.

Bekostiging landelijke organen

De gesprekken met de landelijke organen over het nieuwe bekostigingsmodel zijn in een gevorderd stadium. In het nieuwe bekostigingsmodel zal de verdeling van het budget over de landelijke organen plaatsvinden aan de hand van een drietal outputcriteria: het aantal door de minister goedgekeurde kwalificaties, het aantal leerbedrijven en het aantal gevulde beroepspraktijkvormingsplaatsen. Ik verwacht dat ik u hierover in mei 1997 nader kan informeren.

3. Centraal register beroepsopleidingen (Crebo)

Het Crebo bestaat uit drie onderdelen: het register voor bekostigd secundair beroepsonderwijs, het register voor onbekostigd secundair beroepsonderwijs en het register voor exameninstellingen.

Het register voor het bekostigd secundair beroepsonderwijs

De eerste vaststelling van het Crebo heeft plaatsgevonden op 1 december 1996. Bij die gelegenheid is het grootste deel van de aanmeldingen van bekostigde opleidingen afgehandeld. Ten aanzien van een klein deel van de opleidingen, die weliswaar tijdig, maar niet op de juiste wijze waren aangemeld, kon nog geen beslissing worden genomen. Per 1 februari zijn ook deze aanmeldingen afgehandeld.

Geregistreerde opleidingen betreffen in de meeste gevallen bestaand aanbod en zogenoemde completering van bestaand aanbod, dat wil zeggen een aanvulling van het bestaande aanbod met opleidingen op een ander niveau binnen dezelfde leerweg.

Door alle bekostigde instellingen gezamenlijk zijn 26 002 opleidingen aangemeld; daarvan zijn 21 297 in het Crebo geregistreerd. Dit enorme getal wordt mede veroorzaakt doordat ook op uitvoeringslocatie is geregistreerd. Onder een geregistreerde opleiding wordt namelijk verstaan: een beroepsopleiding op een bepaald niveau, in een bepaalde leerweg, verzorgd op een bepaalde locatie.

Het register voor onbekostigd onderwijs en exameninstellingen

In het Crebo van 1 december 1996 konden nog geen particuliere instellingen (99 aanmeldingen) en exameninstellingen (62 aanmeldingen) worden opgenomen. In de meeste gevallen voldeden de aangemelde instellingen, naar het oordeel van de inspectie, nog niet (volledig) aan de gestelde eisen; aan hen is uitstel verleend om alsnog aan die eisen te voldoen. Uiterlijk 1 mei zal het Crebo ten aanzien van deze categorie worden vastgesteld. Inmiddels hebben elf particuliere instellingen een positieve beschikking ontvangen; drie exameninstellingen zullen die dezer dagen ontvangen.

Evaluatie

In het SPIN-overleg (het overleg met vertegenwoordigers van bekostigde en onbekostigde onderwijsinstellingen, de landelijke organen en de gemeenten over het implementatieproces van de WEB) is reeds aandacht besteed aan een eerste evaluatie van de gevolgde procedures en het resultaat daarvan. Het streven is deze evaluatie voort zetten in een of meerdere rondetafelgesprekken met de ACOA, de inspectie en betrokkenen uit het veld, resulterend in een eventuele bijstelling van de procedure en toetsingskaders voor de volgende Crebo-ronde.

4. Kwalificatiestructuur beroepsonderwijs

Vaststelling eindtermen

Bij ministeriële regeling van 31 juli 1996 (Uitleg/OCenW-regelingen nr. 18C, 1996) heb ik de eindtermen voor het secundair beroepsonderwijs vastgesteld. In totaal bevat de kwalificatiestructuur 693 kwalificaties:

DE KWALIFICATIESTRUCTUUR IN CIJFERS

niveauaantal%
1assistentopleiding 53 8
2basisberoepsopleiding19929
3vakopleiding20429
4middenkaderopleiding14421
4specialistopleiding 62 9
andere opleidingen 31 4
totaal693100

Van deze kwalificaties is 47% leerwegonafhankelijk, en is 35% alleen via de beroepsbegeleidende leerweg en 18% alleen via de beroepsopleidende leerweg te behalen.

Ca. 90% van de vastgestelde eindtermendocumenten vormt op de een of andere wijze een voortzetting van reeds eerder bestaande opleidingen, ca. 10% betreft een echt nieuwe opleiding.

Evaluatie en onderhoud van de kwalificatiestructuur

Het resultaat van de vaststelling van de kwalificatiestructuur zal geëvalueerd worden. Door de Adviescommissie Onderwijs Arbeidsmarkt (ACOA) is in november 1996 een discussienotitie opgesteld, getiteld «De ontwikkeling van de kwalificatiestructuur voor het secundair beroepsonderwijs: een tussenstand». Op basis hiervan zal in maart een conferentie worden gehouden met de relevante actoren in het veld, waar aanbevelingen ten aanzien van de kwalificatiestructuur worden gepresenteerd.

De komende jaren zal aandacht besteed moeten worden aan het onderhoudstraject van de eindtermen binnen de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs. Daarbij gaat het niet om een volgende generatie nieuwe eindtermen – de«vierde generatie eindtermen» is niet aan de orde – maar is het mijn streven dat er een continue proces van onderhoud plaatsvindt. Dat betekent dat gewerkt wordt aan een «3.1. versie» van de eindtermen als vervolg op de huidige «3.0. versie».

5. Kwalificatiestructuur educatie

Ik heb u per brief van 12 juni 1996 de beleidsreactie op het advies van Prove over de kwalificatiestructuur educatie doen toekomen. Hierin heb ik u tevens geïnformeerd over het traject dat moet leiden tot de invulling van de kwalificatiestructuur met eindtermen. Door middel van een ministeriële regeling d.d. 15 januari jl. (Uitleg/OCenW-regelingen nr. 1, 1997) heb ik eindtermen vastgesteld voor Nederlands, Nederlands als tweede taal, Engels, Rekenen/Wiskunde en Maatschappelijke oriëntatie.

6. Informatiestatuut

Informatiestatuut: drie onderdelen

Het informatiestatuut is een set van afspraken over de vorm en inhoud van het informatieverkeer tussen de minister en de onderwijsinstellingen, de landelijke organen en de gemeenten. Het informatiestatuut is op te delen in drie afzonderlijke delen, die echter wel onderling samenhangen:

♦ secundair beroepsonderwijs

♦ educatie

♦ landelijke organen.

Stand van zaken

Voor het secundair beroepsonderwijs is er in maart 1996 een eerste gedeelte van de te verzamelen deelnemergegevens vastgesteld in de EB-kamer. Omdat de bekostigingsmodellen nog niet vastlagen kon echter op dat moment de informatiebehoefte nog niet geheel worden vastgelegd.

Samen met vertegenwoordigers van de instellingen en de gemeenten in één werkgroep en samen met vertegenwoordigers van de landelijke organen in een andere werkgroep is er vanaf oktober 1996 gewerkt aan het opstellen van lijsten met gegevens voor het secundair beroepsonderwijs, de educatie en de landelijke organen, zoals die bij de instellingen, gemeenten en landelijke organen geregistreerd kunnen gaan worden.

Hierbij is afgesproken met de vertegenwoordigers, dat die gegevens de basis zullen vormen voor het informatieverkeer. (Deze gegevens zullen niet allemaal door de Minister opgevraagd gaan worden.)

Door de afhankelijkheid in dit traject van de voortgang van de andere WEB-implementatietrajecten en door de overlegstructuur die de WEB voorschrijft in verband met het informatieverkeer, kon er vanaf januari 1997 pas werkelijk gestart worden met het definitieve vaststellen van de inhoud en de vorm van het daadwerkelijke informatieverkeer tussen de instellingen, gemeenten en landelijke organen aan de ene kant en de Minister aan de andere kant.

Ook de afhankelijkheid van de ontwikkeling van de Wet Onderwijsnummer heeft er toe geleid dat er enige vertraging is ontstaan.

Verdere procedures

In de verschillende werkgroepen met de vertegenwoordigers vanuit het veld wordt nu gesproken over de gegevens en de vorm waarin deze deel gaan uitmaken van het informatieverkeer. Dit informatieverkeer met de bijbehorende gegevens zal volgens de huidige planning in april 1997 in het informatiestatuut worden vastgelegd. Dit is echter sterk afhankelijk van onder andere de voortgang van de verschillende bekostigingsmodellen en de voortgang van het overleg met de vertegenwoordigers vanuit het veld.

Na het vaststellen van het informatiestatuut wordt dit gepubliceerd in een AMVB. Deze AMvB zal, conform de WEB artikel 2.3.6 lid 4, artikel 2.5.5 lid 4 en artikel 2.5.10 lid 1, op zijn vroegst één jaar na publicatie in kunnen gaan.

Voor het informatieverkeer betekent dit, dat dit op zijn vroegst in het schooljaar 1999/2000 zal kunnen verlopen via het informatiestatuut. Tot die tijd zal er gewerkt worden met een overgangsregeling. Deze overgangsregeling zal zoveel mogelijk geënt zijn op de inhoud en de vormgeving van het informatieverkeer zoals vastgelegd gaat worden in het informatiestatuut.

7. Invoering onderwijskundige vernieuwingen

Implementatie derde generatie eindtermen

Implementatie van de eindtermen door de onderwijsinstellingen is de volgende belangrijke stap in het proces van invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur in het secundair beroepsonderwijs.

Aan de BVE-raad is een bedrag van f 6 mln verstrekt voor de uitvoering van het Plan van aanpak Implementatie Derde generatie Eindtermen (IDEE). Op basis van dit plan zijn door de bedrijfstakgewijze overleggen (BTG's) projectplannen opgesteld. De BTG's dienen twee producten op te leveren: en blauwdruk voor de opleidingsstructuur (voorbeeldleerplan) en moduulbeschrijvingen die de blauwdruk nader invullen.

Volgens informatie van de BVE-raad is inmiddels een aantal voorbeeldleerplannen gereed en zullen alle overige BTG's erin slagen in maart de voorbeeldleerplannen gereed te hebben. Tevens meldt de BVE-raad dat aandacht wordt besteed aan voorlichting en communicatie over de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur, door middel van een video met begeleidend schriftelijk materiaal en een breed opgezette conferenties gericht op docenten en management in april 1997.

Implementatie eindtermen educatie

Ook wat betreft de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur educatie is implementatie van de nieuwe eindtermen een belangrijke stap.

De onderwijsinstellingen zijn druk doende met de afstemming van het onderwijsaanbod op de nieuwe eindtermen. De BVE-Raad zal zich daarbij beraden op een meer collectieve aanpak.

Prove is gevraagd een vervolgadvies uit te brengen over het onderwerp Toetsing en examinering in de educatie, voor die opleidingen waar nu eindtermen voor zijn vastgesteld.

Invoering externe legitimering

De WEB voorziet in een overgangstraject voor de invoering van externe legitimering. In de periode tot 1 augustus 2000 bepalen de onderwijsinstellingen welke 25% van de deelkwalificaties – binnen de door de LOB's aangegeven deelkwalificaties – extern dienen te worden gelegitimeerd.

Zoals onder punt 3 reeds vermeld, zal het Crebo voor exameninstellingen pas op 1 mei 1997 worden vastgesteld. De onderwijsinstellingen dienen voor 1 april 1997 voor de eerste maal de Onderwijs- en examenregeling vast te stellen; onderdeel hiervan is de wijze waarop externe legitimering vorm zal worden gegeven en de exameninstellingen die de instelling hiervoor zal inschakelen.

Omdat het register van exameninstellingen pas op 1 mei bekend- gemaakt zal worden, kunnen de onderwijsinstellingen uiteraard voor 1 april nog niet voldoen aan de onderdelen van de onderwijs- en examenregeling die te maken hebben met externe legitimering. Onlangs is hierover een bericht aan de instellingen uitgegaan.

8. Invoering kwaliteitszorg

Kwaliteitszorg onderwijsinstellingen

Per 1 mei 1997 dienen de roc's die voor 1 augustus 1996 zijn gevormd, een kwaliteitszorgverslag op te stellen conform de regeling Inrichting kwaliteitszorgverslag (Uitleg/OCenW-regelingen nr. 19, 1996). De per 1 augustus 1996 gevormde roc's moeten hun eerste kwaliteitszorgverslag voor 1 mei 1998 opstellen. De instellingen worden onder meer door de BVE-raad intensief begeleid bij het opzetten van een kwaliteitszorgstelsel.

Kwaliteitszorg exameninstellingen

Voor 1 mei 1997 zal een regeling worden gepubliceerd die invulling geeft aan de verplichting van exameninstellingen om eens in de twee jaar een kwaliteitszorgverslag in te dienen. Met de inhoud van de regeling zal zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij bovengenoemde regeling voor de onderwijsinstellingen.

9. Invoering beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPV-plaatsen)

Op 1 januari jl. hebben de landelijke organen de criteria vastgesteld op grond waarvan zij leerbedrijven zullen beoordelen die beroepspraktijkvorming verzorgen. Inmiddels werken de landelijke organen aan de invulling van het register met geaccrediteerde leerbedrijven, dat op 1 mei 1997 door de landelijke organen wordt vastgesteld.

Volgens informatie van het COLO mag verwacht worden dat het volume van het register toereikend zal kunnen zijn om alle leerlingen die op 1 augustus 1997 starten met een beroepsopleiding een BPV-plaats te kunnen bieden.

Tegelijkertijd wordt door met name ROC's de zorg geuit dat het volume aan BPV het eerste jaar niet toereikend zal zijn. Dit probleem zou zich met name voor de beroepsopleidende leerweg voordoen.

In het SPIN-overleg is afgesproken dat zo nodig het eerste jaar voor wat betreft het volume aan BPV-plaatsen in de beroepsopleidende (BOL) leerweg met een groeimodel gewerkt zal worden. Dit houdt in:

1. Uitgangspunt blijft dat de leerling een BPV-plaats uit het register wordt aangeboden.

2. Is een dergelijke plaats niet beschikbaar, maar heeft de onderwijsinstelling zelf wel een BPV-plaats beschikbaar, dan wordt deze aan de leerling aan-geboden en tegelijkertijd voor accreditatie bij het register aangemeld.

10. Invoering beleid risicogroepen

Regionale oplossingen op maat

Tijdens het algemeen overleg van de VKC/OCenW van 28 november 1996, ondermeer over de motie-Van Gelder/Van Vliet betreffende risicogroepen, heb ik gesteld dat voor eventuele knelpunten in de overgang van de oude regelingen naar de nieuwe systematiek oplossingen op maat in de regio gezocht moeten worden. Inmiddels zijn de relevante partijen in respectievelijk de regio's Rotterdam en Amsterdam gezamenlijk bezig met het opstellen van een op de regio gericht plan van aanpak.

De nadruk bij dergelijke planvorming dient te liggen op de inpassing van het huidige aanbod in de nieuwe kwalificatiestructuur. Uitgangspunt blijft immers dat alle deelnemers die nu een traject binnen een ROC volgen, dat na invoering van de kwalificatiestructuur ook kunnen blijven doen, maar in plaats van een niet-kwalificerend traject zullen zij dan aan een assistent- of basisberoepsopleiding kunnen deelnemen.

Assistentopleidingen

Een belangrijk onderdeel van de implementatie van het beleid ten aanzien van risicogroepen is de invoering van de assistentopleidingen. Reeds voor invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur in het beroepsonderwijs per 1 augustus 1997 konden vanaf 1 augustus 1996 assistentopleidingen door roc's worden aangeboden. Op 1 augustus 1996 zijn voor 29 assistentopleidingen eindtermen vastgesteld, waarvan 18 alleen in de beroepsbegeleidende leerweg en 11 in beide leerwegen konden worden aangeboden. Door 28 roc's worden inmiddels reeds assistentopleidingen uitgevoerd.

Volgens opgave van het COLO namen per peildatum november 1996 2091 leerlingen deel aan een assistentopleiding (overigens is dit cijfer inclusief de deelnemers aan enkele assistentopleidingen onder de WCBO).

In nieuwe kwalificatiestructuur beroepsonderwijs, die per 1 augustus 1997 wordt ingevoerd, zijn eindtermen voor 53 assistentopleidingen vastgesteld, waarvan 14 voor de beroepsbegeleidende leerweg en 39 in beide leerwegen.

16-/17-jarigen in het vavo

Per brief van 28 januari jl. heb ik u laten weten de invoering van de leeftijdsgrens van 18 jaar in de educatie met een jaar uit te stellen tot 1 januari 1998, omdat ik eerst inzicht in de aard en omvang van de problematiek wil verkrijgen. Hiertoe heb ik een verzoek gedaan aan de inspectie. Afhankelijk van het resultaat van dit onderzoek zullen de vervolgstappen bepaald worden.

11. Relatie roc's–aoc's en mavo–aoc

Binnenkort zal ik u een gezamenlijke brief van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij, staatssecretaris Netelenbos en mij doen toekomen, waarin uitgebreid wordt ingegaan op het vraagstuk van samenwerking tussen roc's en aoc's en tussen mavo-scholen en aoc's.

De voorwaarden voor samenwerking tussen aoc's en mavo-scholen teneinde de gemengde leerweg ook voor het vbo-groen mogelijk te maken, zijn bovendien in de brief van 22 november jl. van staatssecretaris Netelenbos, mede namens de minister van LNV verzonden, uiteengezet.

12. De ombouw van vhbo/havo-mbo

Eerder heb ik u toegezegd dat ik u een notitie betreffende de ombouw van afdelingen vhbo en havo/mbo zou doen toekomen. Deze notitie wordt geïntegreerd in de notitie over het bekostigingsmodel in het secundair beroepsonderwijs tot 2000. Ik verwacht dat ik u deze notitie in maart van dit jaar kan toezenden (zie ook punt 2 bekostiging).

13. Communicatie WEB

In het kader van de implementatie van de WEB is een aantal brochures gepubliceerd. Deze brochures verschaffen informatie over de consequenties van de invoering van de WEB voor het veld van secundair beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. De laatst verschenen brochure (nr. 8) betreft kwaliteitszorg; deze is onlangs aan u toegezonden. Naar verwachting zullen in de loop van het jaar nog brochures verschijnen over de landelijke organen, het particuliere onderwijs en de AOC's.

Daarnaast is een aantal informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd:

♦ Door het Ministerie van Onderwijs zijn in het najaar, in samenwerking met de VNG en de BVE-raad vier regionale bijeenkomsten over de veranderingen ten aanzien van de educatie (VAVO en BE). Deze bijeenkomsten waren gericht op zowel de ROC's als de gemeenten.

♦ In samenwerking met de inspectie en Paepon, de vereniging van particuliere onderwijsinstellingen, is begin januari '97 een voorlichtingsbijeenkomst over de Crebo-procedure voor potentiële exameninstellingen en particuliere instellingen georganiseerd.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- taire Documentatie.

Naar boven