23 706
Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)

nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2003

In antwoord op uw brief van 28 februari jl. (zie bijlage), waarin u mij vraagt wat betreft de overgangsregeling van de notariële tarieven geen onomkeerbare stappen te ondernemen, meld ik u ter voorkoming van misverstanden, dat met het expireren van de overgangsregeling per 31 maart aanstaande de notariële tarieven voor onroerendgoedtransacties van rechtswege (automatisch) vrij zijn. Krachtens artikel 54, eerste lid, van de Wet op het notarisambt kan – na afloop van de overgangsregeling – bij algemene maatregel van bestuur een tariefregeling worden vastgesteld, voorzover dat noodzakelijk is om de continuïteit van een toegankelijke notariële dienstverlening te waarborgen. Uit de rapportage van de Commissie monitoring notariaat blijkt dat de continuïteit en toegankelijkheid van het notariaat door het gefaseerd vrijlaten van de tarieven voor onroerendgoedtransacties niet in gevaar zijn gekomen. Volgens de Commissie kunnen de tarieven voor onroerendgoedtransacties na afloop van de overgangsregeling dan ook zonder bezwaar worden vrijgelaten. Ook naar mijn mening zijn er geen aanwijzingen die duiden op dusdanige nadelige ontwikkelingen bij de notariële dienstverlening dat zij gelet op het wettelijk criterium een tariefmaatregel rechtvaardigen. Mochten de uitkomsten van het onderzoek voor de trendrapportages over relevante ontwikkeling in de juridische dienstverlening (zie mijn brief van 19 februari jl., Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 23 706, nr. 47, pagina 3), daartoe aanleiding geven, dan kan een tariefmaatregel altijd nog worden overwogen.

Ik acht het dan ook thans niet opportuun de totstandkoming van een tariefmaatregel te bevorderen. Omdat een tariefregeling op grond van artikel 54 van de Wet op het notarisambt te allen tijde mogelijk blijft worden daarmee geen onomkeerbare stappen ondernomen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE

Den Haag, 28 februari 2003

Aan de minister van Justitie

Op 20 februari jl. heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer uw brief ontvangen inzake de rapportage van de Commissie monitoring notariaat. In deze brief kondigt u mede namens uw ambtsgenoot van Economische Zaken aan dat u naar aanleiding van deze rapportage geen gronden ziet om op basis van artikel 54, tweede lid Wna, de tijdelijke regeling notariële tarieven onroerendgoedpraktijk te verlengen. Eén en ander tenzij u vóór 1 maart 2003 van de Tweede Kamer een andersluidende opvatting verneemt.

Namens de vaste commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer deel ik u mee dat de commissie er behoefte aan heeft uw brief beter te bestuderen. Gelet op het Krokusreces is het niet mogelijk deze brief en de gevolgen die u daaraan verbindt in de commissie te bespreken. De commissie vraagt u derhalve geen onomkeerbare stappen te ondernemen tot dat zij de mogelijkheid heeft gehad uw brief tijdens haar eerstvolgende procedurevergadering te bespreken. Deze vergadering zal plaatsvinden op woensdag 12 maart a.s.

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker

Naar boven