23 530 Verdragen in voorbereiding

Nr. 96 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 december 2012

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 29 juni 2012 inzake Verdragen in voorbereiding met als peildatum 30 juni 2012 (Kamerstuk 23 530, nr. 94).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 december 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Nr

Vraag en antwoord

1

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door de ratificatie van het Wapenhandelsverdrag van de VN, nummer 012758, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

De onderhandelingen over een VN-wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty; ATT) in juli 2012 hebben op het laatste moment niet tot consensus over een verdragstekst geleid, zoals gemeld in de Kamerbrief van 2 augustus jl. (Kamerstuk 22 054 nr. 202). Nederland is een groot voorstander van een spoedige voltooiing van onderhandelingen over dit verdrag, dat wereldwijde normen oplegt aan de handel in conventionele wapens. Het verdrag zal staten verplichten tot nauwkeurige toetsing van wapenexport aan verschillende criteria, waaronder de vraag of een risico bestaat dat de eindgebruiker mensenrechten zal schenden met het te exporteren goed. Daarnaast draagt een VN-wapenhandelsverdrag bij aan het vergroten van het level playing field voor de defensie-industrie. Omdat Nederland reeds een goed functionerend exportcontrolesysteem heeft, zullen geen kosten gemoeid zijn bij de implementatie van het beoogde verdrag.

2

Wat zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de onderhandelingen over een VN-Wapenhandelsverdrag sinds uw brief van 2 augustus 2012?

Zie het antwoord bij vraag 3.

3

Is er vooruitgang geboekt met betrekking tot een concept-verdragstekst voor het Wapenhandelsverdrag? Welke rol speelt Nederland hierbij? Is er inmiddels meer duidelijkheid over het vervolgtraject?

In de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de VN is op 7 november jl. een resolutie aangenomen waarin het vervolgtraject wordt vast gelegd. In maart 2013 dienen tijdens een slotconferentie de onderhandelingen over het verdrag te worden voltooid. Basis voor deze onderhandelingen is de tekst die de voorzitter van de conferentie op 26 juli jl. aan de VN-lidstaten heeft voorgelegd. Deze concept-verdragstekst bevat de voor Nederland belangrijkste elementen: een verplicht wapenexportsysteem, toetsing van exportvergunningen aan het mensenrechtencriterium en jaarlijkse rapportage over export van wapens aan een secretariaat.

Nederland heeft een actieve lobby gevoerd voor deze resolutie in de eerste Commissie. Daarnaast heeft Nederland in de hoedanigheid van vice-voorzitter van de juli-conferentie verslag uitgebracht van het verloop van de conferentie, aangezien de Argentijnse voorzitter van de conferentie niet in staat was om de bijeenkomst van de Eerste Commissie bij te wonen. Ook in het vervolgtraject blijft Nederland een actief pleitbezorger van een effectief en zinvol wereldwijd wapenhandelsverdrag, dat bijdraagt aan wereldwijde stabiliteit en mensenrechtenschendingen kan voorkomen. Nederland zet in op afronding van de onderhandelingen tijdens de slotconferentie van maart 2013.

4

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Pan-Europees bossenverdrag van de EU, nummer 012756, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft? Wat is de toegevoegde waarde van dit verdrag en aan welke administratieve lasten committeert Nederland zich bij ratificatie van dit verdrag?

Nederland was tegenstander van het openen van onderhandelingen over een wettelijk bindend pan-Europees bossenverdrag van de EU, omdat dit weinig toegevoegde waarde heeft ten opzicht van bestaande bossenovereenkomsten en dat stelsel eerder zou compliceren, omdat het in dit stadium onduidelijk is welke financiële verplichtingen uit een wettelijk bindend bossenverdrag kunnen voortvloeien en omdat het kan leiden tot bevoegdheidsverschuiving van nationaal naar EU-niveau en meer EU-regelgeving.

Nederland heeft in EU-verband niet de besluitvorming om tot opening van onderhandelingen over te gaan willen blokkeren, maar heeft om met dit besluit te kunnen instemmen een aantal randvoorwaarden aan de opening van de onderhandelingen verbonden. Deze randvoorwaarden zijn uiteindelijk door de andere lidstaten geaccepteerd. Deze randvoorwaarden zijn opgenomen in een besluit van de Raad en vastgelegd in de onderhandelingsrichtsnoeren.

Samengevat komen deze randvoorwaarden en onderhandelingsrichtsnoeren erop neer dat het beoogde verdrag aantoonbaar toegevoegde waarde heeft ten opzichte van bestaande bossenovereenkomsten en voorts dat:

Het beoogde verdrag geen afbreuk doet aan en geen duplicatie is van bestaande instrumenten en het werk wat hieruit voortvloeit.

Het beoogde verdrag niet leidt tot een toename van administratieve lasten;

Het beoogde verdrag kosteneffectief kan worden geïmplementeerd en dat bekostiging van het beoogde verdrag in beginsel op vrijwillige basis is;

Het beoogde verdrag niet leidt tot fragmentatie van bossenfora;

Het beoogde verdrag een raamwerkverdrag wordt.

Momenteel zijn de onderhandelingen nog gaande en kan nog geen verdere indicatie worden gegeven over de toegevoegde waarde en welke kosten uit dit verdrag kunnen voortvloeien.

5

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Associatieakkoord EU-Moldavië, nummer 012549, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

De onderhandelingen met Moldavië over een Associatieakkoord vinden plaats in het kader van het Oostelijk Partnerschap. Nederland hecht veel waarde aan het Oostelijk Partnerschap als instrument om de Europese samenwerking met de Oostelijke buurlanden van de EU te versterken en de politieke toenadering en economische integratie van deze landen met de EU te steunen. Onderdeel van het Associatieakkoord is een Vrijhandelsakkoord.

Het is in het Europese en Nederlandse belang dat de banden tussen de EU en de Oosterburen, waaronder Moldavië, verder worden aangehaald. Hiermee worden de stabiliteit, veiligheid en welvaart van de gezamenlijke regio gediend. Het Vrijhandelsakkoord zal de handel tussen de EU en Moldavië bevorderen.

Er zijn geen additionele en structurele en eenmalige kosten verbonden aan toekomstige ratificatie van een Associatieakkoord met Moldavië. Bij het niet-ratificeren door Nederland van een toekomstig Associatieakkoord inclusief Vrijhandelsakkoord tussen de EU en Moldavië ontstaat een complexe situatie: de verdragspartijen zullen dan opnieuw met elkaar om tafel moeten om te bezien of en hoe het verdrag kan worden aangepast. Hierbij dient bedacht te worden dat voor onderwerpen waar de EU bevoegd is, de Unie Nederland kan binden ook als Nederland geen partij wordt bij het verdrag.

6

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Privileges en immuniteiten stagiairs van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), nummer 012177, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Het IOM blijkt geen behoefte meer te hebben aan dit verdrag. Derhalve verschijnt het conceptverdrag niet meer op de lijst van verdragen in voorbereiding met ingang van de lijst van 10 oktober 2012, met als peildatum 30 september 2012 (Kamerstukken II 2011/2012, 23 530, nr. 95) en zijn geen kosten voorzien.

7

Wat is de status van het Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van Macedonië, nummer 012379?

NAVO-partners zijn het eens dat toetreding van Macedonië «long overdue» is. Het land heeft sinds 1999 Membership Action-Plan-status en zit inmiddels in zijn 13de cyclus. Voor toetreding tot de NAVO is een politieke voorwaarde gesteld: oplossing van de naamkwestie. Wanneer aan de politieke voorwaarde is voldaan, zal Macedonië uitgenodigd worden om toetredingsgesprekken te houden en zal het protocol ondertekend worden.

8

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Associatieakkoord EU-Syrië, nummer 010 208, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft? Wat is de status van dit akkoord en wordt, gezien de situatie in Syrië, de werking van dit akkoord opgeschort?

Gezien de situatie in Syrië heeft de EU in mei 2011 alle besprekingen over het concept Associatieakkoord EU-Syrië stopgezet. Tevens is de bestaande samenwerkingsovereenkomst uit 1977 tussen de EU en Syrië voor het grootste deel opgeschort. Het verdrag is niet van de lijst geschrapt omdat onderhandelingen over het concept te zijner tijd zouden kunnen worden hervat. Zie het antwoord bij vraag 9.

9

Onder welke voorwaarden zal het Associatieakkoord tussen de EU en Syrië voortgang vinden?

Naar verwachting zullen de gesprekken over een Associatieakkoord met Syrië pas weer worden hervat wanneer het conflict in Syrië beëindigd is en het land bestuurd wordt door een democratisch gekozen, inclusieve regering, die zich houdt aan internationale afspraken op het gebied van mensenrechten. Daarnaast zal er aan Syrische kant voldoende bestuurlijke capaciteit moeten zijn om met de EU dergelijke onderhandelingen aan te gaan.

10

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Interim Economische Partnerschapsovereenkomst (EPA) EU – SADC-EPO-staten, nummer 012042, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Het interim EPA met de landen in Zuidelijk Afrika is één van de interim EPA’s die aangegaan zijn of worden met landen in de ACS groep (landen in Sub Sahara Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) in het kader van het aanpassen van de handelsrelaties met deze landen zoals voorzien in het Verdrag van Cotonou van 2000. Het interim EPA voorziet in tariefrechtenvrije toegang tot de EU markt voor de betrokken landen in zuidelijk Afrika (met uitzondering van Zuid-Afrika; de bepalingen van het bestaande vrijhandelsakkoord tussen de EU en Zuid-Afrika worden door het interim EPA niet gewijzigd). Deze landen gaan op hun beurt vrijhandelsverplichtingen aan vis-à-vis de EU. Het verdrag past in het streven van de Nederlandse regering te komen tot ontwikkelingsvriendelijke vrijhandelsakkoorden met alle landen in de ACS groep. Handelspolitiek is een exclusieve bevoegdheid van de EU. Indien Nederland niet aan dit verdrag deel neemt, is het nog steeds mogelijk voor de EU Nederland te binden ten aanzien van handelspolitieke afspraken met derde landen.

11

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Besluit van de Raad van de EU houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de EG van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het gemeenschapsoctrooi (nummer 010891), welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid, welke consequenties het niet ratificeren van het Besluit van de Raad voor Nederland heeft en welke consequenties het wel ratificeren van het Besluit van de Raad heeft?

Het betreft hier een voorgenomen verdrag dat is gerelateerd aan het voorstel voor een Gemeenschapsoctrooi en daarmee samenhangend een besluit van de Raad voor de overdracht van jurisdictie voor geschillen over gemeenschapsoctrooien aan het Hof van Justitie. Deze voorstellen zijn nooit ten uitvoer gebracht, maar ook niet ingetrokken. Ondertussen is in de Raad verder gewerkt aan een nieuwe opzet van het octrooipakket. Onderdeel daarvan is het voorstel voor een verdrag tot oprichting van een unitair octrooigerecht. Zodra dat is aanvaard, zal het besluit van de Raad en daarmee ook het onderhavige verdrag van deze ontwerp-lijst kunnen worden geschrapt.

12

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Administratief Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bangladesh inzake het project «Char Development and Settlement Project IV (CDSP IV)» (nummer 012453) , welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Het Char Development and Settlement Project – IV richt zich op de ontwikkeling van de (water)infrastructuur en het verbeteren van de economische en sociale situatie van de allerarmsten die wonen op aangeslibd land in de kustgebieden («polders») van Bangladesh. Het project is een belangrijke schakel in soortgelijke Nederlands gefinancierde projecten in Bangladesh, waarbij coöperaties worden doorontwikkeld naar markt-georiënteerde eenheden in het kader van het Nederlandse motto van «Aid naar Trade».

Zonder dit verdrag kan Nederland haar expertise op het gebied van waterveiligheid en gepaard gaande economische en sociale ontwikkelingen van kwetsbare kustgebieden niet verder uitdragen. Tevens zou het niet-deelnemen negatieve consequenties hebben voor de (leidende) betrokkenheid van Nederland in andere programma’s in de watersector van Bangladesh.

Het verdrag is inmiddels tot stand gekomen en van de ontwerp-lijst verwijderd.

13

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Internationale rechtspersoonlijkheid van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), nummer 011725, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid, welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft en welke consequenties heeft het wel deelnemen aan dit verdrag heeft voor Nederland?

Het is een Nederlands belang dat de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) net als andere internationale organisaties zelfstandig kan functioneren in het internationale rechtsverkeer, bijv. verdragen kan sluiten, de noodzakelijke privileges en immuniteiten kan genieten en zelfstandig claims kan uitbrengen. Hierdoor zou de OVSE beter, effectiever en efficiënter de haar opgedragen taken kunnen vervullen. Nu bestaan allerlei alternatieve regelingen, in de afwezigheid van internationale rechtspersoonlijkheid. De huidige gebrekkige regeling laat zich verklaren door het gegeven dat de OVSE ooit is ontstaan als internationale conferentie, niet als internationale organisatie. In de loop der jaren is de OVSE geïnstitutionaliseerd. Zij functioneert thans in de praktijk als een gewone internationale organisatie. De formele status van de organisatie dient hier nu mee in overeenstemming te worden gebracht. Hiermee zijn geen kosten gemoeid. Als dit verdrag tot stand zou komen betekent niet-deelname door Nederland dat Nederland niet wil aanvaarden dat de OVSE net als andere internationale organisaties als internationale rechtspersoon moet worden beschouwd. Dit zou worden op gevat als een gebrek aan steun voor deze organisatie.

14

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Privileges en immuniteiten Europese Commissie, nummer 011403, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

De EU blijkt geen behoefte meer te hebben aan dit verdrag. Derhalve verschijnt het conceptverdrag niet meer op de lijst van verdragen in voorbereiding met ingang van de lijst van 10 oktober 2012, met als peildatum 30 september 2012 (Kamerstukken II 2011/2012, 23 530, nr. 95) en zijn geen kosten voorzien.

15

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Privileges en immuniteiten Europees Parlement, nummer 011404, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Zie het antwoord op vraag 14.

16

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Privileges en immuniteiten EC Joint Research Centre, Institute for Energy, nummer 011405, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Zie het antwoord op vraag 14.

17

Wat behelst het Alomvattend verdrag tegen internationale terrorisme (nummer 010116)?

Dit verdrag is bedoeld als aanvulling op de bestaande verdragen en protocollen die sinds 1963 in VN-verband tot stand zijn gekomen tegen specifieke vormen van terrorisme. De totstandkoming van dit verdrag zal bijdragen aan de vervolmaking van het mondiale internationaalrechtelijke kader voor de bestrijding van terrorisme met inbegrip van de normen zoals neergelegd in de internationale mensenrechtenverdragen.

18

Wat is de huidige stand van zaken betreffende het Alomvattende verdrag tegen internationale terrorisme? Welke voortgang is geboekt met betrekking tot het tot stand brengen van een Alomvattend verdrag tegen internationale terrorisme?

Hoewel in VN-kader overeenstemming bestaat over het belang van een Alomvattend Verdrag inzake internationaal terrorisme, lopen de standpunten over een aantal sleutelonderwerpen, in het bijzonder ten aanzien van een uniforme definitie van terrorisme, nog altijd uiteen.

19

In hoeverre is er overeenstemming bereikt over een uniforme definitie van terrorisme?

Over de reikwijdte van het verdrag en de daaraan verwante definitie van terrorisme bestaat geen overeenstemming. Een aantal landen stelt zich al jaren op het standpunt dat handelingen van strijdende partijen tegen buitenlandse bezetting buiten de werking van het verdrag zouden dienen te vallen. Hiermee wordt beoogd handelingen in het kader van de strijd voor het recht op zelfbeschikking uit te sluiten van de werkingssfeer van het alomvattend verdrag. Andere VN-lidstaten, waaronder Nederland en de overige EU-lidstaten, zijn echter van oordeel dat een dergelijke inperking van de reikwijdte van het alomvattend verdrag tegen internationaal terrorisme de deur zou openzetten naar rechtvaardiging van terrorisme en daardoor het internationale rechtsregime tegen terrorisme juist zou verzwakken in plaats van versterken. Deze lidstaten stellen zich verder op het standpunt dat het alomvattend verdrag een instrument van internationaal strafrecht is, dat de bestaande verplichtingen van staten onder het internationaal humanitair recht onverlet laat.

Ook de vraag of geweld dat door staten wordt toegepast onder het begrip terrorisme kan vallen, blijft een bron van verdeeldheid.

20

In hoeverre heeft resolutie A/HRC/20/31 van de VN-Mensenrechtenraad – waarin staat dat alle volken en individuen het recht hebben om op te staan en zich te verzetten tegen onderdrukkende, koloniale bezetting- invloed op de VN-terminologie van terrorisme? Welke mogelijkheden ziet de regering om zich tegen een dergelijke goedkeuring van terrorisme te verzetten?

Nederland stelt zich op het standpunt dat er geen enkele rechtvaardiging is voor terrorisme en brengt deze positie in in de discussies over het Alomvattend Verdrag.

21

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van dit verdrag, nummer 010116, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Dit verdrag vormt het sluitstuk van het mondiale internationaalrechtelijke kader voor de bestrijding van het terrorisme. Internationale eensgezindheid bevordert een daadkrachtige, coherente aanpak van terrorisme, en daarmee het Nederlandse belang. Het verdrag zou een verdere bevestiging inhouden van het belang van fundamentele rechtsbeginselen bij de bestrijding van internationaal terrorisme, hetgeen ook praktische samenwerking op dat gebied tussen landen zal faciliteren. Met de ratificatie zouden geen kosten zijn gemoeid.

22

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van OPCW, gebruik van een belastingvrije winkel, nummer 010178, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

De regeling met betrekking tot het gebruik van een belastingvrije winkel door de OPCW is inmiddels tot stand gekomen. De regeling heeft echter de vorm gekregen van een Memorandum of Understanding en niet van een verdrag.

Abusievelijk is dit MoU ooit als verdrag op de lijst opgenomen. Derhalve zal het conceptverdrag niet meer verschijnen op de lijst van verdragen in voorbereiding, met als peildatum 31 december 2012 en zijn geen kosten voorzien.

23

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Kaderovereenkomst militaire samenwerking met Marokko, nummer 012726, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

De Kaderovereenkomst tussen Nederland en Marokko maakt het mogelijk om de defensiesamenwerking tussen beide landen verder te ontwikkelen. De aanleiding voor de Kaderovereenkomst is de aankoop door Marokko van drie nieuwe fregatten van de «Sigma klasse», gebouwd door het Nederlandse «Damen Schelde Naval Shipbuilding». De Koninklijke Marine heeft ter ondersteuning van deze aankoop een trainingsprogramma verzorgd voor de Marokkaanse marine. De aankoop van de nieuwe fregatten maakt onderdeel uit van een moderniseringsprogramma van de Marokkaanse marine, waardoor het beter in staat is deel te nemen aan internationale operaties en mogelijk anti-piraterij missies bij de Afrikaanse westkust. Marokko zal in dit kader naar verwachting een beroep blijven doen op Nederland voor training en ondersteuning. Er kunnen voorts mogelijkheden ontstaan de samenwerking naar andere terreinen uit te breiden. Marokko heeft kenbaar gemaakt hiervoor een verdrag te willen sluiten. De Kaderovereenkomst komt aan deze wens tegemoet.

Defensiesamenwerking tussen Marokko en Nederland zal bijdragen aan de ontwikkeling van de bredere relatie tussen beide landen. Naast het genoemde belang van de Nederlandse defensie-industrie is de Kaderovereenkomst van belang met het oog op eventuele nieuwe oefen- en trainingsmogelijkheden, samenwerking bij de bestrijding van piraterij en mogelijke afstoting van overtollig materieel.

In de Kaderovereenkomst zijn algemene voorwaarden voor defensiesamenwerking vastgelegd.

Voor verdere uitvoering van de samenwerking zullen partijen nadere afspraken maken door middel van een passend juridisch instrument.

In de Kaderovereenkomst wordt vastgelegd dat elke partij haar eigen kosten draagt met betrekking tot de deelname aan de samenwerkingsactiviteiten in het kader van dit verdrag, tenzij anders wordt overeengekomen.

24

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Wijziging van het Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (EUCARIS), nummer 012431, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Het EUCARIS-verdrag is destijds door Nederland geratificeerd om fraude tegen te gaan bij import en export van voertuigen en bij omwisseling van rijbewijzen. Via het EUCARIS-systeem worden voertuig- en rijbewijsgegevens uitgewisseld.

De wijziging regelt dat het EUCARIS-systeem ook ingezet kan worden in het kader van het zgn. Prüm Raadsbesluit (bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit) en voor de Europese trajecten eCall (voertuiggegevens), RESPER (rijbewijzen), ERRU (overtredingen transportondernemingen) en CBE (eigenaar/houdergegevens in verband met diverse overtredingen).

Nederland zal meerdere overtredingen van buitenlandse bestuurders kunnen bestraffen en boetes kunnen innen.

De kosten zullen laag zijn: enkele duizenden euro’s.

Nederland heeft op grond van EU-regelingen de plicht (en overigens ook de wens) om voertuig- en rijbewijsgegevens onderling te kunnen uitwisselen om zo internationaal tot effectievere vervolging van overtredingen over te kunnen gaan. Als Nederland besluit niet deel te nemen aan de wijziging van het EUCARIS-verdrag zal Nederland een alternatief systeem moeten implementeren dat veel hogere kosten met zich meebrengt. Niet ratificeren van de wijziging zal derhalve leiden tot meerdere informatie-uitwisselingsmechanismen die binnen Europa worden gebruikt. Dit verdrag helpt om een wildgroei van Europese uitwisselingsmechanismen te voorkomen.

25

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Rechten voor omroeporganisaties WIPO, 010606, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft en welke consequenties heeft het wel deelnemen aan het verdrag heeft voor Nederland?

In het kader van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom wordt onder de vlag van de Verenigde Naties, onderhandeld over een verdrag dat de aan het auteursrecht verwante rechten van omroeporganisaties beschermt met betrekking tot hun uitzendingen. Er is nog geen diplomatieke conferentie belegd die in een verdrag zou kunnen uitmonden.

In het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties uit 1961, waarbij alle lidstaten van de Europese Unie partij zijn, zijn die zogenaamde naburige rechten beperkt tot uitzendingen door de ether. Het nieuwe verdrag zou de bescherming moeten uitbreiden tot uitzendingen via de kabel. In de Europese Unie is dat al gemeengoed. Het belang van een eventueel verdrag is dan ook vooral gelegen in het feit dat Europese omroeporganisaties in het algemeen en Nederlandse omroeporganisaties in het bijzonder dan straks ook in andere verdragsluitende staten op de bescherming aanspraak kunnen maken met betrekking tot uitzendingen via de kabel.

26

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Verdrag Faillissement van UNICITRAL, nummer 009943, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid en welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft?

Abusievelijk wordt in het overzicht gesuggereerd dat er in UNCITRAL, waarvan Nederland momenteel overigens geen lid is, een faillissementsverdrag zou worden voorbereid. Dat is niet het geval. Wel zijn op 1 juli 2011 een soort richtsnoeren aanvaard bij de UNCITRAL Model Law on Cross-Border Insolvency. Bij de eerstvolgende gelegenheid zal de lijst met in voorbereiding zijnde verdragen in dit opzicht worden geactualiseerd.

27

Kunt u aangeven welke Nederlandse belangen gediend worden door ratificatie van Verdrag inzake bescherming audiovisuele voorstellingen , nummer 012749, welke structurele en eenmalige kosten hiermee zijn gemoeid, welke consequenties het niet deelnemen aan het verdrag voor Nederland heeft en welke consequenties het wel deelnemen aan het verdrag heeft voor Nederland?

Op 26 juli 2012 is het Verdrag van Beijing inzake audiovisuele uitvoeringen tot stand gekomen. Het verdrag is nog niet ondertekend.

Het verdrag verleent aan uitvoerende kunstenaars aan het auteursrecht verwante intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot hun audiovisuele uitvoeringen. In de EU zijn die rechten bijna volledig geharmoniseerd. Als Nederland wil toetreden, dan moet de Europese Raad eerst bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen een daartoe strekkend besluit nemen. De Europese Commissie heeft daarvoor echter nog geen voorstel gedaan, maar zal dat naar verwachting spoedig doen. De rechten waarin het verdrag voorziet, zijn in Nederland gerealiseerd in de Wet op de naburige rechten; ook voor zover die rechten nog niet op Europees niveau zijn geharmoniseerd. In het verdrag staat voor Nederland dus niets nieuws.

Het belang van aansluiting bij het verdrag is dat Europese uitvoerende kunstenaars in het algemeen en Nederlands uitvoerende kunstenaars in het bijzonder aanspraak kunnen maken op de rechten waarin het verdrag voorziet in verdragsluitende staten (niet EU-lidstaten). Dat levert hen geld op en is een belangrijke reden tot het verdrag toe te treden. Omgekeerd, kunnen uitvoerende kunstenaars uit niet EU-lidstaten de rechten ook in Nederland gaan inroepen. Dat kost Nederlandse gebruikers van audiovisuele uitvoeringen geld. Het recht op openbaarmaking van gefixeerde audiovisuele uitvoeringen is nog niet geharmoniseerd. Het verdrag staat toe om met betrekking tot dat, economisch gezien, belangrijke exploitatierecht een voorbehoud te maken. Het ligt voor de hand dat Nederland daarvan gebruik zal makenmaakt, omdat Nederland de facto importeur is van audiovisuele uitvoeringen.

28

Heeft de huidige instabiliteit in Libië enige consequenties voor het al dan niet aangaan van de kaderovereenkomst tussen de EU en Libië? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

De EU heeft gesprekken met Libië over een contractuele relatie nog niet hervat. Gedurende de huidige transitiefase, waarin inderdaad nog sprake is van aanzienlijke instabiliteit in Libië, richt de EU zich op directe noden en op prioriteiten op het gebied van grensmanagement, maatschappelijk middenveld en hervorming van de justitiële sector. Pas als er zicht is op stabiliteit en als Libië er voldoende bestuurlijke capaciteit voor heeft, zal de EU naar verwachting de onderhandelingen met Libië ten aanzien van een samenwerkingsovereenkomst opstarten. Het doel zal dan zijn om Libië op termijn deel uit te laten maken van het Europese nabuurschapsbeleid, door middel van een regulier Associatieakkoord en een daarbij behorend meerjarig hulpprogramma gericht op o.m. hervorming, democratisering en economische groei, gefinancierd vanuit de verschillende instrumenten die de EU voor de nabuurschapslanden tot haar beschikking heeft.

29

Welke voorwaarden zijn verbonden aan de vrijhandelsovereenkomst van de EU met de Gulf Cooperation Council? Vallen onder deze vrijhandelsovereenkomst ook dual use goederen?

De onderhandelingen met de GCC-landen lopen al bijna 20 jaar. Naast een politieke samenwerkingsovereenkomst wordt sinds 1991 onderhandeld over een vrijhandelsovereenkomst. De onderhandelingen liggen al twee jaar stil. Recente pogingen om de onderhandelingen weer vlot te trekken zijn gestrand.

De vrijhandelsovereenkomst volgt het model van alle vrijhandelsovereenkomsten die de EU heeft uitonderhandeld en dient WTO-conform te zijn.

Dual-use goederen vallen op een normale wijze onder de overeenkomst, wat inhoudt dat uitvoer van deze goederen onder de normale vergunningplicht conform Vo(EG) 428/2009 plaats vindt.

30

Welke vooruitgang is er geboekt op het gebied van het verdrag inzake de zijdelingse begrenzing van de territoriale zee met Duitsland?

Nederland en Duitsland spreken sinds medio 2012 over een territoriale bevoegdheidsverdeling tussen 3 en 12 zeemijlen in de territoriale zee ten noorden van de Eemsmonding. Het streven is om eind 2013 met Duitsland overeenstemming te hebben over een verdragstekst.

Naar boven