23 726
Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met een nadere afstemming tussen de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 maart 1995

Tijdens de plenaire behandeling van het bovengenoemde wetsvoorstel op 22 februari 1995 heb ik toegezegd Uw Kamer nog op twee punten schriftelijk te informeren.

De heer van de Berg (SGP) vroeg of het woord «bindende» in het begrip «bindende aanwijzing» in artikel 8.31a van het voorstel, een speciale betekenis heeft.

De begrippen «aanwijzing» en «bindende aanwijzing» worden allebei gebruikt in de Nederlandse regelgeving. Voor zover ik kan overzien is er geen verschil in betekenis.

In het voorgestelde artikel 8.31a van de Wet milieubeheer en de voorgestelde spiegelbeeldbepaling artikel 7e van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) is voor «bindende aanwijzing» gekozen omdat die term ook wordt gebruikt in artikel 7d van de WVO, dat een vergelijkbare regeling kent. Ook artikel 8.27, eerste lid, van de Wet milieubeheer gebruikt de term bindende aanwijzing.

De heer Te Veldhuis (VVD) schetste de situatie dat een waterkwaliteitsbeheerder en een gemeente het oneens zijn over de voorzieningen die in een bedrijf aanwezig moeten zijn. Een daarop volgende aanwijzing, waarbij gedeputeerde staten ten faveure van de waterkwaliteitsbeheerder beslist, kan betekenen dat de gemeente voorschriften aan een milieuvergunning moet verbinden, die zij zelf onnodig vindt. Het is dan vervelend als vervolgens een rechter zou beslissen dat de gemeente ook nog schadeplichtig is jegens het bedrijf dat investeringen moet doen.

Overigens komt het niet vaak voor dat voorschriften worden gesteld die zo onevenredig zwaar zijn dat daar schadevergoeding tegenover moet staan.

In aanvulling op hetgeen ik tijdens de behandeling heb gezegd, meld ik u dat een gemeente te allen tijde de toekenning van een schadevergoeding kan voorleggen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Indien deze instemt met de toekenning betaalt het Rijk de schadevergoeding.

Ik verwacht niet dat in de geschetste zeldzame situatie zal worden geoordeeld dat de gemeente de schade zelf maar moet dragen.

Er is niet voorzien in de mogelijkheid om de kosten van schadevergoeding eventueel af te wentelen op de provincie of de waterkwaliteitsbeheerder. Als het Rijk betaalt zal de gemeente daaraan ook niet zoveel behoefte hebben.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven