23 646
Bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenwet)

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 maart 1995

Hierbij bied ik u een vierde nota van wijziging inzake het bovenvermelde wetsvoorstel aan.

De inhoud van deze nota van wijziging betreft voornamelijk redactionele en technische aanpassingen van het wetsvoorstel. Op twee onderdelen vindt er een inhoudelijke wijziging plaats. Dit zijn:

1. Onder punt B van de nota van wijziging wordt een inhoudelijke wijziging aangebracht over de werkingsduur van de collectieve regeling. De nawerkingsbepaling waarvoor deze wijziging in de plaats treedt, blijkt bij nader inzien niet sluitend en biedt tevens geen gelijke basis aan de diverse vormen van collectieve regeling die op grond van het wetsvoorstel op het terrein van de arbeids- en rusttijden mogelijk zijn.

2. Onder punt D wordt voorgesteld het begrip «vertegenwoordiging van werknemers» te laten vervallen. De definitie van dit begrip regelt onbedoeld de wijze waarop werkgevers en werknemers in hun collectieve arbeidsovereenkomsten afspraken over personeelsvertegenwoordigingen maken. Voor een goede afstemming op die praktijk wordt in punt Q door het vervangen van het begrip «vertegenwoordiging van werknemers» door «personeelsvertegenwoordiging» aangesloten bij de terminologie van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven