23 646
Bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenwet)

nr. 25
AMENDEMENT VAN DE LEDEN ROSENMÖLLER EN VAN MIDDELKOOP

Ontvangen 21 maart 1995

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 4:2 wordt vervangen door:

Artikel 4:2

1. Een werkgever organiseert, voorzover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, de arbeid zodanig dat de werknemer zijn arbeid zoveel mogelijk in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon kan verrichten. Een werkgever houdt bij de vaststelling en wijziging van de werktijden van een werknemer zoveel mogelijk rekening met diens persoonlijke omstandigheden en verantwoordelijkheden buiten de arbeid.

2. Een werkgever deelt het door hem voor een werknemer vastgestelde of gewijzigde arbeidstijdpatroon ten minste 28 dagen van te voren aan die werknemer mede.

3. Indien de aard van de arbeid een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon onmogelijk maakt, deelt de werkgever tenminste 28 dagen van te voren aan de werknemer mede op welke dag de rusttijd, bedoeld in de artikelen 5:3 en 5:4, aanvangt. Tevens maakt hij aan die werknemer ten minste 4 dagen van te voren de tijdstippen bekend waarop hij arbeid moet verrichten.

4. Van het tweede en derde lid kan bij collectieve regeling worden afgeweken.

Toelichting

Dit amendement beoogt preciezer vast te leggen dat de werkgever de arbeid zoveel mogelijk organiseert in een vast patroon. Dit sluit aan bij het advies van een meerderheid in de SER. Bovendien wordt hierdoor meer materiële inhoud gegeven aan de overwegingen in de considerans van dit wetsvoorstel. Door het laatste onderdeel van dit amendement krijgt de mededelingsregeling een iets dwingender karakter.

Rosenmöller

Van Middelkoop

Naar boven