23 645 Openbaar vervoer

Nr. 714 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2020

Hierbij doe ik u de evaluatie van de Informatiehuishouding OV-Informatie toekomen (bijlage 1)1. De evaluatie is toegezegd in de brief van 12 april 20192 aan uw Kamer. Het doel van de evaluatie is om de werking van de informatiehuishouding te spiegelen aan de doelen waarvoor de informatiehuishouding is ingesteld en aan de ervaringen en wensen van (potentiële) afnemers.

Uit de evaluatie blijkt dat er nog geen sprake is van aanbodgerichte informatievoorziening, dat wil zeggen dat informatie direct via een website, portaal of loket kan worden opgevraagd zonder dat hiertoe een informatieverzoek hoeft te worden ingediend. Een dergelijk systeem moet er snel komen. Het is onder meer belangrijk voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten zoals MaaS, de verbetering van deur-tot-deur-reizen en de onderbouwing van beleid. De afgelopen periode is binnen de huidige wet- en regelgeving geprobeerd om deze informatie makkelijk en snel beschikbaar te krijgen. Dat heeft nog niet het gewenste resultaat opgeleverd en ik zie ook weinig tot geen ruimte meer voor verdere optimalisatie binnen de huidige kaders. Ik wil daarom gebruik maken van de mogelijkheid die art. 30c van de Wet Personenvervoer 2000 biedt om de concessie-houdende vervoerders een verplichting op te leggen tot het verstrekken van gegevens over het gebruik van het openbaar vervoer, volledig geanonimiseerd en niet op personen herleidbaar met het oog op de AVG (Europese Algemene verordening gegevensbescherming).

Als eerste stap zal ik een hoofdlijnennotitie opstellen waarin nut, noodzaak en proportionaliteit van de verschillende wetgevingsopties worden uitgewerkt.

Ik streef ernaar om deze hoofdlijnennotitie rond de zomer aan uw Kamer te sturen.

Hierna ga ik dieper in op de resultaten van de evaluatie, licht ik mijn aanpak toe en sluit ik af met de mogelijkheden om de werking van de informatiehuishouding verder te verbeteren.

Uitkomsten evaluatie

De informatiehuishouding vindt zijn basis in de «Intentieverklaring open informatievoorziening OV-informatie»3. Alle partijen hebben in de afgelopen jaren een grote bijdrage geleverd aan de inrichting en werking van de informatiehuishouding. Het gaat om het vormgeven van een governance-model, een aanvraagproces met toetsingskader en een technisch proces om de gevraagde informatie anoniem te leveren.

De onderzoekers zijn van mening dat de interne processen en aansturing verbetering behoeven omdat de informatiehuishouding vanuit de pilotsituatie steeds meer toegaat naar een definitieve inrichting.

De (potentiële) afnemers hebben over het algemeen waardering voor de informatiehuishouding en de medewerking die zij krijgen van betrokken medewerkers. Tegelijkertijd maken (potentiële) afnemers ook een aantal kritische kanttekeningen ten aanzien van de begeleiding bij en doorlooptijd van het aanvraagproces, de hantering van de toetsingscriteria, de relevantie, juistheid en volledigheid van opgeleverde informatiebestanden en de wijze van verstrekken van informatie. Aanvragers geven aan dat in hun beleving er nog geen sprake is van een open informatievoorziening. Een belangrijke oorzaak van het feit dat de informatiehuishouding nog niet optimaal werkt voor de afnemers is de regelmatig terugkerende discussie over de toepassingsmogelijkheden van de bestaande wet- en regelgeving.

Conclusies en aanpak

Het is belangrijk dat (potentiële) afnemers zekerheid krijgen over levering, doorlooptijden, kwaliteit en aard van de informatie. Daarvan is momenteel nog onvoldoende sprake. In samenhang hiermee is er behoefte aan een omslag van een vraaggericht naar een aanbodgericht systeem van informatievoorziening. In lijn met de eerder genoemde «Intentieverklaring open informatievoorziening OV-informatie» versta ik hieronder dat informatie direct via een website, portaal of loket kan worden opgevraagd zonder dat hiertoe een informatieverzoek hoeft te worden ingediend.

Het ontbreken van ruimte om binnen de huidige wet- en regelgeving optimalisaties door te voeren, zet een rem op de verdere ontwikkeling van een adequaat systeem van informatievoorziening over het gebruik van het openbaar vervoer.

Uit de bijgevoegde inventarisatie van de wetgevingsopties (bijlage 2)4 lijkt wetgeving op basis van de Wp2000 een reële mogelijkheid te bieden om de doelen van de eerdergenoemde intentieverklaring dichterbij te brengen. Een wettelijke regeling kan een belangrijke randvoorwaarde vormen voor de beoogde omslag van een vraaggericht naar een aanbodgericht informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer. Het geeft vervoerders extra ruimte en zekerheid dat zij bij de informatievoorziening binnen wettelijke kaders blijven en het biedt afnemers inzicht in wat zij wel en niet kunnen verwachten en onder welke voorwaarden.

Ik wil daarom gebruik maken van art. 30c van de Wp2000 om de concessie-houdende vervoerders een verplichting op te leggen tot het verstrekken van gegevens over het gebruik van het openbaar vervoer, volledig geanonimiseerd en niet op personen herleidbaar. Daarbij wil ik een onderscheid maken tussen aanbodgerichte informatie en vraaggerichte informatie.

Bij de aanbodgerichte informatie (beschikbaar te stellen via een website, portaal of loket) denk ik aan reizigerskilometers per concessie, de bezettingsgraad van OV-lijnen, herkomst-bestemmingsmatrices alsmede (gemiddelde) aantallen in- en uitstappers bij haltes en stations. Zoals ik in de aanhef van deze brief heb aangegeven, is dit type informatie belangrijk voor de optimalisering en ontwikkeling van het mobiliteitssysteem. Om de kosten te dekken kunnen hierbij (gedifferentieerd) tarieven voor afnemers worden toegepast.

De leveringsplicht strekt zich ook uit over vraaggerichte informatie. Het gaat hierbij om maatwerk waarvan – door het specifieke karakter van de aanvraag – van geval tot geval een toets op de juiste toepassing van wettelijke kaders moet plaatsvinden. Aan de leveringsplicht voor dit maatwerk kan wel een set aanvullende regels overwogen worden zoals transparantie over leveringstijden en leveringsvoorwaarden, het onderhouden van een loket waar concessiegrensoverschrijdende aanvragen kunnen worden ingediend e.d. Ook hierbij kunnen kostendekkende tarieven worden toegepast.

Zoals gezegd zal ik als eerste stap een hoofdlijnennotitie opstellen waarin het belang van de verschillende wetgevingsopties wordt uitgewerkt. Ik zal hierin tevens ingaan op het gewenste gelijke speelveld wat betreft ov-data. De hoofdlijnennotitie zal in overleg met de NOVB-partijen en met andere partijen die belang hebben bij de informatievoorziening, worden voorbereid.

Werking van de informatiehuishouding verbeteren

De evaluatie heeft voor de informatiehuishouding ook een aantal aanbevelingen opgeleverd met betrekking tot de dienstverlening, de financiering en de versterking van de governance van de informatiehuishouding. Deze aanbevelingen zullen in NOVB-verband worden opgepakt. Het verbindende element is de aanbeveling van de onderzoekers om een visie op te stellen voor de informatiehuishouding voor de komende 3–5 jaar. Het is belangrijk dat deze visie in wisselwerking met de voorbereiding van eventuele wetgeving wordt uitgewerkt.

Ik zal uw Kamer hierover verder informeren bij de aanbieding van de hoofdlijnennotitie.

Tot slot

Met deze brief beschouw ik de toezegging uit het Algemeen Overleg van 26 september 2019 over een mogelijk wettelijk kader voor het delen van ov-data als uitgevoerd (Kamerstuk 23 645, nr. 710).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstukken 31 521 en 23 645, nr. 108

X Noot
3

Kamerstuk 23 645, nr. 650

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven