23 725
Herziening van het adviesstelsel

nr. 23
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 juni 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft de volgende lijst van vragen opgesteld over de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 1 mei 1997 inzake de eindrapportage herziening adviesstelsel (23 725, nr. 22).

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft de vragen beantwoord bij brief van 26 juni 1997.

De vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De waarnemend griffier van de commissie,

Van Hezik

1

Kan de regering aangeven op welke min of meer feitelijke onderdelen de voorgaande rapportages zijn bijgesteld?

Gaande het proces van herziening van het adviesstelsel is het in een enkel geval nodig gebleken om min of meer feitelijke onderdelen van de voortgangsrapportages te actualiseren. Het betreft dan korrekties ten opzichte van datgene wat in voorgaande voortgangsrapportages naar voren is gebracht; zij zijn in de voortgangsrapportages steeds expliciet aangegeven. Zo is bijvoorbeeld de vierde voortgangsrapportage geactualiseerd ten opzichte van de eerste voortgangsrapportage gegeven ten aanzien van de adviescolleges waarop de Herzieningswet adviescolleges van toepassing zou zijn.

Met het volgen en weergeven van (feitelijke) ontwikkelingen heeft het kabinet getracht de Kamer een zo volledig mogelijk beeld te geven van het verloop van de herzieningsoperatie. Juist ook om die reden is op verschillende momenten in afzonderlijke bijlagen de actuele stand van zaken met betrekking tot verschillende onderdelen van het herzienings-proces weergegeven. Deze werkwijze is ook gevolgd in het eindrapport. Het eindrapport bevat dan ook geen gegevens die als het ware «uit de lucht komen vallen» en ten onrechte een explicitering ontberen. In vergelijking met voorgaande rapportages geeft de eindrapportage een (overigens bescheiden) verwerking van de ontwikkelingen aan waar het gaat om het totaal aantal leden van de adviescolleges, het totaal van de geraamde kosten, de totale personele omvang van de secretariaats-functie en de uiteindelijke stand van zaken met betrekking tot de evenredige deelneming.

2

Is het voorstel voor een Adviesraad Internationale Vraagstukken reeds voorgelegd aan de ministerraad? Zal deze Adviesraad ook daadwerkelijk per 1 januari 1998 ingesteld zijn?

Ja. Het voorstel voor de instelling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken is op 27 maart 1997 door de ministerraad aanvaard en vervolgens voor spoedadvies voorgelegd aan de Raad van State. Of de Adviesraad Internationale Vraagstukken daadwerkelijk per 1 januari 1998 ingesteld zal zijn, is mede afhankelijk van het tijdstip van advisering door de Raad van State en – na indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer – van de voortgang in de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel.

3

Heeft de herijking van het buitenlands beleid inmiddels voldoende duidelijkheid opgeleverd om een adequate advisering in de geest van de Kaderwet adviescolleges te verwezenlijken?

Ja. Door de herijking van het buitenlands beleid is de samenhang benadrukt tussen de verschillende terreinen van het buitenlandse beleid. Hierdoor is de behoefte duidelijk geworden aan integratie van de beleidsadvisering. Met de instelling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken wordt beoogd een bundeling van de beleidsadvisering tot stand te brengen. Het streven is geïntegreerde beleidsadvisering te combineren met het behoud van specifieke deskundigheid.

4

Wanneer komt de aangekondigde wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving tot stand?

Het desbetreffende wijzigingsvoorstel ligt thans voor advies bij de Raad van State.

5

Wilt u het jaarlijks overzicht van tijdelijke adviescolleges ook aan de Kamer zenden?

Ja.

6

De deelneming van het aantal vrouwen in de nieuwe adviescolleges is redelijk te noemen. Denkt de regering dat instanties als Top Link, die zich bezighouden met de werving van vrouwen, daar aan bijgedragen hebben?

Langs twee lijnen is getracht de deelname van voldoende vrouwen te verzekeren, dat wil zeggen een evenredige deelneming op basis van het gekwalificeerde aanbod. In de eerste plaats zijn de ten aanzien van de samenstelling van adviescolleges adviserende en benoemende instanties in contact gebracht met Top Link, dat op basis daarvan – en overigens ook op grond van eigen initiatieven – een aantal bemiddelingsopdrachten op dit terrein ontving en uitvoerde. In de tweede plaats functioneerde in de loop van 1996 onder auspiciën van minister Melkert en mij een speciale helpdesk om de adviserende en benoemende instanties bij te staan in hun zoekactiviteiten. Hierbij is waar mogelijk samengewerkt met Top Link.

7

Ziet de regering mogelijkheden om de oprichting van soortgelijke instanties voor minderheden te stimuleren?

Op 12 mei jl. is bij het Nota-overleg over ondermeer het Jaaroverzicht Integratiebeleid minderheden, de motie Dankers (25 001, nr. 18) ingediend. Deze motie nodigt de regering uit om «naar analogie van het project Top Link dat tot doel heeft hogere bestuurs- en management-functies door meer vrouwen te laten vervullen, een databank voor geïnteresseerde hoger opgeleide leden van minderheidsgroepen op te (doen) zetten». In het schriftelijk antwoord op 30 mei jl. over deze motie merkt de regering over deze motie het volgende op: «Het is twijfelachtig of een databank naar analogie van Top Link zich leent voor de doelgroep van hoger opgeleide etnische minderheden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bereid om in overleg met de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met arbeidsvoorziening nog dit jaar een marktverkenning te starten waarin aan de orde zullen zijn een verkenning van vraag en aanbod, een inventarisatie van bestaande initiatieven en mogelijke leemten. Op basis hiervan zal een antwoord worden gegeven op de vraag of en in welke mate op dit terrein voor de rijksoverheid een rol is weggelegd zonder dat dit de bestaande (al dan niet commerciële) dienstverlening op dit gebied verstoort. Het zal dus niet primair gaan om de vorm. De regering verzoekt deze motie daarom aan te houden. Voor alle duidelijkheid zij erop gewezen dat Top Link, met subsidie van VWS, BiZa en SZW/DCE, tot en met 1997 uitsluitend gericht is op de bemiddeling van vrouwen voor onbetaalde bestuursfuncties (bij voorkeur landelijke en in prestigieuze gevallen ook wel eens regionale besturen), adviesorganen en commissariaten».

Ik stel mij voor dat in het hierboven aangekondigde onderzoek ook de mogelijkheden worden verkend dat Top Link ook bemiddelt voor leden van minderheden bij het vervullen van vacatures bij adviesorganen.

8

Is de Expertisecommissie evenredige deelneming een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges.

Neen. De nog in te stellen «Tijdelijke expertisecommissie emancipatie in het nieuwe adviesstelsel» heeft niet tot taak de regering te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid. De adviescolleges in het nieuwe stelsel zijn zelf verantwoordelijk voor het meewegen van de emancipatie-aspecten van het beleid waarover zij adviseren. De expertisecommissie staat hen hierin bij in een consultancy-rol.

9

Kan de Kamer op de derde dinsdag van september ook een algemeen overzicht ontvangen van de werkprogramma's van adviescolleges, tezamen met een overzicht van de uitgaven voor adviescolleges.

De Kaderwet adviescolleges bepaalt dat de uitgaven voor adviescolleges worden opgenomen in de departementale begrotingen. Dit drukt de – welbewust in de Kaderwet neergelegde – verantwoordelijkheid van de vakministers op dit punt uit. De Kamer kan op zichzelf via de departementale begrotingen kennis nemen van de ontwikkelingen ter zake. Er is echter geen bezwaar om deze gebundelde informatie ter kennisneming aan de Kamer te zenden.

Voor het in de eindrapportage genoemde overzicht van werkprogramma's – ten slotte – geldt dat dat overzicht wordt opgesteld in een fase waarin de wederzijdse uitwisseling van gegevens over de werkprogrammering een functie kan hebben bij de onderlinge afstemming van werkprogramma's. Het betreft dus niet een volledige set van door de resp. ministers vastgestelde werkprogramma's. Van de vastgestelde werkprogramma's kan de Kamer kennis nemen op de derde dinsdag van september (zie artikel 26 van de Kaderwet adviescolleges).


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Vacature VVD, V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Feenstra (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven