nr. 60
AMENDEMENT VAN DE LEDEN ROSENMÖLLER EN BIJLEVELD-SCHOUTEN
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 1:7, onderdeel g, wordt de laatste volzin vervangen door:
De artikelen 17, 21, 27, eerste lid, onderdeel c, en tweede tot en met
zesde lid, 31, eerste lid, 35a, eerste lid, onderdeel g, en 36 van de Wet
op de ondernemingsraden zijn van overeenkomstige toepassing. Onze Minister
stelt nadere regels omtrent de kandidaatstelling, verkiezing en werkwijze
van de personeelsvertegenwoordiging, omtrent onderbreking van de arbeid voor
scholing en beraad van de leden van de personeelsvertegenwoordiging, het uitnodigen
van deskundigen door de personeelsvertegenwoordiging, alsmede het door de
werkgever dragen van de kosten van de personeelsvertegenwoordiging.
Toelichting
Met dit amendement worden de bevoegdheden en rechten van (de leden van)
de personeelsvertegenwoordiging uitvoeriger omschreven. Niet alleen waar het
gaat om de informatieplicht van de werkgever wordt de Wet op de Ondernemingsraden
van overeenkomstige toepassing verklaard, maar ook waar het gaat om de volgende
onderwerpen: het verstrekken van voor overleg noodzakelijke voorzieningen,
de bepaling dat vergaderingen tijdens arbeidstijd en met behoud van loon plaatsvinden,
de bepaling dat (kandidaat-)leden niet in hun positie binnen de onderneming
mogen worden benadeeld, het instemmingsrecht over werktijdenregelingen (ook
binnen de begrenzing van de standaardregeling), de wijze waarop de ondernemer
een voorgenomen besluit kenbaar maakt, alsmede de wijze waarop het medezeggenschapsorgaan
de naleving van afspraken kan afdwingen. Daarmee kan de personeelsvertegenwoordiging
als een meer gelijkwaardige overlegpartner van de ondernemer optreden.
Voor wat betreft de werkwijze en wijze van instellen van de personeelsvertegenwoordiging
stelt de Minister nadere regels.
Rosenmöller
Bijleveld-Schouten