23 645 Openbaar vervoer

Nr. 476 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2011

Op 28 april 2011 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu overleg gevoerd met minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Infrastructuur en Milieu (kamerstuk 23 645, nr. 451). Tijdens dat overleg heeft de heer Monasch (PvdA) gevraagd of de minister bereid is om een mbo-trajectkaart voor scholieren tot achttien jaar te steunen.

Omdat de reisvoorziening voor studenten tot mijn portefeuille behoort, heeft de minister van Infrastructuur en Milieu mij gevraagd de vraag van de heer Monasch te beantwoorden.

Voor de introductie van een trajectkaart voor minderjarige mbo-ers zie ik geen aanleiding. Minderjarige mbo-ers ontvangen weliswaar geen studiefinanciering – en daarmee ook geen aparte reisvoorziening – maar zij hebben op andere vlakken juist weer financiële voordelen:

  • Het onderwijs voor 16- en 17-jarige mbo'ers is gratis. Zij hoeven geen lesgeld te betalen.

  • Ouders van minderjarige kinderen kunnen aanspraak maken op kinderbijslag.

  • Ouders van kinderen van 12 tot 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van hun kinderen (het kindgebonden budget).

  • Ouders van minderjarige mbo-deelnemers kunnen een beroep doen op WTOS.

  • Minderjarigen, dus ook mbo-deelnemers kunnen 34% korting krijgen op abonnementen van het stads- en streekvervoer.

  • De mbo-deelnemers die 18 worden, en dan studiefinanciering krijgen, kunnen ook het studentenreisrecht aanvragen.

Een reisvoorziening voor minderjarige mbo-ers in de vorm van een week- of weekendabonnement zou volgens de laatste berekeningen circa 125 miljoen euro kosten. Die middelen zijn nu niet beschikbaar.

Onderzoek in het verleden naar maatwerk in de vorm van een trajectkaart, wijst uit dat ook deze mogelijkheid niet betaalbaar is. Trajectkaarten zijn ten opzichte van jaarkaarten relatief duur. Trajectkaarten zouden bovendien gecombineerd moeten worden met sterabonnementen om reizen van huis tot instelling mogelijk te maken. Naast de hoge kostprijzen (betaling aan de vervoerbedrijven) zouden ook de uitvoeringskosten erg hoog zijn. Om de juiste trajectkaart en het juiste sterabonnement toe te kennen, zou een uitgebreide en betrouwbare registratie van leerlingen, opleidingen en feitelijke opleidingsplaatsen noodzakelijk zijn en zouden alle wijzigingen direct doorgevoerd moeten worden.

Ik vertrouw erop hiermee de vraag van de heer Monasch te hebben beantwoord.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven