23 580
Nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 19..)

nr. 26
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 oktober 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 36 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Een krachtens het zesde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Toelichting

Artikel 36, zesde lid, van het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur handelingen in met name genoemde beschermde natuurmonumenten aan te wijzen waarvoor de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bevoegd gezag is terzake van de vergunningverlening.

Bij de onderhavige nota van wijziging wordt voorgesteld een voorhangbepaling in het wetsvoorstel op te nemen ten aanzien van deze maatregel van bestuur. Hiertoe wordt voorgesteld een zevende lid aan artikel 36 toe te voegen. Op deze wijze kan het parlement in kennis worden gesteld van, en zonodig met de regering overleggen over, de bij algemene maatregel van bestuur geregelde materie voordat deze maatregel in werking treedt.

Ingevolge de huidige Natuurbeschermingswet is de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bevoegd tot het verlenen van vergunningen. Op grond van het onderhavige wetsvoorstel worden de provincies in algemene zin belast met de vergunningverlening. In gevallen waarin sprake is van bijzondere activiteiten van nationaal belang is het echter wenselijk dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vergunningverlenend orgaan blijft.

Vergunningverlening op centraal niveau is in die gevallen aangewezen omdat veelal ook andere vergunningen, verleend op Rijksniveau nodig zijn. Coördinatie op Rijksniveau is in die gevallen noodzakelijk en bevordert een efficiënte besluitvorming.

In dit kader kunnen als voorbeelden worden genoemd dijkversterkingen, de aanleg van buisleidingen voor olie en gas en olie- en gaswinning, zoals in de Waddenzee. Ook grootschalige infrastructurele activiteiten van nationaal belang, zoals de aanleg van een eventuele Tweede Maasvlakte, zouden in aanmerking komen voor vergunningverlening op Rijksniveau.

Bovengenoemde handelingen zijn veelal ingrijpend en grootschalig van aard. Zij vinden plaats in of nabij gebieden die voor de natuur van bijzondere betekenis zijn en waarvoor het Rijk een specifieke verantwoordelijkheid heeft. Bij dit soort handelingen, waarbij grote publieke belangen aan de orde zijn, komt het spanningsveld tussen economische belangen en het natuurbelang vaak zeer nadrukkelijk tot uiting. Voor een goede afstemming en afweging van alle betrokken belangen is het in die gevallen gewenst dat de vergunningverlening op centraal niveau berust. Dit neemt niet weg dat de provincies zorgvuldig zullen worden betrokken bij het besluitvormingsproces.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven