23 646
Bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenwet)

nr. 58
NEGENDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 mei 1995

In het voorstel van wet wordt de volgende wijziging aangebracht:

A

In artikel 1:4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na «medezeggenschapsorgaan» toegevoegd: of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Indien een collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3 van toepassing is en geen bepaling terzake van één van de in de onderdelen a of b gegeven onderwerpen bevat, geldt de in het eerste lid bedoelde gelijkstelling niet ten aanzien van:

a. de rusttijd en de pauze;

b. de arbeidstijd, arbeid op zondag en arbeid in nachtdienst.

B

In artikel 1:7 wordt in onderdeel f de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel g toegevoegd, dat luidt:

g. personeelsvertegenwoordiging: een vertegenwoordiging van werknemers in ondernemingen met minder dan 35 werknemers, bestaande uit ten minste 3 personen die rechtstreeks gekozen zijn door en uit het midden van de werknemers die voor de werkgever in zijn onderneming arbeid verrichten. De artikelen 31, eerste lid, en 35a, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de ondernemingsraden zijn van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 5:2, eerste lid, wordt na «medezeggenschapsorgaan,» ingevoegd: de personeelsvertegenwoordiging,.

D

In artikel 6:1 vervalt het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid en wordt na «medezeggenschapsorgaan» ingevoegd: of de personeelsvertegenwoordiging.

E

In artikel 6:3 wordt na «medezeggenschapsorgaan» ingevoegd: of, bij het ontbreken daarvan, de personeelsvertegenwoordiging.

Toelichting

A onder 2

De aangebrachte wijziging heeft tot doel onderscheid aan te brengen tussen de onderwerpen die betrekking hebben op de tijd die de werknemer nodig heeft voor rust en herstel en de overige onderwerpen. Op deze wijze wordt gestimuleerd dat het werken op doordeweekse dagen, op zondag en in nachtdienst integraal geplaatst wordt tegenover de momenten van rust en herstel.

Het voorgaande betekent, dat wanneer in een collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3 bepalingen voorkomen over bijvoorbeeld de arbeidstijd, voor de in onderdeel b genoemde onderwerpen het medezeggenschapsorgaan de overlegregeling kan toepassen en voor de in onderdeel a genoemde onderwerpen binnen de normering van de standaardregeling moet blijven. Als in de collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3 bepalingen voorkomen over bijvoorbeeld de arbeidstijd en de pauze, dan kan het medezeggenschapsorgaan voor alle in de onderdelen a en b genoemde onderwerpen de normering van de overlegregeling toepassen.

A onder 1 en B tot en met E

De voorgestelde wijziging van artikel 1:7 strekt ertoe om reeds nu uitvoering te geven aan de motie Hofstra (Kamerstukken II 1994/95, 23 646, nr. 52). Daartoe wordt de door de indieners van de motie gewenste flexibiliteit op het gebied van arbeids- en rusttijden geboden, in de situatie dat er voor een onderneming met minder dan 35 werknemers geen collectieve arbeidsovereenkomst of rechtspositieregeling van toepassing is noch een medezeggenschapsorgaan is ingesteld. Wel dient dan met een personeelsvertegenwoordiging schriftelijk overeenstemming te zijn bereikt. Achtergrond daarvan is, zoals ook in eerdere stukken is neergelegd, dat de beoordeling van de risico's voor veiligheid, gezondheid en welzijn niet aan individuele werkgevers en werknemers kan worden overgelaten.

De personeelsvertegenwoordiging en de leden daarvan beschikken over het recht op informatie. De overige voorzieningen en rechten uit de Wet op de ondernemingsraden zijn niet van toepassing. Naleving van de schriftelijke overeenstemming tussen de personeelsvertegenwoordiging en de werkgever kan op de gebruikelijke wijze plaatsvinden.

Met deze regeling kan nuttige ervaring worden opgedaan, ook met het oog op medezeggenschap in kleine bedrijven in breder opzicht. In de evaluatie van de Arbeidstijdenwet (artikel 12:37) zal aan de uitvoering van deze regeling zorgvuldig aandacht worden besteed.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven