23 727
Rwanda

nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 juni 1998

Hierbij doe ik u, zoals verzocht, een overzicht toekomen van de Nederlandse hulpinspanningen in Rwanda. Uit bijgevoegde tabel blijkt dat van de toegezegde NLG 220 miljoen inmiddels NLG 107 miljoen is uitgegeven in de diverse categorieën. Naar verwachting zal in 1998 nog NLG 27 miljoen worden uitgegeven aan reïntegratie- en rehabilitatie-activiteiten, aan capaciteitsopbouw met name in de justitiële sector, aan demobilisatie en aan een multisectoraal districtsprogramma.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken u te informeren over de actuele context van de samenwerking met Rwanda, waarop ik eerder ook ingegaan ben in mijn brief aan u van 6 november 1997, naar aanleiding van mijn bezoek in oktober jl. en het Algemeen Overleg, dat op 24 maart jl. plaatsvond.

Tijdens dat Algemeen Overleg heb ik mijn zorg uitgesproken over de situatie in het Grote Merengebied in het algemeen en Rwanda in het bijzonder. In dit verband noemde ik ondermeer de veiligheidssituatie met name in het Noordwesten van het land, de slechte mensenrechtensituatie en het ontbreken van een rechtsstaat. Ik vermeldde, mij in mijn gesprekken met de Rwandese autoriteiten kritisch opgesteld te hebben naar aanleiding van de ontwikkelingen in Noordwest Rwanda en te hebben aangedrongen op beheersing in de pogingen het geweld te beteugelen.

De regering van Rwanda stelt de situatie in het Noordwesten geleidelijk onder controle te krijgen. In sommige zones keren binnenlands ontheemden voorzichtig naar hun dorpen terug. Terreuraanslagen door rebellen gaan voort, maar zij zouden geen terreinwinst boeken en weinig steun van de plaatselijke bevolking ontvangen.

Het geweld is echter verre van afgenomen. Na de genocide in 1994 hebben er tal van infiltraties plaatsgevonden uit de kampen over de grens, welke er op gericht waren Rwanda te destabiliseren en vele slachtoffers maakten onder de bevolking. Dit leidde tot harde reacties van het leger. Na de terugkeer van vluchtelingen, eind 1996, is een nieuwe situatie ontstaan, waarin infiltraties samengingen met een binnenlandse guerilla en onverminderd harde reacties zijdens het leger. Het land is gewikkeld in een gruwelijke strijd op leven en dood met onverzoenlijke elementen. Dat leidt tot vele schendingen van mensenrechten aan beide zijden.

Naar aanleiding van een brief die ik aan mijn EU-collega ministers over de zorgwekkende toestand in Rwanda zond1, heeft de Ontwikkelingsraad van de Europese Unie op 18 mei jl. de situatie besproken, mede met het oog op een ministeriële donorbijeenkomst over Rwanda op 19 mei (eveneens in Brussel) en met het oog op een onder auspiciën van de Wereldbank belegde bijeenkomst op 2 en 3 juni in Stockholm, waar macro-economische ontwikkelingen en de schuldensituatie in Rwanda aan de orde zouden komen.

Tijdens de discussie in de Ontwikkelingsraad werd afgesproken dat de komende donorconferenties zouden worden gebruikt als een forum waar ontwikkelingselementen én politieke overwegingen in samenhang worden besproken.

Bij de bijeenkomst van 19 mei was ook de Vice President van Rwanda, Kagame, aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst werden door donoren kritische vragen gesteld over de veiligheidssituatie in Noordwest Rwanda, over het vredesproces en de mensenrechten, incl. de opschorting van de VN-mensenrechtenoperatie (HRFOR), en over het democratiseringsproces.

Vice-President Kagame plaatste de problemen op het terrein van de mensenrechten en de veiligheid in historisch perspectief van etnisch geweld. Hij stelde dat het vinden van een stabiele oplossing afhangt van de voortgang op andere terreinen zoals bevordering van justitie, mensenrechten, armoedebestrijding en onderwijs. Hij vroeg hiervoor begrip bij donoren en riep op tot steun voor een langere termijn. Ten aanzien van de situatie in het Noordwesten gaf hij aan bereid te zijn tot een dialoog met de opponenten, maar niet met personen die vanuit ideologisch perspectief uit zijn op een genocide.

In reactie op Vice-President Kagame's oproep bleek in Brussel dat de meeste donoren van mening zijn dat internationale steun voor Rwanda onontbeerlijk is. Op het moment dat de internationale gemeenschap zich van Rwanda zou afkeren, zou dit immers de wederopbouw en het verzoeningsproces kunnen frustreren en het geweld bevorderen.

Deze positie kwam tot uitdrukking in ruime toezeggingen van de zijde van donoren tijdens de conferentie op 2 en 3 juni te Stockholm, waar Rwanda's schuldenpositie en de instelling van een multilateraal schuldenfonds centraal stonden. Ook hier werden vragen gesteld, doch de donorgemeenschap achtte de antwoorden bevredigend, en zag geen andere weg dan het voortzetten van de steun. Tijdens deze conferentie zijn toezeggingen gedaan tot een bedrag van US$ 250 miljoen voor de ontwikkeling van Rwanda op middellange termijn. Hierdoor wordt Rwanda in de gelegenheid gesteld in samenwerking met de Wereldbank en het IMF een structureel aanpassingsprogramma op te zetten en zich te kwalificeren voor het HIPC-(highly indebted poor countries) initiatief. Nederland heeft geen nieuwe toezegging gedaan, doch de tijdens mijn bezoek in oktober 1997 aangekondigde reservering van US$ 25 miljoen voor macro-economische steun, inclusief schuldverlichting, herbevestigd.

In Stockholm is, op initiatief van Nederland, aan de Rwandese autoriteiten voorgesteld halfjaarlijkse bijeenkomsten te organiseren met de internationale instellingen en met donoren. Tijdens die bijeenkomsten zou de voortgang van het proces, zowel op economisch en sociaal gebied als met betrekking tot vrede en verzoening, kunnen worden besproken. Dit voorstel werd breed verwelkomd. De Rwandese regering heeft toegezegd er binnenkort op te reageren.

De discussie in een dergelijk multilateraal overleg zou niet alleen over de internationale steun moeten gaan, doch ook over de voorwaarden waaronder deze kan plaatsvinden. Die voorwaarden liggen wat ons betreft in eerste instantie op het terrein van de mensenrechten. Dat geldt ook voor de bilaterale Nederlands hulp. Die is er niet alleen door geconditioneerd, doch ook zelf gericht op het versterken van de capaciteit van de Rwandese autoriteiten om een rechtsstaat te vestigen. Dat zou uiteindelijk niet alleen in veiligheid maar ook in een nieuwe vorm van vreedzaam samenleven moeten uitmonden en, zo mogelijk, in verzoening. Suggesties bij diverse gelegenheden door mij gedaan om een minimale veiligheid tot stand te brengen met buitenlandse steun, bijvoorbeeld uit Afrikaanse landen en westerse financiering, en de daardoor te creëren gelegenheid te gebruiken om gesprekken te houden tussen de regering en acceptabele vertegenwoordigers van de oppositie, zijn tot nu toe niet verwelkomd. Dit is ook moeilijk, reeds omdat personen die niet mede verantwoordelijk worden geacht voor de genocide en toch vertrouwen genieten onder de tegenstanders van het regime die de wapens hebben opgenomen, nauwelijks te vinden zijn.

Zoals in mijn brief van 6 november jl. aangegeven, zal de samenwerking met Rwanda zich blijven richten op ondersteuning van herstel en wederopbouw, in het bijzonder gericht op de reïntegratie en rehabilitatie van teruggekeerde vluchtelingen, ontheemden en nabestaanden van de slachtoffers van de genocide. Ook het herstel van de tengevolge van de genocide verloren gegane capaciteit van het bestuur en van de civiele samenleving blijft centraal staan, om beleid mogelijk te maken, gericht op recht, pluriformiteit en duurzame ontwikkeling. Daarbij gaat veel aandacht uit naar de capaciteitsopbouw in de justitiesector. Dat is een voorwaarde voor het doorbreken van de cultuur van straffeloosheid en de totstandkoming van een rechtsstaat. Recent heb ik besloten binnen het destijds toegezegde bedrag verder steun te geven aan de opbouw van het justitiële stelsel alsmede aan rechtsbijstand voor genocideverdachten.

Ten behoeve van de verlichting van de zorgwekkende humanitaire situatie in cachots en gevangenissen is, zoals ook in mijn brief van 6 november jl. en het Algemeen Overleg van 24 maart jl. genoemd, overleg geweest over de financiering van een nieuwe gevangenis en de voedselvoorziening aan cachots en gevangenissen. Met de Rwandese autoriteiten is inmiddels een principe-overeenkomst bereikt over de bouw van de nieuwe gevangenis, waarbij het Internationale Comité van het Rode Kruis technische assistentie zal leveren. Met de Rwandese autoriteiten is afgesproken dat de nieuwe gevangenis zal worden gebruikt voor de hechtenis van uit de cachots overgebrachte gevangenen. De cachots kunnen dan weer voor hun oorspronkelijke doel (kortdurende detentie) worden gebruikt. Ik ben nu in afwachting van een concreet voorstel van Rwandese zijde voor de bouw van de gevangenis.

Daarnaast is het Internationale Comité van het Rode Kruis op de hoogte gesteld van onze bereidheid tot het geven van financiële steun voor haar activiteiten op het terrein van de voedselvoorziening aan cachots en gevangenissen in de tweede helft van 1998, wanneer het ICRC daarvoor geen fondsen meer mocht hebben.

Een ander element van de samenwerkingsrelatie met Rwanda betreft het demobilisatieprogramma, waarmee scheidende soldaten uit het regeringsleger en het ex-FAR een sociaal-economisch perspectief wordt geboden, hetgeen kan bijdragen aan het bevorderen van de maatschappelijke rust en politieke stabiliteit.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

J. P. Pronk

BIJLAGE NEDERLANDSE HULP AAN RWANDA 1996–1998

Toegezegd

US$ 110 miljoen (NLG 200 miljoen) Ronde Tafel Conferentie Genève, juni 1996

US$ 10 miljoen (NLG 20 miljoen) Rwanda Donor Conferentie, december 1996.

(x NGL 1 miljoen)

Categorieverplichtingenuitgaven vanaf juni 1996uitgaven 1997uitgaven 1998 (juni 1998)
Reïntegratie en rehabilitatie6013356
Capaciteitsopbouw, incl. justitie-sector en Internationaal Rwanda Tribunaal451215
Demobilisatie204
Multisectoraal districtsprogramma30
Macro-economische steun incl. schuldverlichting65787
Totaal220205928*

* In 1998 zullen naar verwachting nog uitgaven worden gerealiseerd van NLG 27 miljoen, verdeeld over bovenstaande categorieën.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven