nr. 567
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2009
Tijdens het Algemeen Overleg van 14 januari en 3 juni jl. (kamerstukken
23 490, nrs. 543 en 563) heb ik toegezegd u een brief te sturen
met betrekking tot de voortgang en besluitvorming rond het Schengen Informatie
Systeem-II (SIS-II). Met voorliggende brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.
In Europa wordt momenteel het SIS-I systeem gebruikt voor de uitwisseling
van (internationale) signaleringen. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling
van SIS-II, een systeem dat meer gebruikers (lidstaten) kan bedienen en meer
functionaliteiten kent dan het huidige systeem. Zowel het SIS-I systeem als
SIS-II kennen een nationaal systeem (respectievelijk N-SIS-I en N-SIS-II)
en een centraal deel (C-SIS-I en C-SIS-II). De ontwikkeling van N-SIS-II verloopt
voorspoedig. De ontwikkeling van het C-SIS-II verloopt echter niet probleemloos.
Eind 2008 zijn de testen van C-SIS-II afgerond. Tijdens de daaropvolgende
JBZ-raad van 15–16 januari werd duidelijk dat het eerder beoogde
moment waarop C-SIS-II operationeel zou worden, te weten september 2009, niet
kon worden gehaald omdat uit de testresultaten bleek dat het systeem veel
problemen kent, voornamelijk op het gebied van de verbinding van de lidstaten
met het centrale systeem. Het ontwikkelen van SIS-II tot een stabiel en betrouwbaar
systeem waarmee lidstaten probleemloos informatie kunnen uitwisselen zal nog
twee jaar in beslag nemen. Hierdoor kan SIS-II volgens de herziene planning
pas het vierde kwartaal van 2011 in plaats van september 2009 worden opgeleverd.
Het Tsjechische voorzitterschap stelde daarom voor om, naast de verdere ontwikkeling
van SIS II, de mogelijkheden van een alternatief scenario te onderzoeken.
Dit bestaat uit het uitbreiden van het huidige SIS-I met gewenste mogelijkheden
en functionaliteiten tot SIS-IRE(VISED). Beide scenario’s zijn met elkaar
vergeleken waarna bleek dat zij beiden technisch haalbaar zijn. De ontwikkelkosten
zijn vergelijkbaar. Wel brengt het stopzetten van SIS-II extra
kosten met zich mee als gevolg van reeds aangegane verlichtingen en zal SIS-IRE
een jaar later operationeel zijn dan SIS-II.
Nederland stelde zich in de JBZ-raad van 4–5 juni op het standpunt
door te gaan met de ontwikkeling van SIS-II. Dit vanwege de reeds gedane investeringen
in het N-SIS-II en de kortere realisatietermijn. De JBZ-raad heeft in zijn
vergadering van 4–5 juni besloten om zich te richten op de ontwikkeling
van SIS-II maar houdt wel het alternatieve scenario, het doorontwikkelen van
het huidige systeem tot SIS-IRE, achter de hand.
Er zijn een tweetal mijlpalen afgesproken. Dit zijn momenten waarop het
C-SIS-II wordt getest op de gewenste functionaliteit. Deze mijlpalen staan
gepland in het vierde kwartaal van 2009 en het vierde kwartaal van 2010. Voor
het behalen van de eerste mijlpaal moet het centrale systeem gedurende 72
uur onder operationele omstandigheden stabiel en betrouwbaar functioneren.
Het systeem zal daartoe worden belast door vijf lidstaten en tien gesimuleerde
lidstaten. Om de tweede mijlpaal te halen dient het centrale systeem onder
operationele omstandigheden gedurende 120 uur stabiel en betrouwbaar functioneren.
Het informatieverkeer zal bij deze test aanzienlijker hoger zijn dan bij de
tests van de eerste mijlpaal. Het systeem zal worden belast door zeven lidstaten
en maximaal 24 gesimuleerde lidstaten.
Wanneer een mijlpaal wordt «gehaald», hetgeen wil zeggen dat
het systeem stabiel en betrouwbaar functioneert, wordt doorgegaan met de ontwikkeling
van SIS-II. Mocht het centrale systeem de tests niet doorstaan waardoor een
mijlpaal niet wordt gehaald, dan wordt overgegaan naar het SIS-IRE systeem,
tenzij door de JBZ raad binnen twee maanden wordt besloten om door te gaan
met de ontwikkeling van SIS-II.
Nederland is er tot eind 2008 vanuit gegaan dat C-SIS-II per september
2009 operationeel zou worden. Echter, volgens de huidige planning wordt C-SIS-II
het vierde kwartaal van 2011 pas operationeel. Dit betekent dat Nederland
langer door moet gaan het ontwikkelen van N-SIS-II, dat aangepast zal moeten
worden aan de veranderende specificaties, die voortkomen uit de ontwikkeling
C-SIS-II. Daarbij moet N-SIS-II tot september 2011 nog voortdurend worden
getest om te bezien of het ten opzichte van het centrale systeem goed functioneert.
De totale, meerjarig begrote kosten voor de ontwikkeling van N-SIS-II
zullen voor Nederland op € 20 900 000 uitkomen. De kosten
die nodig zijn om het nationale systeem langer te testen, ontwikkelen en aan
te passen, ad € 6 900 000, zijn hierin meegenomen. De
kosten voor de verdere ontwikkeling van C-SIS-II worden gedragen door de Commissie.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst