23 605
Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met het instellen van een College van toezicht op de kansspelen

nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 december 1995

Op 1 januari 1996 treedt in werking het Besluit tot uitvoering van Titel Vla van de Wet op de kansspelen, zoals deze is ingevoegd bij de Wet van 18 mei 1995, Stb. 300, houdende wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met het instellen van een College van toezicht op de kansspelen. Dit Besluit bevat in hoofdzaak nadere regels met betrekking tot de taak, bevoegdheden en samenstelling van het College, de benoeming van de leden en de secretaris daarvan, alsmede regels over de werkwijze en de vergoeding van de kosten van het College.

In de memorie van toelichting bij de bovengenoemde wijziging van de Wet op de kansspelen (Kamerstukken II, 93/94, 23 605, nr. 3), wordt over de samenstelling van het College gesteld, dat daarin zitting zullen nemen onafhankelijke leden, afkomstig uit diverse maatschappelijke geledingen, met bestuurlijke kwaliteiten en met deskundigheid op het terrein van de kansspelen dan wel op andere, voor het kansspelbeleid relevante, gebieden. Teneinde een goede interdepartementale afstemming te waarborgen dienen tevens, aldus de memorie van toelichting, ambtelijke leden deel uit te maken van het College. In verband met de vereiste onafhankelijkheid zouden deze slechts een raadgevende stem hebben. Binnen het kabinet heeft zich op het punt van het benoemen van ambtelijke leden in een bestuursorgaan als het onderhavige een omslag in het denken voorgedaan, waarover ik u gaarne wil informeren.

Parallel aan de parlementaire afronding van de bovengenoemde wetswijziging en de daaropvolgende publikatie in het Staatsblad, heeft het kabinet, ter aanvulling van de aanwijzingen voor de regelgeving, ontwerp-richtlijnen geformuleerd inzake zelfstandige bestuursorganen. Daarmee is uitvoering gegeven aan het kabinetsstandpunt over de rapportage in het Jaarverslag 1994 van de Algemene Rekenkamer over «Zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid» (Kamerstukken II, 1994/95, 24 130, nr. 5). Het kabinetsstandpunt ondervond brede instemming in de Tweede Kamer. Volgens de ontwerp-richtlijnen, die voorlopig al worden toegepast, conflicteert het benoemen van ambtelijke leden met de vereiste onafhankelijkheid van een bestuursorgaan als het College van toezicht op de kansspelen. In het bovengenoemde Besluit zijn de ambtelijke leden dan ook geschrapt.

Bij eerstvolgende gelegenheid zal artikel 36 van de Wet op de kansspelen, die de mogelijkheid – en dus niet de verplichting – tot het benoemen van ambtenaren behelst, dienovereenkomstig worden aangepast.

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de afronding van de benoemings-procedure van de voorzitter en de leden van het College. Ik verwacht u over de samenstelling van het College op korte termijn te kunnen informeren.

Ik heb er – mede gelet op de kandidaten die ik op het oog heb – dan ook alle vertrouwen in dat het College, dat op 1 januari aanstaande van start zal gaan, haar taken op het terrein van de kansspelen daadkrachtig zal vervullen.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven