Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2017
Ik informeer u met deze brief over het positieve bedrijfsresultaat dat Translink,
het bedrijf achter de OV-chipkaart, behaald heeft. Translink heeft geen winstoogmerk.
In de jaren 2001 tot en met 2010 heeft Translink aanloopkosten gemaakt voor de ontwikkeling
van de OV-chipkaart. Deze kosten zijn door de toenmalige aandeelhoudende vervoersbedrijven
voorgeschoten.
Translink heeft over de jaren 2011–2015 een positief bedrijfsresultaat geboekt van
€ 55 miljoen en geeft aan dat deze positieve bedrijfsresultaten zijn gebruikt om de
gemaakte aanloopkosten terug te betalen. Ook in de komende jaren zal een positief
bedrijfsresultaat noodzakelijk zijn om de kosten terug te kunnen betalen. Ik vind
het fair dat een bedrijf investeringen kan terugverdienen.
Voor de toekomst wil ik een aantal zaken verbeteren. Allereerst vind ik maximale transparantie
over de financiën van Translink op zijn plaats. Dit uiteraard binnen de grenzen die
van een bedrijf verwacht mag worden. Ik zal de coöperatie, die de aandelen van Translink
bezit en waarin alle vervoerders met een concessie zitten, vragen deze maximale transparantie
te bieden.
Zodra het aanloopverlies is terugbetaald, moet een positief bedrijfsresultaat ten
goede van de reiziger komen. Translink heeft immers geen winstoogmerk. Het is goed
om samen vooruit te kijken en daarom vraag ik de aandeelhouders van Translink om hun
visie over besteding van eventueel positieve bedrijfsresultaten van Translink ten
behoeve van de reiziger, nadat de aanloopkosten zijn afbetaald.
Ik vind het belangrijk dat de winst terugvloeit naar de reiziger en dat de reiziger
dit vertaald ziet in het gebruik en de prijs van de OV-chipkaart en alternatieve betaalsystemen
binnen het OV. In het bestuurlijk overleg van het NOVB hebben we recent besloten om
de vraag naar aanschafkosten van de OV-chipkaart en innovaties in het OV-betalen in
samenhang te bekijken. Ik wil dat daarbij ook gekeken wordt of de levensduur van de
kaart verlengd kan worden of de kosten voor een verlenging substantieel omlaag kunnen.
Met onder andere de voortgangsrapportages van het NOVB houd ik u op de hoogte van
de ontwikkelingen en vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma