23 688
Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

nr. 11
MOTIE VAN HET LID VAN DIJKE C.S.

Voorgesteld 26 januari 1995

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

van oordeel, dat uitvaartverenigingen die opgekomen zijn uit en functioneren door onderlinge solidariteit met als belangrijkste doel het verlenen van onderlinge hulp bij de uitvaart, in feite niet op één lijn kunnen worden gesteld met, cq. zijn te beschouwen als een bedrijf dat overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering sluit;

overwegende, dat binnen het systeem van de Wet Toezicht Natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, gezien de definitiebepalingen in art. 1a en b, een strikt onderscheid tussen bovenbedoelde verenigingen en (commerciële) natura-uitvaartverzekeringsbedrijven niet goed mogelijk is;

voorts overwegende, dat de Verzekeringskamer voor de toepassing van de wet beslist of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf vormt (art. 8.1.);

verzoekt de regering te bevorderen dat de Verzekeringskamer deze bevoegdheid zodanig hanteert, dat kenbare en werkzame criteria worden ontwikkeld, teneinde het voor de toepassing van deze wet mogelijk te maken dat de bovenbedoelde uitvaartverenigingen buiten het bereik van de Wet Toezicht Natura- uitvaartverzekeringsbedrijf vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Dijke

Schimmel

Smits

Naar boven