23 706
Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 september 1997

Bij brief van 11 september jl. nodigt de vaste commissie voor Justitie (23 706, nr. 14) mij uit om alsnog in te gaan op de opmerkingen in het eerste technisch commentaar van de Koninklijke Notariële Broederschap, welke niet van een reactie van mijn kant zouden zijn voorzien. Hierover merk ik het volgende op.

In het naderhand uitgebrachte tweede technisch commentaar van de Koninklijke Notariële Broederschap wordt tevens verwezen naar de in het eerste technisch commentaar gemaakte opmerkingen, voor zover deze door de Broederschap zijn gehandhaafd. In het nader verslag zijn alle opmerkingen uit het tweede technisch commentaar, met inbegrip van de gehandhaafde opmerkingen uit het eerste commentaar, overgenomen. In de nota naar aanleiding van het nader verslag heb ik al deze vragen dan ook beantwoord.

Ik sluit niet uit dat de eerste alinea van de inleiding van de nota naar aanleiding van het nader verslag op dit punt misverstand zou kunnen wekken. Ikwijs er echter op dat ik aan het eind van deze alinea heb aangegeven dat ik het (bij nader inzien) inderdaad nuttig vond om alsnog te reageren op de opmerkingen uit het eerste technisch commentaar en op de vragen die na het verschijnen van de nota naar aanleiding van het verslag in het tweede technisch commentaar van de KNB zijn gesteld.

Daarmee gaf ik aan op zowel de opmerkingen in het eerste als in het tweede technisch commentaar te zijn ingegaan.

Naar ik vertrouw heb ik hiermee voldaan aan het verzoek inzake bovenbedoelde brief.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven