nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 6 oktober 1997
Hierbij doe ik u toekomen mijn schriftelijke reactie op de vraag van de
heer Passtoors over artikel 40 van het wetsvoorstel voor een nieuwe Natuurbeschermingswet.
Deze vraag is donderdag 2 oktober jl. gesteld tijdens de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel.
Voorts deel ik u mede dat ik geen bezwaar heb tegen amendement nr. 24
ingediend door de leden Passtoors en Swildens-Rozendaal. Dit amendement vervangt
het eerder door deze leden ingediende amendement nr. 17 en strekt er toe veilig
te stellen dat de eigenaar, gebruiker en hun huisgenoten onbeperkt toegang
hebben tot hun terrein gelegen in een beschermd natuurmonument.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Schriftelijke reactie op de vraag van de heer Passtoors
over artikel 40
De heer Passtoors heeft gevraagd of het uitoefenen van de bevoegdheid
door gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 40 van het wetsvoorstel Natuurbeschermingswet
is op te vatten als een vorm van bestuursdwang.
Artikel 40 van het wetsvoorstel maakt het mogelijk voor gedeputeerde staten
beheersmaatregelen te treffen in een beschermd natuurmonument indien dit noodzakelijk
is voor het behoud of herstel van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke
betekenis van het gebied. Van deze mogelijkheid kan slechts gebruik worden
gemaakt in geval van ernstige vermindering of dreigende vermindering van het
natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis ten gevolge van het achterblijven
van maatregelen.
Het treffen van bedoelde maatregelen door gedeputeerde staten is geen
vorm van bestuursdwang. Er hoeft geen sprake te zijn van een overtreding door
de eigenaar of gebruiker. Deze kan immers niet worden verplicht tot het zelf
treffen van maatregelen. De kosten van de maatregelen zullen ook niet worden
verhaald op de eigenaar of gebruiker.
Wel dienen eigenaar en gebruiker de maatregelen van gedeputeerde staten
te gedogen. Bij niet-gedogen is sprake van een overtreding. Voordat de maatregelen
worden genomen, wordt hiervan schriftelijk mededeling aan de eigenaar en gebruiker
gedaan. Behoudens onverwijlde noodzaak wordt pas vier weken na deze mededeling
tot het treffen van maatregelen overgegaan. Het besluit van gedeputeerde staten
om maatregelen te gaan treffen, is een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit.
Eigenaar en gebruiker staan dus rechtsmiddelen ter beschikking indien zij
het niet met het treffen van maatregelen eens zijn.
Van de mogelijkheid van artikel 40 van het wetsvoorstel zal uiteraard
met de nodige terughoudendheid gebruik worden gemaakt. Het is bedoeld als
uiterste middel dat alleen in geval van dringende noodzaak zal worden ingezet.