nr. 22
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 december 1995
Het voorstel van de wet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel I, onderdeel G, wordt gewijzigd als volgt:
a. In de artikelen 4.2.2.1, derde lid, en 4.2.6.4, tweede lid, wordt «eerste
lid» telkens vervangen door: tweede lid.
b. Artikel 4.2.8.5.2 komt te luiden:
Artikel 4.2.8.5.2
De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar
een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift
anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4.2.8.3.2, tweede
lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
B
In artikel I, onderdeel H, vervalt in artikel 5.2.8, eerste lid, de zinsnede:
zonder toestemming van de overtreder of van de in artikel 5.2.4, derde lid,
bedoelde rechthebbenden.
C
In artikel I, onderdeel K, wordt in artikel 1A.1.2.8, derde lid, «gedelegeerd»
vervangen door: overgedragen.
D
In artikel V vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.»
voor het tweede lid.
Toelichting
a. Deze wijzigingen betreffen correcties van onjuiste verwijzingen die
voortvloeien uit de eerste nota van wijziging.
b. Artikel 4.2.8.5.2 bepaalt thans dat bij toepassing van de standaardregeling
van afdeling 4.2.8 (per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen),
de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen zes maanden na afloop
van het boekjaar moet worden ingediend. De onderhavige wijziging schept de
mogelijkheid bij wettelijk voorschrift een andere termijn te stellen. Deze
mogelijkheid is met name gewenst in verband met de schrapping, in de eerste
nota van wijziging, van de uitzondering voor subsidieverstrekking tussen overheden
(artikel 4.2.1.1, derde lid). Als gevolg hiervan vallen ook de zogenoemde
zelfstandige bestuursorganen onder de subsidietitel van de Awb en ligt het
voor de hand deze zoveel mogelijk onder de werking van de standaardregeling
van afdeling 4.2.8. te brengen. Aangezien in de wetgeving met betrekking tot
zelfstandige bestuursorganen met het oog op de afstemming op de begrotings-
en verantwoordingscyclus bij het rijk, meestal een kortere termijn wordt gesteld
dan zes maanden – veelal vier maanden – is het gewenst dat de
Awb een afwijkende termijn mogelijk maakt. Uit een oogpunt van harmonisatie
van regelgeving verdient het overigens de voorkeur om bij zelfstandige bestuursorganen
zoveel mogelijk een termijn van vier maanden aan te houden.
B
Deze wijziging herstelt een omissie bij de opneming van de zogenaamde
«plaagstrokenregeling» in de eerste nota van wijziging. Ten onrechte
is daarbij in het eerste lid van artikel 5.2.8 de zinsnede blijven staan die
ertoe strekt dat geen bestuursdwang kan worden toegepast als daarvoor het
terrein moet worden betreden van een ander dan de overtreder of rechthebbende
op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang wordt toegepast.
Met de schrapping van de bewuste zinsnede wordt de redactie van artikel 5.2.8
geheel in overeenstemming gebracht met de «plaagstrokenregeling»
in de artikelen 127 Gemeentewet, 125 Provinciewet en 63 Waterschapswet.
C
Artikel 1A.1.2.8 verklaart de regels over delegatie van overeenkomstige
toepassing op de overdracht door een bestuursorgaan van een bevoegdheid van
een ander bestuursorgaan. Laatstgenoemde figuur valt namelijk niet rechtstreeks
onder de definitie van delegatie in artikel 1A.1.2.1. Daarom wordt in artikel
1A.1.2.8 gesproken over «overdracht» en «overdragen».
In het derde lid is echter abusievelijk de term «gedelegeerd»
gebruikt. Deze terminologische onjuistheid wordt hierbij hersteld.
D
Artikel V, eerste lid, voorziet erin dat de integrale tekst van de Algemene
wet bestuursrecht, zoals deze na de totstandkoming van het onderhavige wetsvoorstel
komt te luiden, in het Staatsblad wordt gepubliceerd. Mede in het licht van
onze toezegging inzake het in de aanpassingswet doen opnemen van een aanvullende
wijziging van de Awb met betrekking tot een uniforme regeling van terinzagelegging
(vgl. nota n.a.v. het verslag, antwoord 2.2) verdient het uit een oogpunt
van kenbaarheid bij nader inzien de voorkeur om de integrale tekst van de
Awb in het Staatsblad te publiceren als ook de eventueel nog in de aanpassingswet
op te nemen wijzigingen van de Awb tot wet zijn verheven. Derhalve wordt voorgesteld om artikel V, eerste lid, thans te schrappen. In plaats daarvan zal
de opdracht tot publicatie van de integrale tekst worden opgenomen in de aanpassingswet.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm