23 706
Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)

nr. 38
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 juli 1999

Bij mijn brief van 3 mei jl. (23 706, nr. 35) heb ik u de concept-ministeriële regeling, «Tijdelijke regeling notariële tarieven onroerendgoedpraktijk 1999» toegezonden waarin invulling wordt gegeven aan de afbouw van de door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) op grond van haar statuten vastgestelde tarieven voor de onroerendgoedpraktijk. Bij het vaststellen van de minimum- en maximumtarieven (de «bandbreedtes») heb ik daarbij, op basis van het daartoe gevoerde overleg met de KNB, mede willen bereiken dat regeling voor de gebruiker meer transparant is. Daartoe zijn in de regeling waarde-intervallen opgenomen, waarbij voor het gehele interval een uniform minimum- en maximumtarief van toepassing is.

Uit reacties van individuele notarissen aan het adres van de KNB is inmiddels gebleken dat bij enkele intervallen het maximumtarief als gevolg van de gekozen grootte van die intervallen- voor een gedeelte van de akten binnen die intervallen lager is dan het huidige KNB-tarief.

Om dit effect teniet te doen heb ik, in overleg met de minister van Economische Zaken en de KNB, besloten in de concept-regeling nog een wijziging aan te brengen, in die zin dat het aantal intervallen wordt vergroot. In de bijlage heb ik een specificatie opgenomen van de wijzigingen in de intervallen. Van de ministeriële regeling die heden door de minister van Economische Zaken en mij is ondertekend en die in de Staatscourant zal worden gepubliceerd zend ik u hierbij een afschrift.1

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven