23 645
Openbaar vervoer

nr. 200
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2008

Er zijn drie belangrijke financieringsstromen aan de orde, waar de rijksoverheid bemoeienis mee heeft gehad teneinde de financiering van de OV-chipkaart mogelijk te maken.

Te weten:

1. Migratiebijdrage: op basis van de MKBA2003/2006 is er in totaal € 130 mln via de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU) uitgekeerd aan de 19 decentrale overheden na het nemen van het Go-besluit. Daarbij heb ik ook € 76 mln uit de BDU naar voren gehaald die in de periode 2012–2015 door de decentrale overheden wordt terugbetaald. Dit is in lijn met de afspraken uit de bestuursovereenkomsten, waarin voor de decentrale overheden een verplichting staat tot introductie van de OV-chipkaart in hun concessiegebieden.

2. MIRT-bijdrage afsluiting metrostations: de Stadsregio’s Rotterdam en Amsterdam hebben in 2003 respectievelijk 2004 toestemming gekregen om € 40 mln respectievelijk € 28,6 mln aan niet uitgegeven subsidiegelden ter beschikking te houden en daarmee de afsluiting van de metrostations in het kader van de chipkaart te bekostigen. Deze subsidiegelden zijn als zodanig meegenomen en verrekend in de MKBA, op basis waarvan de onder punt 1. genoemde bedragen tot stand zijn gekomen.

3. FENS-bijdrage: uit dit fonds, met toestemming van de rijksoverheid voortgekomen uit buitengewone baten bij NS na de verkoop van Telfort in 2000, wordt onder andere de introductie van de OV-chipkaart bij het spoorvervoer gefinancierd. Het Fonds Eenmalige Bijdrage NS (FENS) bevatte daartoe bij de oprichting in 2001 onder andere een geoormerkt bedrag van € 226 mln voor electronic ticketing en € 500 mln voor beheerste toegang stations (poortjes).

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven