23 470
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van het fiscale strafrecht

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 juli 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift, de considerans en de artikelen I en II wordt telkens «administratieve» vervangen door: bestuurlijke.

2. ARTIKEL I wordt gewijzigd als volgt:

A. Onderdeel D komt te luiden:

D. Artikel 5, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het door de inspecteur of de boete-inspecteur nemen van een beschikking of het doen van uitspraak strekkende tot – al dan niet nadere – vaststelling van een ingevolge de belastingwet verschuldigd of terug te geven bedrag.

3. De inspecteur, onderscheidenlijk de boete-inspecteur, vermeldt op het aanslagbiljet of in de kennisgeving van de beschikking of uitspraak in ieder geval de termijn of de termijnen waarbinnen het verschuldigde of terug te geven bedrag moet worden betaald. Indien op het aanslagbiljet of in de kennisgeving het bedrag van een vergrijpboete is vermeld, wordt op het aanslagbiljet of in de kennisgeving tevens vermeld dat op verzoek uitstel van betaling wordt verleend zolang de boete nog niet onherroepelijk vaststaat.

B. In onderdeel E wordt «het vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: het vierde en vijfde lid.

C. Onderdeel J komt te luiden:

J. Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

1. Hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, daaronder begrepen bezwaar betreffende de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, tegen een navorderingsaanslag, tegen een naheffingsaanslag of tegen een ingevolge enige bepaling van de belastingwet genomen voor bezwaar vatbare beschikking, kan een bezwaarschrift indienen.

2. Een bezwaarschrift kan mede worden ingediend door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de in het eerste lid bedoelde belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft.

3. De inspecteur, onderscheidenlijk de boete-inspecteur, stelt de in het tweede lid bedoelde belanghebbende desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belastingaanslag of de beschikking voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht.

D. Onderdeel K komt te luiden:

K. Artikel 24a komt te luiden:

Artikel 24a

1. Indien de bedragen van een belastingaanslag en van een of meer voor bezwaar vatbare beschikkingen op één aanslagbiljet zijn vermeld, kunnen de bezwaren worden vervat in één bezwaarschrift.

2. Indien het bezwaarschrift mede het bezwaar tegen de oplegging van een bestuurlijke boete omvat, wordt het bezwaarschrift, in afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend bij de inspecteur.

E. Onderdeel L komt te luiden:

L.1. In artikel 25, eerste lid, wordt na «inspecteur» ingevoegd: , dan wel, indien het bezwaar is gericht tegen een bestuurlijke boete, de boete-inspecteur,.

L.2. In het tweede lid wordt na «inspecteur» ingevoegd: , onderscheidenlijk de boete-inspecteur,.

L.3. In het derde lid wordt na «inspecteur» ingevoegd: , onderscheidenlijk de boete-inspecteur,.

L.4. In het zesde lid wordt «een aanslag, een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag» vervangen door: een belastingaanslag.

L.5. In het zevende lid wordt «kan de inspecteur uitspraak op die bezwaren doen bij gezamenlijke uitspraak» vervangen door: kunnen de uitspraken daarop in één geschrift worden vervat.

F. Onderdeel M komt te luiden:

M.1. Artikel 26, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Tegen een uitspraak van de inspecteur of de boete-inspecteur op een bezwaarschrift staat beroep open bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats behoort van de inspecteur of de boete-inspecteur die de uitspraak heeft gedaan.

M.2. In het tweede lid wordt «artikel 23, eerste lid, tweede volzin», «van genoemde volzin», onderscheidenlijk «artikel 23, tweede lid» vervangen door: «artikel 23, tweede lid», «van genoemd lid», onderscheidenlijk «artikel 23, derde lid».

M.3. In het derde lid wordt «de vraag welke inspecteur bevoegd is» vervangen door: de vraag welke inspecteur, onderscheidenlijk boete-inspecteur bevoegd is.

G. Onderdeel N vervalt.

H. Onderdeel O komt te luiden:

O. In artikel 28, tweede lid, wordt «belastingbedrag of – bij gebreke van zodanig bedrag –» vervangen door: bedrag of – bij gebreke hiervan –.

I. In onderdeel P wordt na «artikel 24a» ingevoegd: , eerste lid,.

J. Onderdeel Q.2 komt te luiden:

Q.2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien meer dan één beroepschrift is ingediend en het beroep zowel betrekking heeft op een belastingaanslag als op een ingevolge enige bepaling van de belastingwet genomen beschikking en de bedragen daarvan op één aanslagbiljet zijn vermeld, kan de rechter bij één gezamenlijke uitspraak beslissen.

K. Onderdeel T vervalt.

L. Onderdeel U.1 wordt vervangen door:

U.1. Artikel 59, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien een verzoekschrift meer dan één belastingaanslag of beschikking betreft, niet voorkomende op een zelfde aanslagbiljet, stelt de inspecteur of de boete-inspecteur de verzoeker in de gelegenheid het geschrift te vervangen door zoveel verzoekschriften als er aanslagbiljetten en niet op een zodanig biljet voorkomende beschikkingen zijn.

Voorts vervalt in de tweede volzin: door de inspecteur.

M. De onderdelen V.2 en V.3 komen te luiden:

V.2. In het tweede lid wordt na «de inspecteur» ingevoegd: , onderscheidenlijk de boete-inspecteur.

N. Onderdeel Y wordt gewijzigd als volgt:

N.1. In artikel 67d, derde lid, wordt «door verloop van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld zou zijn ontstaan, indien geen verliezen in aanmerking zouden zijn genomen» vervangen door: door verloop van de termijn die geldt voor het vaststellen van de aanslag, die zou kunnen zijn vastgesteld indien geen verliezen in aanmerking zouden zijn genomen.

N.2. In artikel 67e, vierde lid, wordt «door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld zou zijn ontstaan, indien geen verliezen in aanmerking zouden zijn genomen» vervangen door: door verloop van de termijn die geldt voor het vaststellen van de navorderingsaanslag, die zou kunnen zijn vastgesteld indien geen verliezen in aanmerking zouden zijn genomen.

N.3. Vóór artikel 67h vervallen de aanduidingen «Paragraaf 1» en «Algemene bepalingen».

N.4. Artikel 67i, tweede en derde lid, wordt vervangen door:

2. Indien een boete op het tijdstip van het overlijden van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige niet onherroepelijk vaststaat, vernietigt de boete-inspecteur de beschikking waarbij de boete is opgelegd op verzoek van een belanghebbende bij voor bezwaar vatbare beschikking.

3. Indien een boete op het tijdstip van het overlijden van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige onherroepelijk vaststaat, maar nog niet of niet volledig is betaald, verlaagt de boete-inspecteur op verzoek van een belanghebbende de boete tot het op dat tijdstip betaalde bedrag bij voor bezwaar vatbare beschikking.

4. Het verzoek, bedoeld in het tweede, onderscheidenlijk derde lid, wordt bij de boete-inspecteur ingediend binnen vijf jaar nadat de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige is overleden.

N.5. In artikel 67j wordt «de mogelijke oplegging van een vergrijpboete» vervangen door «de oplegging van een bestuurlijke boete» en wordt in onderdeel b «en andere informatiedragers» vervangen door: , andere gegevensdragers of de inhoud daarvan.

N.6. Na artikel 67j vervallen de aanduidingen «Paragraaf 2» en «Bijzondere bepalingen voor vergrijpboeten».

N.7.1. In artikel 67l, eerste lid, wordt «vergrijpboete» vervangen door: bestuurlijke boete.

N.7.2. In het derde lid wordt na «kan bijstaan» ingevoegd «, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat» en wordt «de Wet tarieven burgerlijke zaken» vervangen door: de Wet tarieven in strafzaken.

N.8. Artikel 67m komt te luiden:

Artikel 67m

De boete-inspecteur stelt de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige op diens verzoek in de gelegenheid inzage te nemen in, dan wel kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels te vervaardigen van de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen, dan wel het opleggen van een bestuurlijke boete berust.

N.9. In artikel 67n vervalt: of de inhoudingsplichtige.

O. Onderdeel Z wordt vervangen door:

Z. Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

1. Degene die niet voldoet aan de verplichting hem opgelegd bij of krachtens:

a. de artikelen 6, derde lid, 43, 44, 49, tweede lid, en 50, eerste lid;

b. artikel 7, tweede lid, van de Wet op de kansspelbelasting;

c. de artikelen 28, aanhef en onderdelen a, b, d en e, en 29 van de Wet op de loonbelasting 1964;

d. artikel 9, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965;

e. artikel 35, eerste, tweede en derde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968; wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

2. Degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot:

a. het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt;

b. het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze niet voor dit doel beschikbaar stelt;

c. het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stelt;

d. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie niet voert;

e. het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze niet bewaart;

f. het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 52, zesde lid, en deze niet verleent;

g. het uitreiken van een factuur of nota, en een onjuiste of onvolledige factuur of nota verstrekt; wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

3. Niet strafbaar is degene die de in artikel 47a bedoelde verplichting niet nakomt ten gevolge van een voor het niet binnen het Rijk gevestigde lichaam of de niet binnen het Rijk wonende natuurlijk persoon geldend wettelijk of rechterlijk verbod tot het verlenen van medewerking aan de verstrekking van de verlangde gegevens of inlichtingen of het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, dan wel ten gevolge van een hem niet toe te rekenen weigering van het niet binnen het Rijk gevestigde lichaam of de niet binnen het Rijk wonende natuurlijke persoon de verlangde gegevens of inlichtingen te verstrekken of boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen.

P.1. In onderdeel AA wordt in artikel 69, eerste lid, «artikel 68, tweede lid, onderdeel a, b, d of e» vervangen door «artikel 68, tweede lid, onderdeel a, b, d, e, f of g» en wordt «gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vierde categorie, of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.

P.2. In het tweede lid wordt «gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en geldboete van de vijfde categorie, of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.

3. ARTIKEL II wordt gewijzigd als volgt:

A. Onderdeel A wordt gewijzigd als volgt:

A.1. Het in onderdeel A.1 opgenomen artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. bestuurlijke boeten: de verzuimboeten en de vergrijpboeten, bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dan wel in enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen;.

A.2. De onderdelen A.3 tot en met A.6 komen te luiden:

A.3. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het tot onderdeel i verletterde onderdeel g door een punt, vervalt het tot onderdeel j verletterde onderdeel h.

A.4. In het tweede lid komen, onder verlettering van het onderdeel c in onderdeel d, de onderdelen a en b te luiden:

a. rijksbelastingen: de heffingsrente, de revisierente, alsmede de bestuurlijke boeten;

b. belastingaanslag: een ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen vastgestelde beschikking of uitspraak strekkende tot – al dan niet nadere – vaststelling van een ingevolge die regelingen verschuldigd of terug te geven bedrag;

c. aanslagbiljet: de kennisgeving van de beschikking of de uitspraak, bedoeld in onderdeel b;.

A.5. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor de toepassing van deze wet geldt, in afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid, als belastingaanslag de belastingaanslag na toepassing van de ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen voorziene verrekeningen.

B. Onderdeel E komt te luiden:

E.1. Artikel 9, eerste tot en met derde lid, komt te luiden:

1. Een belastingaanslag is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid is een navorderingsaanslag, onderscheidenlijk een naheffingsaanslag invorderbaar één maand, onderscheidenlijk veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

3. Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete die gelijktijdig en in verband met de vaststelling van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, is opgelegd, is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor die belastingaanslag. Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake heffings- of revisierente is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de belastingaanslag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, waarop de heffings- of revisierente betrekking heeft.

E.2. In het vijfde lid wordt «het derde lid» vervangen door: het tweede lid.

C. Onderdeel F komt te luiden:

F. Aan artikel 10 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een vergrijpboete, zolang deze nog niet onherroepelijk vaststaat en voor zover de belastingschuldige voor de boete uitstel van betaling heeft verzocht.

D.1. Het in onderdeel G.1 opgenomen derde lid van artikel 24 komt te luiden:

3. De verrekening is niet mogelijk met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een vergrijpboete, zolang deze nog niet onherroepelijk vaststaat en voor zover de belastingschuldige voor de boete uitstel van betaling heeft verzocht.

D.2. Onderdeel G.3 wordt vervangen door:

G.3. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt na «De verrekening is» ingevoegd: voorts.

G.4. In het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt «in het vierde lid» vervangen door: in het vijfde lid.

E. Onderdeel K komt te luiden:

K. Artikel 32, tweede lid, wordt vervangen door:

2. De bepalingen van dit hoofdstuk strekken zich mede uit tot in te vorderen bedragen die verband houden met de belasting waarvoor de aansprakelijkheid geldt, een en ander voor zover het belopen daarvan aan de aansprakelijke is te wijten.

F. Onderdeel L komt te luiden:

L. In artikel 35, derde lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel c vervangen door een punt en vervalt onderdeel d.

G. Na onderdeel L wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

LA. Aan artikel 49, eerste lid, wordt toegevoegd: Voor zover de aansprakelijkstelling betrekking heeft op een bestuurlijke boete, geschiedt zij met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk VIIIA, Afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

H. Onderdeel N komt te luiden:

N. Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64

1. Degene die niet voldoet aan de verplichtingen hem bij artikel 60, tweede lid, opgelegd, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

2. Degene die ingevolge deze wet verplicht is tot:

a. het verstrekken van inlichtingen of gegevens, en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt;

b. het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze niet voor dit doel beschikbaar stelt;

c. het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stelt; wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

I.1. In het in onderdeel O opgenomen artikel 65, eerste lid, wordt «artikel 64, onderdeel a of b» vervangen door «artikel 64, tweede lid, onderdeel a of b» en wordt «gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vierde categorie, of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting.

I.2. In het tweede lid wordt «artikel 64, onderdeel c» vervangen door «artikel 64, tweede lid, onderdeel c» en wordt «gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en geldboete van de vijfde categorie, of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting.

Toelichting

De in deze nota opgenomen wijzigingen vloeien in de eerste plaats voort uit hetgeen reeds is aangekondigd in de memorie van antwoord. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.

In de tweede plaats zijn vele bepalingen aangepast aan de wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990 (INV) die sinds de indiening van dit wetsvoorstel hebben plaatsgevonden. Zoals in de memorie van toelichting reeds is aangegeven is destijds uitgegaan van de redactie van de AWR, zoals die voor het laatst was gewijzigd bij de wet van 12 mei 1993 (Stb. 262). Sindsdien zijn verschillende wijzigingen in de AWR aangebracht, waarbij met name genoemd kunnen worden de wijzigingen ten gevolge van de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de wet aanpassing van administratieve verplichtingen en de wet opheffing cumulatieverbod.

In de derde plaats zijn enkele bepalingen gewijzigd om de opzet van de AWR en de INV met betrekking tot bestuurlijke boeten beter af te stemmen op in andere belastingwetten voorkomende bepalingen inzake bestuurlijke boeten, zoals de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel 1. Terminologische aanpassing

Telkens waar in het wetsvoorstel wordt gesproken van «administratieve boete» wordt dit vervangen door: bestuurlijke boete. Deze aanpassing is reeds toegelicht in de memorie van antwoord.

Onderdeel 2. Wijzigingen AWR

Onderdeel A (artikel 5)

Met het nieuwe tweede lid van artikel 5 AWR (het huidige tweede lid wordt (in aangepaste vorm) vernummerd tot derde lid) wordt beoogd de koppeling tussen de AWR en de INV te verbeteren.

Belastingaanslagen worden vastgesteld doordat de inspecteur een aanslagbiljet opmaakt. Vervolgens stelt hij dat aan de ontvanger ter hand (artikel 5, eerste lid, AWR). Voor de ontvanger is het aanslagbiljet de opdracht om tot invordering over te gaan. Dat geschiedt door uitreiking of toezending van het aanslagbiljet aan de belastingschuldige (artikel 8 INV). Van belang in dit systeem is ook met name dat de dagtekening van het aanslagbiljet (artikel 5 AWR) als beginpunt van de betaaltermijn geldt (artikel 9 INV). Op deze wijze is voor belastingaanslagen een duidelijke procedure gegeven met betrekking tot de formalisering van de belastingschuld en de invordering daarvan.

Er zijn vele bestuurlijke boeten waarvan het bedrag van de boete wordt vermeld op het aanslagbiljet. Dat zijn de boeten die verband houden (meelopen) met een belastingaanslag (zie bij voorbeeld de voorgestelde artikelen 67a en 67e AWR). Er zijn er echter ook die niet meelopen met een belastingaanslag (zie bij voorbeeld artikel 17a van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992). Thans worden dergelijke zelfstandige boeten geheven en ingevorderd als waren zij belastingen waardoor het systeem van de formalisering van belastingaanslagen van overeenkomstige toepassing is. Bij dit wetsvoorstel wordt echter de koppeling tussen boete en belasting losgelaten. Onduidelijk is dan hoe de verhouding tussen de heffing en de invordering is met betrekking tot die boeten. Vandaar dat bij deze nota van wijziging wordt voorgesteld de regeling van artikel 5, eerste lid, AWR overeenkomstig toe te passen met betrekking tot (losse) beschikkingen inzake bestuurlijke boeten. Een dienovereenkomstige wijziging wordt voorgesteld met betrekking tot het begrip «belastingaanslag» in artikel 2 INV. In het kader van het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Douanewet (23 806) speelt dezelfde problematiek, niet alleen met betrekking tot bestuurlijke boeten, maar ook met betrekking tot in rekening te brengen kosten en interesten en dergelijke. Vandaar dat er voor is gekozen deze regeling een meer algemeen karakter te geven en deze te laten zien op alle beschikkingen en uitspraken van de inspecteur die gevolgen hebben voor de invordering (te vorderen en uit te betalen bedragen).

Onderdelen B, C, D, E, F, G, H, I, J, K, L en M

Deze wijzigingen houden verband met de aanpassingen van de AWR als gevolg van de inwerkingtreding van de Awb per 1 januari 1994.

Onderdeel N

De in dit onderdeel opgenomen wijzigingen zijn reeds toegelicht in de memorie van antwoord. In enkele bepalingen zijn redactionele verbeteringen aangebracht, mede in verband met de wet aanpassing van administratieve verplichtingen.

Onderdelen O en P

De aanpassingen met betrekking tot de artikelen 68 en 69 (strafbepalingen) vloeien voort uit de wijzigingen ten gevolge van de wet aanpassing van administratieve verplichtingen en de wet opheffing cumulatieverbod.

Onderdeel 3. Wijzigingen Invorderingswet 1990

Onderdeel A (artikel 2)

Het wetsvoorstel voorziet reeds in de invoeging van een definitie van «bestuurlijke boeten» in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, INV. De tekst daarvan, die thans nog uitsluitend verwijst naar de verzuimboeten en vergrijpboeten die zijn opgenomen in het nieuwe hoofdstuk VIIIA AWR, dient te worden aangepast in verband met bestuurlijke-boetebepalingen in de verschillende heffingswetten, zoals de Wet op de loonbelasting 1964.

Onderdeel A.2 van deze nota heeft betrekking op de onderdelen A.3 tot en met A.6 van artikel II van het wetsvoorstel. Het oude onderdeel A.3 kan vervallen omdat een gelijke wijziging is opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met de bevoorrechting van vorderingen, het verbinden van een bijzonder verhaalsrecht aan bepaalde vorderingen en de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement (22 942).

De overige wijzigingen sluiten aan bij de in deze nota van wijziging voorgestelde wijziging van artikel 5 AWR. In het voorgestelde tweede lid van dat artikel worden de regels met betrekking tot aanslagbiljetten van overeenkomstige toepassing verklaard voor alle beschikkingen en uitspraken op bezwaar van de inspecteur die gevolgen hebben voor de invordering. In het voorgestelde artikel 2, tweede lid, onderdeel b, INV worden deze beschikkingen en uitspraken voor de toepassing van de INV gelijkgesteld met belastingaanslagen. Voor wat betreft de invordering wordt de strekking van deze regeling uitgebreid tot uitspraken van de belastingrechter die gevolgen hebben voor de invordering. Dat kunnen zijn verminderingen van een in te vorderen bedrag of teruggaven, alsook verhogingen van boeten met toepassing van artikel 29a AWR. De kennisgeving van een dergelijke beschikking of uitspraak wordt aangemerkt als aanslagbiljet (artikel 2, tweede lid, onderdeel c, INV).

Het nieuwe artikel 2, derde lid, INV betreft een redactionele vereenvoudiging.

Onderdeel B (artikel 9)

Dit onderdeel bevat een hermodellering van artikel 9. In de nieuwe opzet wordt, in het eerste lid, als hoofdregel voor belastingaanslagen, daaronder begrepen de beschikkingen en uitspraken die ingevolge artikel 2, eerste lid, onderdeel b, INV voor de invordering met belastingaanslagen worden gelijkgesteld, bepaald dat ze invorderbaar zijn twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet (daaronder begrepen de daarmee gelijkgestelde kennisgeving).

Het nieuwe tweede lid komt inhoudelijk overeen met de bestaande regels inzake de algemene betalingstermijnen voor navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen in het huidige tweede en derde lid.

Om te bereiken dat voor boetebeschikkingen die in verband staan tot een bepaalde belastingaanslag en op het desbetreffende aanslagbiljet zijn vermeld, dezelfde invorderingstermijnen gelden als voor die belastingaanslagen, bepaalt het derde lid dat voor de met belastingaanslagen gelijkgestelde boetebeschikkingen dezelfde invorderingstermijnen gelden als de belastingaanslagen waar deze mee samenhangen. Een en ander geldt overeenkomstig voor beschikkingen inzake heffings- en revisierente.

Voor zogenoemde losse boetebeschikkingen (alsmede voor boetebeschikkingen die samenhangen met belastingaanslagen waarvoor een betalingstermijn van twee maanden geldt) is het eerste lid, dat als vangnet fungeert, van toepassing.

De wijziging van het vijfde lid is het gevolg van die van de eerste drie leden.

Onderdeel C en D (artikelen 10 en 24)

Het betreft hier redactionele wijzigingen ten gevolge van de gewijzigde opzet in artikel 2 INV.

Onderdeel E (artikel 32)

Het betreft hier een terminologische aanpassing. Voortaan wordt niet meer gesproken van verhogingen maar van bestuurlijke boeten. Doordat de boete voortaan niet als verhoging van de belastingaanslag is geformuleerd is deze bepaling bovendien voor alle duidelijkheid algemener omschreven. Voorts is zeker gesteld dat ook bij zelfstandige (losse) bestuurlijke boeten en andere bedragen die verband houden met de belasting, waarvoor de aansprakelijkheid geldt, aansprakelijkstelling slechts mogelijk is indien het belopen van de boete aan de aansprakelijk gestelde is te wijten.

Onderdeel F (artikel 35)

Artikel 35, derde lid, onderdeel d, INV kan vervallen. Niet valt in te zien dat bij de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor bestuurlijke boeten zou kunnen ontstaan, terwijl dat in alle andere gevallen wél mogelijk is. Daar komt bij dat thans in de INV duidelijk tot uitdrukking komt dat voor aansprakelijkheid de inspecteur moet aantonen dat het belopen van de boete aan de aansprakelijke is te wijten (artikel 32, tweede lid, INV) en dat de procedure voor aansprakelijkstelling met de nodige waarborgen is omkleed (artikel 49, eerste lid, INV).

Onderdeel G (artikel 49)

Deze wijziging is reeds toegelicht in de memorie van antwoord.

Onderdeel H en I (artikelen 64 en 65)

De aanpassingen van de strafbepalingen zijn het gevolg van de wet aanpassing van administratieve verplichtingen en de wet opheffing cumulatieverbod.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven