nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 6 december 1995
Zoals ik u heb toegezegd in mijn brief van 21 augustus (23 727, nr.
18), stuur ik u bijgaand het officiële verslag van het VN-Ontwikkelingsfonds
over de mid term review van de Ronde Tafelconferentie voor Rwanda, gehouden
te Kigali op 6 en 7 juli 1995.
Een belangrijk onderwerp van discussie tijdens de mid term review was
de terugkeer en herintegratie van Rwandese vluchtelingen. Kort nadien volgde
de gedwongen uitzetting van Rwandese vluchtelingen uit Zaïre. Recentelijk
hebben echter met betrekking tot de repatriëring van vluchtelingen enkele
bemoedigende ontwikkelingen plaatsgevonden.
In de eerste plaats heeft president Mobutu van Zaïre bekend gemaakt
dat de Rwandese vluchtelingen die thans in Zaïre verblijven, niet per
31 december 1995 het land zullen worden uitgezet. Daarnaast vond op 28 en
29 november 1995 een regionale conferentie plaats te Caïro, Egypte onder
leiding van voormalig president Carter van de Verenigde Staten en aartsbisschop
Tutu van Zuid-Afrika. De presidenten van Uganda, Rwanda, Burundi en Zaïre
alsook een vertegenwoordiger van Tanzania ondertekenden een slotverklaring
waarin ondermeer de volgende principes zijn opgenomen:
– het aanbrengen van een scheiding tussen extremistische krachten
en de Rwandezen in de vluchtelingenkampen die terugkeren naar Rwanda;
– het tegengaan van militaire trainingen en wapenleveranties aan
milities of soldaten van het voormalige Rwandese regeringsleger;
– de bereidheid van de Rwandese regering om alle vluchtelingen op
te nemen in de Rwandese samenleving en de garantie van veiligheid voor alle
teruggekeerde Rwandezen.
Volgens de deelnemers aan de conferentie zouden er geen grote belemmeringen
zijn voor de terugkeer van tenminste 10 000 Rwandezen per dag.
Ter informatie voeg ik een kopie van de verklaring van Caïro bij.1
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
J. P. Pronk