23 645 Openbaar vervoer

Nr. 410 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2011

Hierbij informeer ik u zoals gevraagd ten behoeve van het spoeddebat over de ombuigingen en aanbesteding van het openbaar vervoer in de G3.

Ik ga in deze brief in op de volgende zaken:

  • a. de resultaten van het bestuurlijk overleg dat ik op 2 februari j.l. heb gehad met de portefeuillehouders van de stadsregio’s;

  • b. het voorgenomen uitstel van de verplichte aanbesteding van het openbaar vervoer in de stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Den Haag;

  • c. onrust onder het personeel van de drie stadsvervoerbedrijven.

Ad a. Bestuurlijk overleg over ombuigingen en aanbesteding van het openbaar vervoer

Het kabinet staat voor de grote opgave om in vier jaar tijd € 18 mld te bezuinigen. Op bijna alle terreinen zijn ombuigingen nodig. Ook in het regionaal openbaar vervoer. In de financiële paragraaf van het regeerakkoord wordt rekening gehouden met een aanbestedingswinst van € 120 mln. Aanbesteding heeft in het streekvervoer tot efficiencywinst en kwaliteitsverbetering voor de reiziger geleid.

Ik besef dat dit voor de drie stadsregio’s een ingrijpende opgave is. Daarom heb ik met de portefeuillehouders van de drie stadsregio's afgesproken om op korte termijn samen na te gaan hoe de aanbesteding en de ombuiging gerealiseerd kan worden. De eerste resultaten heb ik met de portefeuillehouders besproken op 2 februari 2011. De inzet is om de ombuigingen uit het regeerakkoord te realiseren en een verdere verkenning naar efficiencyverbetering uit te voeren. Zodra dit gereed is kom ik hierop terug.

Ad b. Uitstel van de aanbestedingsplicht

Omdat het regeerakkoord de organisatorische en financiële randvoorwaarden verandert waarbinnen de drie stadsregio’s het openbaar vervoer moeten aanbesteden, heb ik besloten om de stadsregio’s een jaar extra de tijd te geven om een zorgvuldige aanbestedingsprocedure te kunnen doorlopen. Hiermee komt de verplichte aanbestedingdatum voor busvervoer en multimodale concessies op 1 januari 2013, waar dit eerst 1 januari 2012 was.

De Stadsregio Rotterdam heeft mij verzocht voor uitstel op basis van artikel 61 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). De ontheffing verleen ik, omdat de Stadsregio voldoet aan één van de in de huidge wet genoemde gronden, namelijk aanpassing van grenzen van concessiegebieden.

Van de Stadsregio Amsterdam en het Stadsgewest Haaglanden heb ik eveneens verzoeken tot uitstel van de aanbestedingsplicht voor hun stadsconcessie ontvangen. Aan deze stadsregio’s kan ik geen ontheffing verlenen op basis van artikel 61, omdat er niet voldaan wordt aan de uitzonderingsgronden. Dit in tegenstelling dus tot de Stadsregio Rotterdam.

Daarom wil ik via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) de aanbestedingsplicht uit het Besluit Personenvervoer 2000 (Bp2000) met één jaar uit stellen, van 1-1-2012 tot 1-1-2013. Het betreft de onderhands gegunde bus- en multimodale concessies in de G3. De tram- en metroconcessies zijn conform het Bp2000 aanbestedingsplichtig per 1-1-2017. Ik streef er naar om binnen een half jaar de AMvB rond te hebben.

Ad c. Onrust onder het personeel van de drie stadsvervoerbedrijven

De vakbonden Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten hebben mij een ultimatum gesteld om aanbesteding van het openbaar vervoer en de ombuigingen voor het openbaar vervoer te schrappen. In feite willen zij dat het regeerakkoord op dit punt word herschreven. Daarvan kan geen sprake zijn. Het ultimatum dat zij verwoord hebben in de bijgevoegde brief1 van 2 februari 2011 leg ik naast mij neer.

De aangekondigde acties in het openbaar vervoer vind ik voorbarig. Ik wil de opgaven uit het regeerakkoord goed en zorgvuldig uitvoeren. Het blijkt uit mijn bereidheid om samen met de stadsregio’s naar oplossingen te zoeken en het blijkt uit mijn bereidheid om uitstel te verlenen van de verplichte aanbestedingstermijn in de drie stadsgewesten.

Ik wil dat de klant een goed openbaar vervoer heeft. Aanbesteding moet niet leiden tot verslechtering, maar moet juist meer kwaliteit en kansen opleveren. En die kansen zijn er. Het is aan de vervoerders en hun concessieverleners, de provincies om deze te benutten en hun energie en inzet daarop te richten.

Het regeerakkoord is en blijft voor mij het uitgangspunt. U heeft van mij de Nota van Wijziging ontvangen om het wetsvoorstel tot wijziging van de WP2000 dat nu in de Tweede Kamer ligt, in lijn te brengen met het regeerakkoord.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven