23 645 Openbaar vervoer

Nr. 500 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2012

Op 9 maart 2012, tijdens een overleg over het wetsvoorstel Studeren is Investeren, hebben vertegenwoordigers van de studentenorganisaties ISO en LSVb mij gevraagd het mogelijk te maken om de studentenreisvoorziening (ov-kaart) flexibel opneembaar te maken. Volgens de organisaties hebben studenten het meest behoefte aan de reisvoorziening in hun eerste en laatste jaar. Concreet was hun vraag het mogelijk te maken dat studenten tussentijds een jaar hun reisvoorziening kunnen stopzetten om deze daarna weer te activeren. De reisvoorziening zou zo kunnen worden gespaard voor momenten waarop zij hiervan meer gebruik maken.

Ik heb toegezegd de mogelijkheden in kaart te brengen. De belangrijkste bevindingen zijn hieronder uiteengezet.

Contractprijs ov-kaart

Een eerste kostenpost zou een stijging zijn van de contractprijs die OCW betaalt aan de vervoersbedrijven. De contractprijs berust op het gemiddeld reisgedrag van alle studenten die over een actief reisproduct beschikken. Wanneer studenten in de gelegenheid worden gesteld om het reisproduct niet te gebruiken in jaren waarin zij weinig reizen en wel in jaren waarin zij veel reizen, zal het totaal aantal gereisde kilometers stijgen en daarmee ook de contractprijs die OCW aan de vervoersbedrijven betaalt.

DUO

De wijziging kan niet eerder worden doorgevoerd dan ná de systeemvernieuwing bij DUO. De systeemvernieuwing wordt naar verwachting in de tweede helft van 2014 afgerond.

De incidentele kosten zouden voor DUO hoog liggen, zowel bij flexibilisering voor nieuwe cohorten als bij integrale invoering voor alle bestaande studenten tegelijk.

Een flexibel opneembare reisvoorziening zou voor DUO ook leiden tot structureel hogere uitvoeringskosten. Deze kosten treden ook op wanneer de systeemvernieuwing is afgerond. De uitvoering zou voor DUO namelijk complexer worden. Communicatie richting studenten moet dan worden uitgebreid, opname- en stopmomenten en het totale (verbruikte) recht van studenten moeten worden bijgehouden, en de klantenservice zal meer vragen ontvangen.

Op basis van bovenstaande overwegingen concludeer ik dat de nadelen in de vorm van hoge incidentele kosten, toenemende uitvoeringscomplexiteit en een stijging van structurele kosten te groot zijn. Ik kan daarom niet ingaan op het verzoek van de studentenorganisaties.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

Naar boven