23 645 Openbaar vervoer

Nr. 789 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2023

Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de procedurevergadering van 8 december 2022 naar aanleiding van de aan de commissie gerichte brief van mevrouw L. van 30 november 2022 inzake bezwaar tegen kosten ov-reisproduct tijdens corona en haar verzoek om de opgebouwde schuld van haar reisrecht kwijt te schelden of het reisproduct naar daadwerkelijk gebruik toe te rekenen.

Studeren is doorgaans een prachtige ervaring in het leven van jonge mensen. Helaas heeft corona ervoor gezorgd dat studeren, maar ook het studentenleven, noodgedwongen vooral thuis hebben moeten plaatsvinden. Als gevolg hiervan was ook het reisgedrag van studenten in deze periode radicaal anders, en ik begrijp goed dat dat vragen oplevert over het studentenreisproduct. In deze brief ga ik eerst algemeen in op het studentenreisproduct, vervolgens op de situatie tijdens de coronacrisis en de mogelijkheden die nu bestaan voor het (tijdelijk) stopzetten van het studentenreisproduct. Tot slot ga ik in op de ingekomen brief. Deze treft u bijgevoegd aan.

Algemeen beleid studentenreisproduct

Alle voltijdstudenten in Nederland in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs hebben recht op een studentenreisproduct. Voor studenten vanaf mbo-niveau 3 en in het hoger onderwijs wordt het studentenreisproduct verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs met een diplomatermijn van tien jaar. De prestatiebeurssystematiek houdt in dat prestatiebeurzen in principe een lening zijn, die wordt omgezet in een gift als de student zijn of haar diploma binnen de diplomatijd behaalt. Deze termijn bedraagt (uitzonderingen daargelaten) tien jaar en loopt gelijk met de andere vormen van studiefinanciering. Studenten in het hoger onderwijs hebben recht op het studentenreisproduct voor de nominale studieduur plus één uitloopjaar en studenten in het middelbaar beroepsonderwijs hebben daarop recht zolang zij recht op studiefinanciering hebben.

Specifiek voor het studentenreisproduct geldt dat de prijs van het studentenreisproduct maandelijks wordt opgeteld bij de prestatiebeurs («ov-lening»). De prijs van het studentenreisproduct wordt jaarlijks vastgesteld in overleg met vervoersbedrijven. OCW heeft met de vervoersbedrijven afgesproken dat per categorie student wordt gerekend met een gemiddeld bedrag dat periodiek wordt herberekend. Het gemiddelde bedrag van alle categorieën wordt aan de student toegerekend als prestatiebeurs. Binnen die systematiek is het niet mogelijk om deze prestatiebeurs in verband met het reisproduct naar werkelijk verbruik toe te rekenen.

Het komt voor dat studenten hun maanden reisrecht zouden willen opsparen, zodat ze het tijdelijk kunnen stopzetten en later binnen de looptijd van hun studiefinanciering kunnen gebruiken, bijvoorbeeld omdat ze dan verwachten meer te moeten reizen. Het is niet mogelijk om alleen het reisproduct op te sparen: dan moet de gehele studiefinanciering worden stopgezet. Wel is het mogelijk om de maandelijkse opbouw van de prestatiebeurs («ov-lening») van het reisproduct te stoppen door het reisproduct (tijdelijk) stop te zetten. De maanden reisrecht worden dan echter nog steeds verbruikt.

Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Graaf en Peters onderzoek ik nu onder welke voorwaarden tijdelijke stopzetting van de reisvoorziening (met behoud van reisrecht) mogelijk gemaakt kan worden.1 Voor het zomerreces zal ik uw Kamer hierover informeren.

Studentenreisproduct tijdens corona

Tijdens de coronacrisis is het onderwijs grotendeels op afstand georganiseerd. Een groot deel van de studenten heeft daarom niet of zeer beperkt gebruik gemaakt van hun reisproduct. Studenten die studeerden aan een hogeschool of universiteit tijdens de coronapandemie hebben in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) een verlenging van in totaal twaalf maanden op hun reisrecht ontvangen.2 Voorwaarde hiervoor was dat de student in de periode maart tot en met december 2020 studeerde in het hoger onderwijs en in die periode nog ten minste één maand recht had op studiefinanciering. Op deze wijze heeft het kabinet tegemoet willen komen aan het feit dat deze studenten hun reisrecht niet hebben kunnen benutten.

De situatie van de afzender van de brief

De afzender van de brief die u onder mijn aandacht heeft gebracht, geeft aan niet aan de voorwaarden te voldoen voor de verlenging van het reisrecht, en als gevolg daarvan een schuld van bijna 1.200 euro op te hebben gebouwd. Zij verzoekt deze schuld te laten vervallen of aan te passen naar het gebruik.

Op basis van de informatie in de brief valt voor mij helaas nog niet op te maken op grond waarvan mevrouw niet aan de voorwaarden voor verlenging van het reisrecht voldoet. Mijn departement gaat graag met haar in gesprek. Er is een brief verstuurd naar mevrouw L., zodat zij – indien zij dit wenst – contact kan opnemen met een medewerker.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 36 229, nr. 23.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 15.

Naar boven