23 645 Openbaar vervoer

Nr. 655 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2018

Op 21 december 2017 heb ik uw Kamer het onderzoeksrapport over de (on)mogelijkheden van het automatisch stopzetten van het studentenreisproduct toegezonden, vergezeld van mijn beleidsreactie daarop1. Diezelfde dag heeft het lid Özdil (GroenLinks) in de Regeling van werkzaamheden verzocht om een aanvullende brief (Handelingen II 2017/18, nr. 38, Regeling van Werkzaamheden). Hij stelt dat de conclusie dat automatisch stopzetten te duur zou zijn, slechts gebaseerd is op een analyse van één van de mogelijke technische scenario’s en mogelijkheden. Hij heeft, met steun van uw Kamer, verzocht om een brief over alternatieve mogelijkheden voor het automatisch stopzetten van het studentenreisproduct.

Met deze brief wil ik uw Kamer laten weten dat het onderzoeksrapport dat ik uw Kamer heb toegezonden, reeds alle mogelijkheden voor het automatisch stopzetten van het studentenreisproduct bevat2. De onderzoekers hebben het afgelopen half jaar met zeer veel (technische) experts op dit gebied contact gehad om alle mogelijke oplossingen te inventariseren en onderzoeken. Naast de mogelijkheden voor automatische stopzetting bevat het onderzoeksrapport ook alle alternatieve oplossingsrichtingen die mogelijk zijn om het aantal ov-boetes terug te dringen3.

Zoals ik in mijn brief van 21 december 2017 reeds aangaf, heb ik samen met de studentenorganisaties en de vervoersbedrijven enkele criteria gehanteerd om te bepalen welke maatregelen voor de korte en middellange termijn het meest wenselijk zijn:

  • Allereerst dienen de maatregelen te leiden tot substantieel minder ov-boetes.

  • Ten tweede dienen de maatregelen zo gebruiksvriendelijk mogelijk te zijn, zonder dat het bijvoorbeeld extra acties vergt van de meerderheid van de (oud-)studenten die het studentenreisproduct wel op tijd stopzet.

  • Ten derde mogen de maatregelen geen misbruik in de hand werken en als neveneffect hebben dat studenten bewust hun studentenreisproduct te lang in bezit houden.

  • Ten vierde dienen de maatregelen kostenefficiënt te zijn (zo is het bijvoorbeeld niet kostenefficiënt om veel geld te investeren in ov-infrastructuur die naar verwachting over enkele jaren aangepast of vervangen zal worden).

Op basis van deze criteria en de oplossingsrichtingen uit het rapport ben ik, in overleg met de studentenorganisaties en de vervoersbedrijven, gekomen tot de maatregelen die zijn opgenomen in mijn hiervoor genoemde brief.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 23 645, nr. 653.

X Noot
2

Het gaat om drie oplossingsrichtingen (die zijn onderverdeeld in verschillende varianten), die in het rapport zijn opgenomen in de paragrafen 8.2, 8.3 en 8.4.

X Noot
3

Het gaat om de oplossingsrichtingen uit hoofdstuk 9.

Naar boven