23 470
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscale strafrecht

nr. 13
MOTIE VAN HET LID B. M. DE VRIES C.S.

Voorgesteld 28 maart 1996

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het van groot belang is dat de belastingdienst cliëntgericht blijft opereren;

overwegende, dat er als gevolg van de invoering van deze wet geen onnodige bureaucratie ontstaat;

overwegende, dat het vanuit het oogpunt van flexibele en klantgerichte rechtstoepassing wenselijk is dat de voorgestelde maatregelen er niet toe mogen leiden dat de bereidheid van de Belastingdienst tot redelijk overleg met de belastingplichtige vermindert;

verzoekt de regering de werking van de in dit wetsvoorstel genomen maatregelen (zoals o.a. de invoering van een boete-inspecteur, boeteoplegging bij de primitieve aanslag, de problematiek van het zwijgrecht) te evalueren en de eerste evaluatie voor 1 januari 1999 aan de Kamer voor te leggen en daarbij zorg te dragen voor een zodanige rapportage dat een objectieve beoordeling van de effecten van de maatregelen op de relatie Belastingdienst/belastingplichtige mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

B. M. de Vries

Van der Ploeg

Giskes

Terpstra

Naar boven