23 568
Wijziging van de Ontgrondingenwet en andere wetten

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 juli 1995

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel I wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel C, onder 4, wordt «artikel 23 of 24 van de Wet bodembescherming» vervangen door: artikel 30 of 31 van de Wet bodembescherming.

2. onderdeel J wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel 2 wordt, in het in artikel 10 van de Ontgrondingenwet in te voegen vijfde lid, «tweede en derde lid» vervangen door: derde en vierde lid.

b. onderdeel 4 wordt gewijzigd als volgt:

b1. De aanhef komt te luiden: Na het zevende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

b2. Artikel 10, tiende lid, komt te luiden:

10. Indien ingevolge het eerste lid paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer wordt toegepast, worden de in dat kader tot stand komende beschikkingen tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning of enige andere bestuursrechtelijke toestemming inzake een ontgronding gelijktijdig door gedeputeerde staten bekendgemaakt.

b3. Het elfde lid vervalt.

3. Na onderdeel J wordt, onder vernummering van onderdeel Ja tot Jb, een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

1. Het gemeentebestuur verleent uiterlijk binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de beschikking van Onze Minister of van gedeputeerde staten op de aanvrage om een vergunning ter zake van de in die beschikking bedoelde ontgronding planologische medewerking, voor zover het overeenkomstig artikel 10, derde lid, ten aanzien van die ontgronding de bereidheid tot het verlenen van zodanige medewerking heeft aangegeven.

2. Provinciale staten verlenen uiterlijk binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de beschikking van Onze Minister op de aanvrage om een vergunning ter zake van de in die beschikking bedoelde ontgronding planologische medewerking, voor zover zij overeenkomstig artikel 10, vierde lid, ten aanzien van die ontgronding de bereidheid tot het verlenen van zodanige medewerking hebben aangegeven.

4. onderdeel W komt te luiden:

W

Hoofdstuk VI komt te luiden:

HOOFDSTUK VI. OVERGANGSBEPALINGEN WIJZIGINGSWET

Artikel 30

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder wijzigingswet verstaan: de wet van .... . .... . .. . .19.. tot wijziging van de Ontgrondingenwet en andere wetten (Stb. ) .

Artikel 31

1. De artikelen 6 en 10 vinden geen toepassing ten aanzien van aanvragen om vergunning die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet. Ten aanzien van zodanige aanvragen wordt artikel 10, zoals dat luidde voor het bedoelde tijdstip, toegepast.

2. Artikel 21f, tweede lid, vindt geen toepassing ten aanzien van houders van vergunningen en machtigingen die zijn verleend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet.

Artikel 32

1. Een vergunning welke vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet krachtens de Rivierenwet bij onherroepelijk geworden beschikking is verleend voor een ontgronding als bedoeld in artikel 4, § 1, onderdeel f, van die wet, wordt beschouwd als ingevolge deze wet te zijn verleend en blijft als zodanig van kracht gedurende vijf jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet, voor zover zij niet eerder is vervallen of ingetrokken.

2. Indien vóór het eindigen van de geldigheidsduur van een in het eerste lid bedoelde vergunning een aanvraag om een vergunning krachtens deze wet wordt ingediend, blijft de vergunning van kracht totdat de beschikking op de aanvraag onherroepelijk is geworden.

3. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet nog niet een beschikking op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4, § 1, onderdeel f, van de Rivierenwet onherroepelijk is geworden, blijven ten aanzien van de behandeling van die aanvraag, de beschikking op de aanvraag en het beroep tegen de bedoelde beschikking de voor dat tijdstip toepasselijke wettelijke bepalingen gelden.

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een vergunning welke is verleend overeenkomstig het derde lid.

5. Een door Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet verleende toestemming voor een ontgronding op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat, wordt beschouwd als een vergunning in de zin van deze wet.

5. Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:

X

In hoofdstuk VII vervalt artikel 32.

B

Artikel IXB vervalt.

Toelichting

Deze tweede nota van wijziging behelst wijzigingen van overgangsrechtelijke en van technische aard. Afgezien van onderdeel B (dat hierna onder 4 mede wordt toegelicht) betreffen alle wijzigingen artikel I van het wetsvoorstel, welk artikel wijzigingen van de Ontgrondingenwet inhoudt (onderdeel A van deze nota van wijziging).

1. De aanpassing van de verwijzing in het voorgestelde artikel 4, onderdeel c, van de Ontgrondingenwet naar enkele artikelen van de Wet bodembescherming, die is opgenomen in onderdeel 1 van deze nota van wijziging, is nodig als gevolg van de wijzigingen, met inbegrip van bepaalde vernummeringen, die de wet van 10 mei 1994 waarbij bepalingen inzake bodemsanering zijn toegevoegd aan de Wet bodembescherming (Stb. 331) heeft ondergaan bij nadere wijzigingswet van die datum (Stb. 332) .

2, onder a. Door wijziging van onderdeel J, sub-onderdeel 2, van het wetsvoorstel wordt een foutieve verwijzing in het voorgestelde artikel 10, vijfde lid, van de Ontgrondingenwet verbeterd.

2, onder b. Het ingevolge onderdeel 2, onder b, van deze nota van wijziging voorgestelde nieuwe artikel 10, tiende lid, van de Ontgrondingenwet voorziet in nadere parallelschakeling van de verschillende beschikkingen op aanvragen om vergunning of enige andere bestuursrechtelijke toestemming (bijvoorbeeld ontheffing) met betrekking waartoe ingevolge artikel 10, eerste lid, de coördinatieregeling van paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer wordt toegepast. Met het oog op gelijktrekking van de beroepstermijnen wordt thans bepaald, dat de bedoelde beschikkingen gelijktijdig worden bekendgemaakt, en wel door gedeputeerde staten, die ingevolge paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer zijn belast met de coördinatie. Indien de bekendmakingen zouden worden overgelaten aan de diverse bevoegde gezagen, zouden deze veelal niet op hetzelfde tijdstip geschieden. De beroepsgerechtigden zouden dan telkens per beschikking moeten nagaan tot hoelang zij nog beroep kunnen instellen. Ingevolge artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de beroepstermijn immers aan op de dag na die van de bekendmaking.

3. Het tiende en elfde lid van artikel 10 van de Ontgrondingenwet, zoals dat artikel tot nog toe is voorgesteld, betreffen niet de vergunningverlening als zodanig en behoeven daarom niet noodzakelijkerwijs een plaats te vinden in het toch al omvangrijke artikel 10. De genoemde bepalingen worden ingevolge onderdeel 3 van deze nota van wijziging opgenomen in een nieuw artikel 11 van de ontgrondingenwet; daarbij worden tevens nog enkele technische verbeteringen aangebracht.

4. Bij de herformulering van artikel I, onderdeel W, van het wetsvoorstel gaat het om het opnemen van overgangsbepalingen ter zake van de onderhavige wetswijziging in de Ontgrondingenwet, welke in de plaats treden van de uitgewerkte overgangsbepalingen van het huidige hoofdstuk VI van de Ontgrondingenwet.

In artikel I, onder W, zoals dit was toegevoegd ingevolge de eerste nota van wijziging, was slechts voorzien in het vervallen van genoemd hoofdstuk VI. Het thans nader geformuleerde onderdeel W houdt een herleving in van meergenoemd hoofdstuk VI. Daarin zijn, naast een begripsbepaling (artikel 30) zowel nog niet eerder voorgestelde overgangsbepalingen (artikel 31) , als de tot nog toe in artikel IXB van het wetsvoorstel vervatte overgangsbepalingen (artikel 32) opgenomen. Artikel IXB komt ingevolge onderdeel B van deze nota van wijziging als zodanig te vervallen.

Wat betreft artikel 31 kan het volgende worden opgemerkt. In de nota naar aanleiding van het eindverslag is, in antwoord op vragen van de leden van de fractie van de PvdA, aangegeven dat bij nader inzien behoefte bestaat aan overgangsbepalingen ten aanzien van gevallen waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingswet reeds vergunningen zijn aangevraagd of verleend op basis van de Ontgrondingenwet zoals die tot dan toe geldt. In die gevallen kunnen tussentijdse regimewijzigingen voor de betrokken bestuursorganen, bedrijven en burgers naar verhouding te belastend zijn, mede vanuit een oogpunt van rechtszekerheid. Daarom moet er in worden voorzien dat het tot dan toe geldende regime van toepassing blijft voor die gevallen. Artikel 31 houdt een zodanige overgangsvoorziening in ten aanzien van:

– de mogelijkheid van legesheffing van rijkswege (artikel 6 Ontgrondingenwet) ;

– de bepalingen aangaande de behandeling van vergunningaanvragen (artikel 10, eerste tot en met zevende lid), waarbij met name valt te denken aan de bepalingen inzake toepassing van afdeling 13.2 en paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer en de voorschriften die voorzien in raadpleging door het bevoegd vergunningverlenend gezag van de raad van de betrokken gemeenten onderscheidenlijk provinciale staten van de betrokken provincie inzake het geldende bestemmings- onderscheidenlijk streekplan;

– de voorschriften ten aanzien van het beschikken op de aanvraag (artikel 10, achtste tot en met tiende lid) , waaronder de nieuwe bepalingen ten aanzien van de vergunningverlening in relatie tot de ruimtelijke planning;

– de bevoegdheid voor het provinciaal bestuur om houders van een vergunning aan een heffing te onderwerpen (artikel 21f) .

5. Aan artikel I van het wetsvoorstel wordt een onderdeel X toegevoegd, waarin wordt voorzien in het vervallen van artikel 32 van het bestaande hoofdstuk VII van de Ontgrondingenwet; dit laatste was tot nog toe ingevolge de eerste nota van wijziging meegenomen in onderdeel W.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven