nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 28 januari 1997
Tijdens het algemeen overleg van de VKC/OCenW, gehouden op 28 november
jl. is, onder meer door de heer Rabbae, aandacht gevraagd voor de positie
van 16- en 17-jarigen in het VAVO. Hij verzocht om de leeftijdsgrens
van 18 jaar voor het VAVO te laten vervallen.
Voor alle duidelijkheid merk ik op dat tot 1 januari 1997 in het VAVO
de volgende toelaatbaarheidsvoorwaarden gelden.:
1. opleidingen mavo staan open voor deelnemers vanaf 16 jaar;
2. opleidingen havo en vwo staan open voor deelnemers vanaf 18 jaar;
3. de inspectie kan ontheffing verlenen van de toelatingsleeftijd voor
zowel mavo, als voor havo en vwo, als naar het oordeel van de inspectie het
dagonderwijs voor de desbetreffende leerling niet passend is.
(Besluit van 25 juni 1993, houdende onder meer voorschriften omtrent de
inrichting van het vavo, Staatsblad 1993, nr. 365).
Tijdens de behandeling van de WEB in de Tweede Kamer is uitvoerig gesproken
over de leeftijdsgrens in de educatie, in het kader van het beleid voor de
risicogroepen. Met name is bezorgdheid geuit over het ontstaan van een «gat»
in de voorzieningen voor cursisten voor wie het niveau van het beroepsonderwijs
niet haalbaar is (de zogenoemde niet-kunners). Door de kamer is het amendement
Van Gelder aangenomen, op grond waarvan aan art. 7.2.2 van de WEB een vierde
lid is toegevoegd: de mogelijkheid om voor deelnemers van de assistent- en
basisberoepsopleiding voorbereidende en ondersteunende activiteiten te verzorgen,
ter bevordering van de instroom en de gekwalificeerde uitstroom.
Daarnaast is gesteld dat voor cursisten voor wie ook met deze ondersteuning
een kwalificatie in het secundair beroepsonderwijs niet haalbaar is, de mogelijkheden
van de arbeidsmarktgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs openstaan.
Hiermee werd verlaging van de leeftijdsgrens voor de (basis)educatie voor
de niet-kunners overbodig geacht.
Daarbij is tevens gesteld dat de functie van het VAVO het bieden van tweede
kans onderwijs voor volwassenen is. Ook in algemeen overleggen met de VKC/OCenW
over implementatie van de WEB is dit punt op deze manier aan de orde geweest.
Ik heb in het overleg van 28 november jl. gezegd vast te willen houden
aan de lijn die met de WEB is ingezet. Voor deelnemers jonger dan 18 jaar
is het reguliere traject, het voortgezet onderwijs, de aangewezen weg om een
diploma mavo, havo of vwo te behalen.
In het kader van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten is de
regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC's) tot stand gekomen. De verantwoordelijkheid
hiervoor is belegd bij de gemeenten. De RMC-functie is zowel gericht op het
in beeld krijgen van individuele voortijdig schoolverlaters als op de herplaatsing
van voortijdig schoolverlaters in een passend onderwijstraject. Hiertoe zijn
regionale netwerken van gemeenten, scholen en andere relevante actoren opgericht.
Ondanks de bespreking in de vaste kamercommissie van 28 november jl. bleef
de onrust aanhouden, met name vanuit de VAVO-scholen zelf. Hierdoor is er
in de pers een bericht verschenen over de leeftijdsgrens van 18 jaar in het
VAVO en het effect van de invoering daarvan op het aanbod voor voortijdig
schoolverlaters. Volgens de berichten zou hier door een grote groep leerlingen
in de problemen komen.
Dit probleem zou zich – en zo heb ik dat ook verwoord tijdens het
overleg met de VKC/OCenW – niet voor hoeven doen: het voortgezet onderwijs
biedt voldoende mogelijkheden aan zowel mavo-, havo- en vwo cursisten als
aan allochtone deelnemers van 16 tot 18 jaar die een programma NT2 nodig hebben.
Deze laatste categorie kan binnen het VO in de internationale schakelklas
worden opgevangen De berichten uiten twijfel over de mogelijkheid die reguliere
scholen bieden om leerlingen onder de 18 jaar, die nu in het VAVO een opleiding
volgen, goed op te kunnen vangen. Vanzelfsprekend gaat het niet om leerlingen
die nu aan het VAVO deelnemen. Daarvan heb ik herhaalde malen aangegeven dat
deze een voor 1 januari 1997 gestarte vavo-opleiding ook na deze datum af
kunnen maken. Het gaat om leerlingen die in de periode vanaf 1 januari 1997
het reguliere onderwijs zouden verlaten om binnen het VAVO hun opleiding te
vervolgen.
Deze geluiden kwamen van VAVO-scholen. Zij zijn te indringend om terzijde
te stellen. Natuurlijk betreur ik het dat de signalen zo laat kwamen. Deze
discussie is immers op eerdere momenten uitvoerig aan de orde geweest.
Toch kies ik ervoor om ruimte te bieden om deze signalen te bespreken
. Daarbij gaat het mij erom in de komende maanden inzicht te krijgen in omvang
en aard van de problematiek. De volgende vragen zijn daarbij aan de orde:
1. wat zijn de kenmerken van de betrokken groep deelnemers en wat is de
aard van de motieven om voortijdig het regulier jeugdonderwijs te verlaten?
2. wat zijn de resultaten van de 16- en 17-jarige leerlingen die in de
afgelopen jaren de VAVO-route hebben gekozen?
Om niet vooruit te lopen op deze antwoorden heb ik besloten de bestaande
toelaatbaarheidsvoorwaarden met een jaar te verlengen tot 1 januari 1998.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen