23 706
Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)

nr. 37
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juli 1999

Tijdens het algemeen overleg op 3 maart 1999 (23 706, nr. 34) met de vaste commissies voor Justitie en Economische Zaken is mij gevraagd of de nieuwe Wet op het notarisambt gewijzigd kan worden, in die zin dat de uitoefening van het notarisambt in loondienstmogelijk wordt en of een dergelijke wijziging ook in een veegwet kan worden opgenomen. Ik heb toen geantwoord dat ik dit zal onderzoeken.

Om de uitoefening van het notarisambt in loondienst mogelijk te maken lijkt de nieuwe wet op een groot aantal punten gewijzigd te moeten worden. Eerst zal moeten worden onderzocht hoe de notaris in loondienst, die niet behoeft te voldoen aan het vereiste van het bezit van een goedgekeurd ondernemingsplan, past in het vrijere vestigingssysteem. Invoering van de notaris in loondienst zou bestaande kantoren de mogelijkheid bieden tot uitbreiding binnen hun vestigingsplaats door middel van bijkantoren. Nog onderzocht zal moeten worden of dit gewenst is en zo ja, of hieraan beperkingen moeten worden gesteld. Invoering van de notaris in loondienst betreft dus niet een wijziging van technische aard en kan om die reden niet opgenomen worden in een reparatie- of veegwet.

In overleg met de KNB heb ik afgesproken dat medio september 1999 een werkgroep notaris in loondienst zal worden ingesteld, waarin vertegenwoordigers van de KNB en het ministerie van Justitie zitting hebben. Deze werkgroep zal bovengenoemde problematiek bestuderen en eventueel voorstellen doen voor de wijziging van de nieuwe Wet op het notarisambt.

Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen