nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2002
Mede namens de minister van Economische Zaken vraag ik gaarne uw aandacht
voor het volgende.
Op 1 oktober 1999 is de nieuwe Wet op het notarisambt in werking getreden.
Deze wet moet er onder andere toe leiden dat de notariële tarieven voor
onroerendgoedtransacties na drie jaar geheel vrij worden gelaten. Gedurende
deze periode, welke eindigt op 1 oktober 2002, wordt de (oude) regeling van
vaste tarieven aan de hand van steeds groter wordende bandbreedtes tussen
maximum- en minimumtarieven jaarlijks afgebouwd, tenzij ontwikkelingen ter
zake van de continuïteit van de notariële dienstverlening zich daartegen
zouden verzetten. Wat dit laatste betreft wordt door de – krachtens
art. 128 van de wet – ingestelde onafhankelijke Commissie monitoring
notariaat, jaarlijks over de effecten van de wet gerapporteerd.
Mede naar aanleiding van vragen van de heer Weekers heb ik tijdens het
Algemeen Overleg over tweede rapportage van de monitorcommissie op 26 september
2001 (Kamerstuk 2001–2002, 23 706, nr. 44) de verwachting uitgesproken
dat de rapportage van de monitorcommissie over het derde jaar, de resultaten
van het onderzoek naar de kostprijzen in de familiepraktijk, de bevindingen
van de werkgroep notaris in loondienst en een eventuele versoepeling van de
benoemingsvereisten, omstreeks 1 mei aanstaande in één pakket –
samen met het kabinetsstandpunt – aan uw Kamer zouden worden aangeboden.
Nader overleg met de monitorcommissie heeft mij geleerd dat mijn verwachting
over deze laatste datum te optimistisch is geweest. Door de monitorcommissie
is mij gemeld, dat zowel haar derde rapportage als de resultaten van het onderzoek
naar de kostprijzen in de familiepraktijk, eerst in de loop van september
aanstaande kunnen worden verwacht. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat
een belangrijk deel van gegevensmateriaal dat voor een betrouwbaar beeld van
de ontwikkelingen noodzakelijk zijn, pas rond de zomer beschikbaar komt. Met
een eerdere rapportage wordt volgens de monitorcommissie ernstige
afbreuk aan de kwaliteit gedaan.
Gelet op de mededeling van de monitorcommissie acht ik het wenselijk dat
voldoende tijd voor een zorgvuldige rapportage kan worden uitgetrokken. Om
tot een verantwoorde evaluatie te komen, acht ik het derde rapport van de
monitorcommissie onontbeerlijk. Dit betekent evenwel dat ook het evaluatierapport
op grond van artikel 127, vierde lid, van de Wet op het notarisambt later
aan u zal worden toegezonden en dat de besluitvorming over volledige vrijlating
van de notariële tarieven voor onroerendgoedtransacties pas op z'n vroegst
komend najaar kan plaatsvinden, terwijl deze tarieven zonder nadere voorziening
de facto per 1 oktober aanstaande vrij zullen zijn. Deze laatste omstandigheid
zou een uitkomst zijn die uiteraard geen recht doet aan het belang van een
zorgvuldige besluitvorming.
Gelet op het bovenstaande heb ik besloten te bevorderen dat bij algemene
maatregel van bestuur een voorziening wordt getroffen die ertoe leidt dat
de wettelijke overgangsperiode naar volledig vrije tarieven met maximaal zes
maanden wordt verlengd. Het belang van een zorgvuldige besluitvorming geeft
mij aanleiding voor deze relatief korte periode een algemene maatregel van
bestuur op grond van artikel 54 van de Wet op het notarisambt te bevorderen.
Concreet betekent dit dat de thans geldende bandbreedtes – zoals vastgelegd
in thans geldende Tijdelijke regeling notariële tarieven onroerendgoedpraktijk
2001 (Stcrt. 2001, 187, pagina 18) – ook na 1 oktober aanstaande nog
tot uiterlijk 31 maart 2003 van toepassing zullen zijn.
Een brief van gelijke strekking zend ik heden aan de voorzitter van de
Eerste Kamer.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals