Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 23706 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 23706 nr. 7 |
Ontvangen 25 juni 1996
In het wetsvoorstel worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «hij die het in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, bedoelde examen of proeve van bekwaamheid heeft afgelegd» vervangen door: degene die voldoet aan een van de voorwaarden, genoemd in artikel 5, tweede lid, onder a.
2. Aan onderdeel a wordt na «notariële werkzaamheden verricht» toegevoegd: , alsmede hij die geen notaris zijnde het notarisambt waarneemt.
3. In de onderdelen c en f wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
4. In onderdeel d wordt na «registers,» ingevoegd: afschriften,.
5. Na onderdeel e wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
f. deeltijd: de werktijd die korter is dan de volledige werktijd die geldt voor de burgerlijke rijksambtenaren, werkzaam op de ministeries;
In artikel 3, tweede lid, derde volzin, wordt na «kennis neem» toegevoegd: en dat ik voorts, middellijk noch onmiddellijk, onder enige naam of voorwendsel, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.
Artikel 4, eerste lid, wordt «De notaris draagt er zorg voor dat binnen een week na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf worden neergelegd» vervangen door: De notaris deponeert terstond na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel b, worden de aanduidingen «i», «ii», «iii» en «iv» vervangen door onderscheidenlijk: 1°, 2°, 3° en 4°.
2. In het tweede lid wordt aan het slot van onderdeel b ingevoegd: alsmede.
3. In het tweede lid, onderdeel c, worden de aanduidingen «i» en «ii» vervangen door onderscheidenlijk «1°» en «2°» en vervalt: (Stb. 1955, 395).
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «ondernemingsplan» en «artikel 5» telkens een komma ingevoegd.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «inlichtingen in te winnen bij het Bureau financieel toezicht notarissen als bedoeld in artikel 104» vervangen door: inlichtingen in te winnen bij de broederschap en het Bureau financieel toezicht notarissen, bedoeld in artikel 104.
3. In het derde lid wordt «worden nadere voorschriften gegeven» vervangen door: worden nadere regels gesteld.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:
4. Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «besluit» vervangen door: beschikking.
2. In het derde lid wordt «hem bekende feiten» vervangen door: eventuele aan hen bekende feiten.
3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt in de eerste volzin na «indien hierdoor» toegevoegd: zijn onpartijdigheid of
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «een maand» vervangen door: zes weken.
3. In het vijfde lid wordt in de eerste volzin «een bindende uitspraak te doen over de vraag of deze nevenbetrekking op bezwaar zal stuiten» vervangen door «een beslissing te nemen over de vraag of de uitoefening van deze nevenbetrekking toelaatbaar is» en wordt in de tweede volzin «Lid 3» vervangen door: Het derde lid.
4. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Op de behandeling van de zaak bij de kamer van toezicht en bij het gerechtshof zijn de artikelen 96, 97 en 99 van overeenkomstige toepassing.
In artikel 12 wordt de eerste volzin vervangen door: Het is de notaris toegestaan buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden te verrichten, mits op het grondgebied van Nederland.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:
2. De aangewezen notaris treedt met ingang van de dag van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger met betrekking tot de bijzondere rekeningen, bedoeld in artikel 22. Hij stelt de kredietinstelling terstond van zijn aanwijzing in kennis.
2. Voor het eerste lid wordt het cijfer 1 geplaatst.
Na het opschrift van Titel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Aan artikel 15 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
4. De notaris mag een samenwerkingsverband met andere beroepsgroepen aangaan, mits hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed en de eer en het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld met betrekking tot de samenwerking met andere beroepsgroepen.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, derde volzin, wordt «directeur» vervangen door: bestuurder.
2. In het derde lid wordt «eerste lid» vervangen door: eerste lid, eerste en tweede volzin,
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt de punt vervangen door een puntkomma en wordt toegevoegd: de verboden begunstiging is nietig.
2. In het eerste lid wordt de tweede volzin vervangen door: Een benoeming tot executeur-testamentair is geen verboden begunstiging.
In artikel 20, tweede lid, worden de aanduidingen «1°», «2°» en «3°» vervangen door onderscheidenlijk: a, b en c.
In artikel 21, eerste lid, eerste volzin, wordt «zijn kantoorvermogen» vervangen door: het kantoorvermogen.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «Wet toezicht kredietwezen (Stb. 1978, 255)» vervangen door Wet toezicht kredietwezen 1992.
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «waarop uitsluitend gelden kunnen worden gestort» vervangen door: die uitsluitend bestemd zijn voor gelden.
3. In het derde lid wordt de tweede volzin vervangen door: De notaris of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere notaris, is verplicht een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen, en hij is ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
4. In het vijfde lid, tweede volzin, wordt «die overeenkomstig artikel 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan» vervangen door: die overeenkomstig de artikelen 476a en 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan.
In artikel 24, tweede lid, eerste volzin, wordt «dertig dagen» vervangen door «zes weken».
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «notariële werkzaamheden heeft verricht» ingevoegd: , welke periode in geval van werkzaamheid in deeltijd naar evenredigheid wordt verlengd,.
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «i en ii» vervangen door «1° en 2°» en «i,» door: 1°,.
3. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «de in het eerste lid bedoelde gevallen» vervangen door: de in artikel 25 bedoelde gevallen.
In artikel 28, eerste lid, derde volzin, wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, derde volzin, wordt «de proeve van bekwaamheid» vervangen door: dan wel een EG-verklaring.
2. In het tweede lid, onder a, wordt «jaar, dag en plaats van geboorte» vervangen door: datum en plaats van geboorte.
3. Het zevende lid vervalt.
4. Het achtste lid wordt vernummerd tot zevende lid en komt te luiden:
7. Tegen een weigering tot afgifte van een verklaring als bedoeld in het zesde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de kamer van toezicht.
Artikel 32 komt te luiden:
Tegen een beslissing op grond van de verordening, bedoeld in artikel 30, tweede lid, kan een belanghebbende administratief beroep instellen bij de commissie van toezicht.
Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: in minuut op te maken en.
2. In het tweede lid, eerste volzin, en het derde lid wordt «dat zij in orginali is verleden» vervangen door: dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven.
3. In het vierde lid wordt «in orginali is verleden» vervangen door: aan de volmachtgever is uitgegeven.
4. In het vierde lid wordt na «artikel 3» ingevoegd: van de.
In artikel 35, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Hij stelt de identiteit van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of van een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 en vermeldt de aard en het nummer daarvan in de akte.
In artikel 36, tweede lid, onderdeel c, wordt «de onder a. en b. bedoelde gegevens» vervangen door: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens.
In artikel 37, tweede lid, tweede volzin, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven» vervangen door: Bij verordening worden regels gesteld.
Artikel 38 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, derde volzin, wordt «bedigde» vervangen door: beëdigde.
2. In het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen door: In dat geval wordt de tekst in de ene taal gevolgd door de tekst in een andere taal.
Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onmiddellijk daarna ondertekent de notaris de akte.
2. In het vierde lid, derde volzin, wordt «wordt door de getuigen ondertekend» vervangen door: wordt door de getuigen en de notaris onmiddellijk na voorlezing ondertekend.
3. In het vierde lid vervalt de vierde volzin.
4. In het vierde lid, vijfde volzin, wordt «het uur en de minuut daarvan» vervangen door: het uur en de minuut van die ondertekening.
5. In het zesde lid wordt «voorschriften van de tweede en derde volzin van het eerste lid, het tweede lid en de eerste en tweede volzin van het vierde lid» vervangen door: voorschriften van het tweede lid en de eerste tot en met vijfde volzin van het vierde lid.
6. In het zesde lid wordt «geist» vervangen door: geëist.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «Voor zover bij de wet niet anders is bepaald» vervangen door: Voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald.
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «tot zijn protocol behorende akten» vervangen door: tot zijn protocol behorende notariële akten.
3. In het tweede lid wordt «de akte» vervangen door: een akte.
Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de punt vervangen door een puntkomma.
2. Aan het tweede lid wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. testamenten.
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «Het zegel wordt door een stempel aangebracht» vervangen door: Een afdruk van het zegel wordt aangebracht.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «op te maken» vervangen door: uit te geven.
3. In het eerste lid, vierde volzin, wordt na «handeling» en na «Rechtsvordering» telkens een komma ingevoegd.
In artikel 48, derde lid, wordt «de griffier» vervangen door: de president.
In artikel 49 wordt «vastgesteld» vervangen door: gesteld.
In artikel 50 vervallen de aanduiding «1.» voor het eerste lid alsmede het tweede lid.
Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «op welke wijze het tarief is berekend dan wel hoe de in artikel 50, eerste lid, bedoelde regeling is toegepast» vervangen door: op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «ring» ingevoegd:, bedoeld in artikel 78, eerste lid,.
3. Het tweede lid, derde volzin, derde en vierde lid vervallen.
In artikel 52, eerste lid, vervalt de tweede volzin en wordt in de derde volzin «als bedoeld om» vervangen door: , bedoeld in.
In artikel 54, eerste lid, wordt na «minuten,» ingevoegd: afschriften, bedoeld in artikel 34, tweede lid,.
Artikel 55 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 5 van de Archiefwet 1962» vervangen door: artikel 12 van de Archiefwet 1995.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 56, tweede volzin, wordt «De gezamenlijke» vervangen door: Alle.
In artikel 61, derde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Daartoe zijn ook gezamenlijk bevoegd de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en een van de andere leden van het bestuur.
In artikel 64, eerste volzin, wordt «het het» vervangen door: het.
In artikel 67, eerste lid, tweede volzin, wordt «een jaar» vervangen door: twee jaren.
In artikel 76 wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
In artikel 80, derde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Daartoe zijn ook gezamenlijk bevoegd de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en een van de andere leden van het ringbestuur.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «waarin» vervangen door: waarvan.
2. In het tweede lid, derde volzin, wordt na «verordening» en na «notarissen» telkens een komma ingevoegd.
Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste tot en met derde lid komen te luiden:
1. Een verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan het bestuur van de broederschap gelegenheid tot overleg is geboden.
2. Het besluit omtrent goedkeuring wordt met redenen omkleed en binnen dertien weken na de verzending ter goedkeuring bekendgemaakt aan het bestuur van de broederschap. Het nemen van het besluit omtrent goedkeuring kan eenmaal voor ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
3. Een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn genomen, indien binnen de in het tweede lid genoemde termijn geen besluit omtrent goedkeuring of geen besluit tot verdaging, dan wel binnen de termijn waarvoor het besluit is verdaagd, geen besluit omtrent goedkeuring is bekendgemaakt aan het bestuur van de broederschap.
Artikel 90 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een voorzitter en vier leden» vervangen door: een voorzitter, twee plaatsvervangende voorzitters en vier leden.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde lid wordt voor de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: De plaatsvervangende voorzitters worden door Onze Minister voor de tijd van vier jaren benoemd uit de leden van de rechtbank.
4. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt «een plaatsvervangend secretaris» vervangen door: een plaatsvervangend secretaris die aan dezelfde eisen voldoet.
5. In het zesde lid vervalt de tweede volzin.
In artikel 91, derde lid, aan het slot wordt «een voorzitter» vervangen door: de voorzitter.
Artikel 92 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «verordeningen en besluiten» vervangen door: verordeningen en andere besluiten.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «een onderzoek instellen» vervangen door: een onderzoek gelasten.
3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De voorzitter draagt de uitvoering van het onderzoek op aan een plaatsvervangend voorzitter.
4. In het derde, vierde en vijfde lid wordt «De voorzitter van de kamer van toezicht» telkens vervangen door: De voorzitter of de met het onderzoek belaste plaatsvervangend voorzitter.
5. In het zesde lid wordt «zijn onderzoek» vervangen door: het onderzoek.
6. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Een plaatsvervangend voorzitter die een onderzoek in een zaak heeft uitgevoerd, neemt geen deel aan de behandeling van die zaak door de kamer van toezicht.
Na artikel 92 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De ambtenaren van de rijksbelastingdienst zijn verplicht om van hetgeen hen bij de uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een notaris of kandidaat-notaris blijkt of meegedeeld wordt, terstond mededeling te doen aan de voorzitter van de kamer van toezicht waaronder de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris ressorteert, indien het betreft een handelen of nalaten, dat, gelet op artikel 93, eerste lid, tot een tuchtrechtelijke maatregel aanleiding kan geven.
Artikel 93 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, eerste volzin, wordt «die notaris zijn» vervangen door: die notaris of kandidaat-notaris zijn.
2. Het derde lid, tweede volzin, komt te luiden:
De president van het gerechtshof te Amsterdam deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer van toezicht, aan de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris, aan de voorzitter van de kamer van toezicht die het verzoek tot aanwijzing heeft gedaan en, indien een klacht is ingediend, aan de klager.
In artikel 94, zevende lid, wordt «een ander lid van de rechtbank» vervangen door: een plaatsvervanger.
In artikel 95, eerste volzin, wordt «rechterlijke onpartijdigheid» vervangen door: onpartijdigheid.
In artikel 97, vijfde lid, vervalt: (Stb. 1960, 541).
In artikel 98, eerste en tweede lid, wordt «bezwaar» vervangen door: bedenking.
Aan artikel 102 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In gevallen waarin een van de in artikel 98, eerste lid, onder c en d, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in het derde lid, is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheid wordt hersteld.
2. De voordracht tot een besluit krachtens het eerste lid wordt gedaan door Onze Minister. Alvorens zodanige voordracht wordt gedaan, wint Onze Minister het advies in van de kamer van toezicht of het gerechtshof die de maatregel heeft opgelegd.
In artikel 104, eerste lid, wordt «het bepaalde in de artikelen 20 en 21» vervangen door: het bepaalde in de artikelen 20, 21 en 22, eerste lid en tweede lid, derde volzin.
Artikel 105 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «accountant,» ingevoegd: dat ten minste een beoordelingskarakter draagt,.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «de daaraan ten grondslag liggende bescheiden» vervangen door: de daarmee verband houdende bescheiden.
3. In het vijfde en zesde lid wordt na «verordening» telkens een komma ingevoegd.
4. In het zevende lid wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
5. Het achtste lid vervalt.
6. Het negende wordt vernummerd tot achtste lid en komt te luiden:
8. Het Bureau verschaft Onze Minister desverlangd inlichtingen en gegevens welke met de uitvoering van de hem opgedragen taken en werkzaamheden verband houden.
7. Het tiende en elfde lid worden vernummerd tot negende en tiende lid.
Titel X vervalt.
In artikel 108 vervalt: (Stb. 1993, 775).
Na artikel 108 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
In de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds vervalt artikel 22, vierde lid.
In de Wet op het centraal testamentenregister wordt in artikel 5 «artikel 69 van de Wet op het notarisambt» vervangen door: artikel 53 van de Wet op het notarisambt.
In de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw B.W. (twaalfde gedeelte) wordt in artikel 34 «Artikel 38a derde lid van de Wet van 9 juli 1842 (Stb. 20) op het Notarisambt» vervangen door: Artikel 43, derde lid, van de Wet op het notarisambt.
Na artikel 109 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 december 1992 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (22 969), tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel 23 gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «Notarissen die» vervangen door: Notarissen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, die.
2. In de eerste volzin wordt «zijn voor de duur van het faillissement» vervangen door: zijn gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, voor de duur van het faillissement.
Na artikel 109a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1994 ingediende voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) (23 700) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, derde volzin, alsmede het tweede en derde lid vervallen.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid. In dat lid wordt «nadat de in dit artikel bedoelde procedure is doorlopen» vervangen door: nadat zij is goedgekeurd.
Artikel 88 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «kunnen bij koninklijk besluit worden geschorst of vernietigd voorzover zij met het recht of het algemeen belang strijden» vervangen door: kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. De tweede volzin komt te luiden: Onverminderd artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit niet worden vernietigd, indien zes maanden zijn verstreken nadat het is bekendgemaakt.
Aan artikel 92, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Aan artikel 104, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 110 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Zij die vóór het tijdstip van de plaatsing van deze wet in het Staatsblad naar een standplaats hebben gesolliciteerd kunnen tot het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet tot notaris worden benoemd als zij voldoen aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten.
2. In het derde lid wordt «iii en iv» vervangen door: 3° en 4°.
3. In het vierde lid wordt «ii» vervangen door: 2°.
4. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de vaststelling van de duur van de door de kandidaat-notaris vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet verrichte notariële werkzaamheden, bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 1, onderdeel f, en 28, eerste lid, tweede volzin, van toepassing.
Artikel 114 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «Notariële broederschap als bedoeld in artikel 56» vervangen door: broederschap.
2. Twee nieuwe leden worden toegevoegd, luidende:
2. Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken zijn gedurende ten hoogste drie jaar na inwerkingtreding van de wet gezamenlijk bevoegd, in afwijking van artikel 50, jaarlijks bij ministeriële regeling tarieven of een tarievenstelsel vast te stellen ter bepaling van het honorarium dat de notaris de cliënt in rekening brengt.
3. De tarieven worden zodanig vastgesteld dat een geleidelijke overgang wordt bewerkstelligd naar een vrije tariefsvorming. Daarbij wordt rekening gehouden met de notariële tarieven voor ambtshandelingen, zoals deze laatstelijk hebben gegolden krachtens artikel 59 van de statuten van de voormalige vereniging Koninklijke Notariële Broederschap.
3. Voor het eerste lid wordt het cijfer 1 geplaatst.
Artikel 115 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
2. In de tweede en derde volzin wordt «directeur» telkens vervangen door: voorzitter.
Artikel 117 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.
2. In het eerste lid wordt «van deze wet» vervangen door: van die artikelen.
In artikel 119 wordt «kan worden» vervangen door: wordt.
De onderdelen A.2, A.4, A.5, B, C, H.1, I, K, L, M, N, Q, S.1, U.2, W.1, W.2, W.3, X, AA.2, BB.1, BB.2, BB.3, BB. 5, CC.1, CC.2, DD, II.3, KK, MM, NN, PP, RR, UU, VV, WW.2, WW.3. WW.4, WW.5, XX, ZZ, DDD, EEE, MMM en NNN.2 zijn reeds toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag.
A.1, U.1. Deze wijzigingen brengen redactionele verduidelijkingen aan in de artikelen 1, onderdeel a, en 29, eerste lid. In die bepalingen wordt verwezen naar «een proeve van bekwaamheid» als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a. In laatstgenoemde bepaling wordt echter niet uitdrukkelijk over een «proeve van bekwaamheid» gesproken.
A.3, E.1, E.2, T, CC.3, EE.3, JJ, QQ, SS.2, GGG.3 en GGG.4, OOO.1, PPP.1. Deze redactionele wijzigingen brengen de artikelen 1, onderdelen c en f, 6, eerste en tweede lid, 28, eerste lid, 45, tweede lid, 47, eerste lid, 52, eerste lid, 76, 85, tweede lid, 105, vijfde, zesde en zevende lid, 115 en 117 in overeenstemming met aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).
D.1, D.3, O, S.2, MMM.2 en MMM.3. Deze redactionele wijzigingen brengen de aanduiding van en verwijzing naar enkele (sub)onderdelen in de artikelen 5, tweede lid, 20, tweede lid, 26, eerste lid, en 110, derde en vierde lid, in overeenstemming met Ar 100, onderdeel a.
D.2. Ook dit is een louter redactionele wijziging. Zoals dit reeds is gebeurd aan het slot van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, moet aan het slot van onderdeel b nog het woord «alsmede» worden opgenomen, om tot uitdrukking te brengen van de opsommingen van de onderdelen a, b en c van het tweede lid van cumulatieve aard zijn.
D.3, X, BBB, III. In de artikelen 5, tweede lid, 35, eerste lid, 97, vijfde lid, en 108 is de aanhaling van Staatsbladnummers geschrapt in verband met Ar 86.
E.3, Z, GG. Deze redactionele wijzigingen brengt de terminologie van delegatie van regelgevende bevoegdheid in de artikelen 6, derde lid, 37, tweede lid, en 49 in overeenstemming met Ar 32 en de elders in het wetsvoorstel gehanteerde terminologie (zie bijvoorbeeld de artikelen 5, derde lid, en 90, zevende lid).
F.1. Een positieve beslissing op een verzoek tot benoeming tot notaris wordt genomen door middel van de vaststelling van een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 3. Uit doelmatigheidsoverwegingen ligt het niet in de rede dat weigeringsbeschikkingen eveneens bij koninklijk besluit moeten worden genomen. Derhalve wordt thans in artikel 7, derde lid, uitdrukkelijk vastgelegd dat een weigeringsbeschikking door de Minister van Justitie wordt genomen.
F.2, G.3. Het oorspronkelijke wetsvoorstel noemde geen termijn voor het nemen van een beslissing op een verzoek tot benoeming of een verzoek tot wijziging van vestigingsplaats. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient bij gebreke van een wettelijke beslistermijn op aanvragen binnen een redelijke termijn te worden beslist, welke redelijke termijn in ieder geval is verstreken acht weken na ontvangst van de aanvraag. In verband met de in artikel 7, tweede lid, resp. 9, derde lid, geregelde procedure op grond waarvan de broederschap en de desbetreffende kamers van toezicht binnen drie maanden een advies moeten uitbrengen over het verzoek, is een beslistermijn van acht weken te kort. Derhalve wordt in een nieuw artikel 7, vierde lid, en een nieuw artikel 9, vijfde lid, de beslistermijn voor beide besluiten bepaald op maximaal vijf maanden.
G.1. Deze redactionele wijziging in artikel 9, eerste lid, behelst een aanpassing aan de terminologie inzake «besluit» en «beschikking» in artikel 1:3 Awb.
G.2. Deze wijziging brengt artikel 9, derde lid, redactioneel in overeenstemming met het vergelijkbare artikel 7, tweede lid.
H.2, R. Het gerechtshof te Amsterdam is geen administratieve rechter in de zin van de Awb (vgl. art. 1:4, tweede lid, Awb). Voorts gaat het in de artikelen 10 en 24 niet om een beoordeling van een besluit van een bestuursorgaan in de zin van de Awb. De kamers van toezicht uit de Wet op het notarisambt zijn namelijk geen bestuursorgaan, maar onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die (mede) met rechtspraak zijn belast (vgl. art. 1:1, tweede lid, onder c, Awb). Deze rechtsprekende taak blijkt met name uit de artikelen 29, achtste lid, 51, derde lid, en 89 e.v.
Dit neemt niet weg dat het uit het oogpunt van harmonisatie nuttig is om de beroepstermijnen in overeenstemming te brengen met de algemene bezwaar- en beroepstermijn van zes weken in artikel 6:7 Awb. Daartoe strekken de onderhavige wijzigingen in de artikelen 10, derde lid, en 24, tweede lid. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting is artikel 24, dat handelt over schorsing van een notaris, ontleend aan artikel 16 van de Advocatenwet, dat handelt over schorsing van een advocaat. In dit verband wordt erop gewezen dat ook de beroepstermijn in artikel 16, vierde lid, van de Advocatenwet is aangepast aan de algemene beroepstermijn van de Awb (zie de wijziging van artikel 16 Advocatenwet in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel F, van de Leemtewet Awb; wet van 26 april 1995, Stb. 250).
H.3. De redactie van artikel 10, vijfde lid, is verbeterd door in de eerste volzin aansluiting te zoeken bij de redactie van het tweede lid en de tweede volzin in overeenstemming te brengen met Ar 80, eerste lid.
H.4. Door de wijziging van artikel 10, vijfde lid, worden de specifieke procesrechtelijke bepalingen van overeenkomstige toepassing verklaard, zoals ook is geschied in artikel 24, derde lid.
J. In artikel 14 is wel bepaald wat er moet gebeuren met het protocol en de overige notariële bescheiden als de notaris overlijdt, defungeert of zich buiten zijn arrondissement vestigt, maar het geeft geen regeling voor de bijzondere rekening, bedoeld in artikel 22. Daarin wordt thans voorzien.
P. Als de notaris een samenwerkingsverband met andere beroepsbeoefenaren heeft aangegaan dient de kantooradministratie, de balansen etc. van het samenwerkingsverband onder de verplichting van dit artikel te vallen. Dit wordt met de voorgestelde wijziging tot uitdrukking gebracht.
S.3. In artikel 26, tweede lid, was ten onrechte verwezen naar het eerste lid in plaats van naar artikel 25.
R. Naast de eerder toegelichte uniformering van de beroepstermijn t.o.v. de Awb is de beroepsbepaling van artikel 24, tweede lid, tekstueel geharmoniseerd t.o.v. de beroepsbepaling van artikel 10, derde lid.
U.3. Aangezien de weigering tot afgifte van een stageverklaring door de broederschap een besluit is van een bestuursorgaan, kunnen de artikel 29, zevende lid, geregelde bekendmakings- en motiveringsverplichtingen vervallen i.v.m. de artikelen 3:41 en 4:16 Awb. In lijn met de aanpassingswetgeving inzake de eerste tranche van de Awb worden in het kader van de bekendmaking van besluiten in de wetgeving geen verplichtingen meer opgenomen tot aangetekende verzending (vgl. MvT bij de Aanpassingswet Awb I; kamerstukken II 1990/91, 22 061, nr. 3, p. 19).
U.4. Het in artikel 29 geregelde beroep bij de kamer van toezicht tegen de weigering tot afgifte van een stageverklaring moet worden beschouwd als beroep bij een administratieve rechter. De hoofdstukken 6 en 7 Awb zijn derhalve van toepassing. Dit betekent dat geen beroepstermijn meer behoeft te worden geregeld: hiervoor geldt de algemene beroepstermijn van zes weken krachtens artikel 6:7 Awb. Voorts geldt dat iedere belanghebbende beroep kan instellen, hetgeen in de praktijk naar verwachting overigens steeds de kandidaat-notaris zal zijn. Alvorens beroep kan worden ingesteld, moet ingevolge artikel 7:1 Awb eerst een bezwaarschrift bij de broederschap worden ingediend.
V. Het in artikel 32 geregelde beroep bij de commissie van toezicht is administratief beroep in de zin van artikel 1:5, tweede lid, Awb. De hoofdstukken 6 en 7 Awb zijn derhalve van toepassing. Dit betekent onder andere dat geen beroepstermijn meer behoeft te worden geregeld: hiervoor geldt de algemene beroepstermijn van zes weken krachtens artikel 6:7 Awb. Ook dient administratief beroep open te staan voor alle belanghebbenden in de zin van de Awb, al zal in de praktijk naar verwachting steeds in het bijzonder de kandidaat-notaris de belanghebbende zijn. De in artikel 32 aangebrachte wijzigingen komen overeen met de aanpassingen die ingevolge de Leemtewet Awb (wet van 26 april 1995, Stb. 250) zijn aangebracht in de corresponderende artikelen 9e t/m 9h van de Advocatenwet.
Ook de andere in artikel 32 opgenomen procesrechtelijke bepalingen kunnen vervallen, aangezien de Awb daarin reeds voorziet (artikelen 2:1, 6:5, 7:16 e.v. en 7:26 Awb).
W.4. Deze wijziging van artikel 34, vierde lid, betreft een verbetering van louter redactionele aard.
X. Overeenkomstig de wijziging van artikel 25 van de huidige Wet op het notarisambt is dit artikel aangepast aan de nieuwe Wegenverkeerswet 1994.
Y. Deze redactionele wijziging van artikel 36, tweede lid, brengt de verwijzing naar onderdelen in overeenstemming met Ar 80 en met de wijze waarop elders in het wetsvoorstel naar onderdelen wordt verwezen (zie bijvoorbeeld artikel 26, eerste lid).
Z. Overeenkomstig artikel 28, derde lid, tweede volzin, van de huidige Wet op het Notarisambt is in artikel 37, tweede lid, tweede volzin, van het wetsvoorstel bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur voorschriften kunnen worden gegeven over o.a. de eisen waaraan het papier van de akte moet voldoen. De a.m.v.b. op grond van de huidige wet is nooit totstandgekomen. Omdat dit onderwerp beter bij verordening kan worden geregeld wordt voorgesteld deze bepaling te wijzigen, in die zin dat de desbetreffende regels bij verordening moeten worden gesteld.
AA.1, BB.6, OO en SS.1. In de artikelen 38, eerste lid, 39, zesde lid, 64 en 85, eerste lid, worden enkele schrijffouten hersteld.
BB.4. Deze wijziging van artikel 39, vierde lid, betreft een verbetering van louter redactionele aard.
EE.1 en EE.2. Deze wijzigingen zijn aangebracht naar aanleiding van het artikel van Prof.mr. P. H. M. Gerver in WPNR 96/6224. Door de wijziging van artikel 47, eerste lid, wordt beter tot uitdrukking gebracht dat het hier gaat om een afdruk van het zegel en niet om bijv. een lakzegel. Ook is in overeenstemming met artikel 45 van de huidige wet bepaald dat een afdruk van het zegel moet worden geplaatst op «uit te geven» akten.
FF. In de memorie van toelichting wordt ten aanzien van artikel 48, derde lid, opgemerkt dat dit lid overeenkomt met het bepaalde in artikel 46 van de huidige wet. Dit is evenwel niet het geval. Door de voorgestelde wijziging is dit artikel wel in overeenstemming met artikel 46.
HH, JJ, GGG.5 en GGG.6. Sedert de totstandkoming van de Wet afschaffing adviesverplichtingen (wet van 10 juli 1995, Stb. 355) worden in de wetgeving geen adviesverplichtingen meer opgenomen t.a.v. ontwerp-regelgeving en andere algemene beleidsvoornemens. In lijn hiermee zijn de artikelen 50, tweede lid, 52, eerste lid, tweede volzin, en – voor zover op ontwerp-regelgeving betrekking hebbende – 105, achtste lid alsmede 105, negende lid, geschrapt. Uiteraard blijft het ook zonder een wettelijke verplichting mogelijk – en vaak ook wenselijk – om over een ontwerp-amvb ex artikel 50 of 52 of een ontwerp-ministeriële regeling ex artikel 22, zevende lid, of 114, tweede lid, de broederschap c.q. het Bureau financieel toezicht notarissen te consulteren. Hetzelfde geldt voor alle andere onderwerpen waarover de minister advies behoeft in verband met de uitvoering van de wet.
De tweede volzin van artikel 105, achtste lid, dat een specifieke verplichting aan het Bureau financieel toezicht notarissen oplegde om aan de minister inlichtingen te verschaffen, is vervangen door een algemene inlichtingenplicht, opgenomen in het negende lid.
II.1. Artikel 51, eerste lid, verplicht de notaris een rekening op te maken van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten. Dit artikel is in alle situaties van toepassing, dus zowel in de situatie dat er sprake is van vrije tarieven, als in de situatie dat er bij a.m.v.b. op grond van de artikelen 50 of 52, eerste lid, of bij ministeriële regeling op grond van artikel 114, tweede lid, tarieven of regels zijn gesteld ter bepaling van het honorarium. Mede in verband met de nieuwe overgangsbepaling van artikel 114, tweede lid, moet artikel 51, eerste lid, worden gewijzigd, om tot uitdrukking te brengen dat de verplichting van de notaris tot het opmaken van een declaratie ook geldt in de situatie dat de overgangsregeling van toepassing is.
II.2. In artikel 51, tweede lid, komen de woorden «de ring» voor, terwijl uit het voorafgaande niet blijkt wat een ring is. Derhalve wordt in het artikel een verwijzing naar 78, eerste lid, opgenomen.
II.3. De beslissing van de voorzitter van de ring op een geschil over een declaratie is een beschikking in de zin van de Awb. Dit betekent dat de regeling van de bekendmaking van die beschikking in artikel 51, tweede lid, derde volzin, kan vervallen, aangezien artikel 3:41 daarin reeds voorziet.
Het vervallen van het derde en vierde lid van artikel 51 is toegelicht in het algemene gedeelte van de nota naar aanleiding van het verslag.
LL. Artikel 55, dat de verhouding tussen de Wet op het notarisambt en de Archiefwetgeving regelt, is aangepast aan de nieuwe Archiefwet 1995.
TT. Deze wijziging strekt ertoe de procedurele bepalingen over de goedkeuring door de minister van verordeningen van de broederschap reeds zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de algemene regels over goedkeuring in het wetsvoorstel Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188). Het nieuw geredigeerde eerste, tweede en derde lid komen overeen met de regels in afdeling 10.2.1 van de derde tranche Awb, hetgeen betekent dat de aansluiting op de derde tranche van Awb soepel zal kunnen verlopen. Bij de inwerkingtreding van de derde tranche Awb zullen de derde volzin van het eerste lid en het tweede en derde lid kunnen vervallen. Verwezen zij naar het in deze nota van wijziging nieuw ingevoegde artikel 106 en de daarbij gegeven toelichting.
De belangrijkste aanpassing is de aansluiting bij de termijnen zoals deze worden geregeld in artikel 1A.2.1.7 Awb. Voor de bekendmaking van een besluit omtrent goedkeuring geldt ingevolge dat artikel een termijn van maximaal dertien weken met eenmalige verdagingstermijn voor nog eens maximaal drie weken. Uit het oogpunt van harmonisatie is in artikel 87 aangesloten bij deze standaardtermijnen. Een expliciete verplichting voor de broederschap tot toezending van vastgestelde verordeningen aan de minister kan worden gemist, aangezien dit reeds volgt uit de in het eerste lid opgenomen verplichting om verordeningen aan goedkeuring door de minister te onderwerpen. Evenmin behoeft het rechtsgevolg van goedkeuring te worden geregeld, aangezien uit het wezen van de goedkeuringsfiguur Awb reeds voortvloeit dat goedkeuring tot gevolg heeft dat de verordening in werking kan treden (vgl. de definitie in artikel 1A.2.1.1 Awb).
WW.1. Aangezien een verordening van de broederschap ook een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb, is het beter te spreken over «verordeningen en andere besluiten».
XX. In artikel 59 van de huidige wet is bepaald dat de ambtenaren van de rijksbelastingdienst verplicht zijn om, zodra zij een overtreding van deze wet ontdekken, daarvan proces-verbaal op te maken. Op grond van par. 117, punt 4, van de Instructie Registratie en Belastingen van Rechtsverkeer kunnen overtredingen van de Wet op het Notarisambt, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, ter kennis worden gebracht aan de voorzitter van de kamer van toezicht. Een daarmee verband houdende ontheffing van de fiscale geheimhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 67, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen was opgenomen in par. 51 van de Instructie Informatieverstrekking 1982 (IIV). Daarin was bepaald dat de ambtenaren van de rijksbelastingdienst gemachtigd zijn om van hetgeen hen bij de uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een notaris of kandidaat-notaris blijkt, bekend te maken aan de inspecteur der registratie en successie. Die inspecteur was gemachtigd om die informatie vervolgens mee te delen aan de kamer van toezicht. De inspecteur der registratie en successie beschikte aldus over veel informatie betreffende de beroepsuitoefening van het notariaat. Hij was aangewezen als contactpersoon om «klachten» over het notariaat ter kennis te brengen aan de kamer van toezicht. De IIV is ingetrokken en daarvoor in de plaats is het Voorschrift informatieverstrekking 1993 gekomen (VIV 1993), dat thans geen paragraaf inzake de verstrekking van informatie aan de kamers van toezicht bevat.
In het wetsvoorstel is ten onrechte niet een met artikel 59 van de huidige wet overeenkomende bepaling opgenomen die de ambtenaren van de rijksbelastingdienst verplicht om informatie over de notaris of de kandidaat-notaris die tot een tuchtrechtelijke maatregel aanleiding kan geven, door te geven aan de voorzitter van de kamer van toezicht. Het voorgestelde nieuwe artikel 92a voorziet daarin. Niet is overgenomen de in artikel 59 van de huidige wet opgenomen verplichting van belastingambtenaren om bij overtredingen van de Wet op het notarisambt proces-verbaal op te maken, omdat de behandeling van klachten wegens handelen in strijd met de Wet op het notarisambt thans uitsluitend door de kamers van toezicht geschiedt. In het VIV 1993 zal alsnog een paragraaf inzake de verstrekking van informatie door de ambtenaren van de rijksbelastingdienst aan de kamers van toezicht worden opgenomen. Daarin zal ook een contactpersoon worden aangewezen aan wie de ambtenaren van de Belastingdienst de informatie over de notaris of kandidaat-notaris moeten verstrekken en die die informatie ter kennis brengt aan de voorzitter van de kamer van toezicht.
AAA. Het woord «rechterlijke» in artikel 95 kan beter worden geschrapt, omdat het niets toevoegt aan het begrip «onpartijdigheid».
CCC. De term «bezwaar» heeft ingevolge de Awb de algemene betekenis van een voorziening bij het bestuursorgaan dat een besluit heeft genomen. Deze betekenis is in artikel 98 niet aan de orde. Derhalve is in plaats van «bezwaar» gekozen voor de term «bedenking».
FFF. Omdat het wenselijk is dat het toezicht van het Bureau financieel toezicht notarissen zich ook uitstrekt tot de naleving door de notaris van de bepalingen betreffende de bijzondere rekening voor cliëntengelden, is artikel 104, eerste lid, aangevuld met artikel 22, eerste lid, en tweede lid, derde volzin.
GGG.1. In artikel 105, eerste lid, is niet bepaald aan welke eisen de accountanscontrole moet voldoen. Uit de memorie van toelichting zou kunnen worden opgemaakt dat in alle gevallen een controle-opdracht aan de fungerend accountant dient te worden verstrekt. Omdat ook volstaan kan worden met een beoordelingsopdracht, is de tekst in die zin verduidelijkt. Een samenstellingsopdracht is niet voldoende, omdat dit niet een beoordelingskarakter draagt.
GGG.2. De wijziging van artikel 105, tweede lid, houdt een verruiming van de inzageverplichting van de notaris in. Bepaald is nu dat de notaris inzage moet verschaffen in de met zijn kantoor- en privéadministratie verband houdende bescheiden, dus ook in bijvoorbeeld de jaarstukken van een samenwerkingsverband waarvan de notaris deel uitmaakt. Dit is noodzakelijk om het financiële toezicht goed te kunnen uitvoeren.
HHH. Titel X, dat een algemene geheimhoudingsbepaling bevat (artikel 106), kan vervallen, aangezien artikel 2:5 Awb daarin reeds voorziet.
KKK. Als de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, zoals geregeld in het wetsvoorstel houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (kamerstukken I 1995/96, 22 969, nr. 31), van toepassing is verklaard op een notaris, moet de notaris van rechtswege in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De wijziging van artikel 23, als voornoemd wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt, strekt daartoe.
LLL. Het wetsvoorstel Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188) bevat onder andere algemene regels over goedkeuring, schorsing en vernietiging van besluiten (titel 10.2 Awb). Uit het nieuw ingevoegde artikel 106 volgt dat de artikelen 87 en 88, die ook in deze onderwerpen voorzien, worden aangepast aan de algemene regels uit de Awb op het tijdstip waarop die regels in werking treden.
De in artikel 87, eerste tot en met derde lid, beschreven procedure voor de goedkeuring van verordeningen van de broederschap door de minister kan grotendeels vervallen, aangezien afdeling 10.2.1 Awb daarin zal voorzien. De verplicht tot toezending van vastgestelde verordeningen aan de minister volgt reeds uit de – gehandhaafde – bepaling die de verordening aanwijst als een aan goedkeuring onderworpen besluit. De motiveringsplicht voor een besluit omtrent goedkeuring volgt uit artikel 3.6.1 Awb. De overlegverplichting is opgenomen in artikel 1A.2.1.6 Awb. Evenmin behoeft het rechtsgevolg van goedkeuring te worden geregeld, aangezien uit de definitie van «goedkeuring» in artikel 1A.2.1.1 Awb reeds voortvloeit dat goedkeuring tot gevolg heeft dat de verordening in werking kan treden. De termijnen die gelden voor de bekendmaking van een besluit omtrent goedkeuring zijn geregeld in artikel 1A.2.1.7 Awb. De in artikel 87, derde lid, opgenomen regeling inzake fictieve goedkeuring kan vervallen in verband met de soortgelijke regeling in artikel 1A.2.1.7 Awb. Aangezien de goedkeuringsprocedure als zodanig niet meer in artikel 87 zelf geregeld wordt, is het vierde lid (vernummerd tot tweede lid) tekstueel aangepast.
In artikel 88, eerste volzin, behoeft de schorsing niet meer uitdrukkelijk te worden geregeld, aangezien de schorsing in de derde tranche van de Awb (afdeling 10.2.3) geregeld wordt als een bevoegdheid die accessoir is aan de vernietigingsbevoegdheid. Een bestuursorgaan dat bevoegd is tot vernietiging, is ingevolge artikel 1A.2.3.1 Awb ook bevoegd tot schorsing. Evenmin behoeven de vernietigingsgronden «strijd met het recht of het algemeen belang» in de bijzondere wet te worden genoemd, aangezien artikel 1A.2.2.3 Awb daarin reeds voorziet.
De afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 Awb bevatten geen algemene bepaling die erin voorziet dat vernietiging of schorsing na afloop van een bepaalde termijn niet meer plaats mag vinden. Wel is er op dit punt een specifieke regeling met betrekking tot besluiten tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling (artikel 1A.2.2.7). Artikel 1A.2.2.7, eerste lid, bepaalt dat een besluit tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandelingen niet kan worden vernietigd, indien dertien weken zijn verstreken nadat het besluit is bekendgemaakt. Ingevolge het tweede lid blijft wel vernietiging gedurende de duur van de schorsing mogelijk (ingevolge artikel 1A.2.3.2 is de duur van de schorsing maximaal een jaar). Deze regeling is van dwingend recht en dient uiteraard ook te gelden voor besluiten in de zin van artikel 88 van de Wet op het notarisambt. Daarom is in artikel 88, tweede volzin, uitdrukkelijk vastgelegd dat artikel 1A.2.2.7 (= artikel 10:39 in de definitieve nummering) van toepassing blijft. Voor alle andere in artikel 88 bedoelde besluiten geldt in aanvulling daarop de in de tweede volzin van artikel 88 neergelegde regeling dat vernietiging (en dus ook schorsing) niet meer kan plaatsvinden als zes maanden zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit. In aansluiting op de terminologie van artikel 1A.2.2.7 is gekozen voor het tijdstip van «bekendmaking» van het besluit in plaats van het tijdstip waarop het besluit ter kennis van de minister is gekomen.
In artikel 88, tweede volzin, kunnen tenslotte de motiveringsplicht en de bepaling over de vermelding van de duur van de schorsing vervallen i.v.m. artikel 3.6.1 respectievelijk 1A.2.3.2, eerste lid, van de Awb (derde tranche).
Voorts bevat de derde tranche van de Awb algemene regels over het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften. De kamers van toezicht kunnen echter niet worden beschouwd als toezichthouders in de zin van afdeling 5.2 Awb1 , alleen al vanwege de omstandigheid dat de kamers onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen zijn, die met rechtspraak zijn belast.
Teneinde buiten twijfel te stellen dat geen sprake is van toezicht op de naleving in de zin van de Awb, wordt aan artikel 92, eerste lid, een daartoe strekkende volzin toegevoegd.
Evenmin moet het Bureau financieel toezicht notarissen worden beschouwd als een toezichthouder in de zin van de Awb. Het in de Awb geregelde toezicht op de naleving heeft betrekking op toezicht door personen. Het toezicht door bestuursorganen en andere «instanties» blijft daarbuiten. Op dit punt is het toezicht door het Bureau vergelijkbaar met het toezicht door instanties ingevolge financiële toezichtswetten als de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 e.d. In lijn met de aanpassingswetgeving inzake de derde tranche Awb wordt afdeling 5.2 Awb derhalve in artikel 104, eerste lid, uitdrukkelijk buiten toepassing verklaard.
MMM.4. Op grond van de huidige wet moet een kandidaat-notaris drie jaren op een notariskantoor werkzaam zijn geweest om voor benoeming tot notaris in aanmerking te komen en om als waarnemer te kunnen worden aangewezen (artikelen 10 en 20d). Niet geregeld is hoe in geval van werkzaamheid in deeltijd de berekening van de duur van de stage plaats vindt. Gebleken is dat de verschillende kamers van toezicht verschillende berekeningswijzen hanteren. Omdat het gewenst is dat voor alle kandidaat-notarissen die voor de inwerkingtreding van de wet in deeltijd hebben gewerkt en die voor benoeming tot notaris in aanmerking willen komen dezelfde regels gelden, zowel voor de berekening van de duur van de stage van artikel 28, als voor de berekening van de duur van de notariële werkervaring, bedoeld in artikel 110, tweede lid, is artikel 110, vijfde lid, aan het wetsvoorstel toegevoegd. De artikelen 1, onderdeel f, waarin is bepaald wat onder deeltijd wordt verstaan, en 28, eerste lid, tweede volzin, waarin is bepaald dat in geval van werkzaamheid in deeltijd de stageperiode naar evenredigheid wordt verlengd, zijn daarom van toepassing verklaard op vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet verrichte notariële werkzaamheden.
NNN.1. In artikel 114 is een redactionele vereenvoudiging aangebracht, aangezien de Notariële broederschap, bedoeld in artikel 56, reeds in gedefinieerd in artikel 1, onderdeel f.
OOO.2. In artikel 104, tweede lid, is bepaald dat het Bureau financieel toezicht een voorzitter heeft. In artikel 115, tweede en derde volzin, wordt de voorzitter van het Bureau derhalve ten onrechte als «directeur» aangeduid.
PPP. 2. In artikel 117, eerste lid, is bepaald dat bepaalde verordeningen uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet in werking moeten treden. Op grond van artikel 118 kan het tijdstip van inwerkingtreding voor de verschillende onderdelen en artikelen van de wet verschillend zijn. Daarom is het beter dat in artikel 117 wordt bepaald dat de genoemde verordeningen uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van de artikelen waarop ze zijn gebaseerd in werking treden.
QQQ. De citeertitelbepaling van artikel 119 is redactioneel aangepast aan de modelbepaling van Ar 185, tweede lid.
In het huidige wetsvoorstel is deze afdeling genummerd als afdeling 5.1. In de definitieve nummering wordt dit afdeling 5.2.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23706-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.