23 438
Vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek

nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 januari 1996

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a

Artikel 612 komt als volgt te luiden:

Artikel 612

1. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, is bekwaam tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Hij staat in alles wat betrekking heeft op die arbeidsovereenkomst met een meerderjarige gelijk, en kan zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger in rechte verschijnen.

2. Indien een daartoe onbekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en vervolgens vier weken in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht zonder dat zijn wettelijke vertegenwoordiger een beroep op de in de onbekwaamheid gelegen vernietigingsgrond heeft gedaan, wordt hij geacht de toestemming van die vertegenwoordiger tot het aangaan van deze arbeidsovereenkomst te hebben verkregen.

3. Een onbekwame minderjarige die met toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, staat in alles wat betrekking heeft op die arbeidsovereenkomst met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde in lid 4.

4. Een onbekwame minderjarige kan niet zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger in rechte verschijnen, behalve wanneer de rechter is gebleken dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.

b

Artikel 631 lid 5 komt als volgt te luiden:

5. Op de deelneming door een minderjarige aan een regeling als bedoeld in lid 3 is artikel 612 van overeenkomstige toepassing.

c

Artikel 657 vervalt.

B

Artikel II vervalt.

C

Artikel III vervalt.

D

Na artikel VII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 1995 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met loondoorbetaling van de werkgever bij ziekte van de werknemer (Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in het in artikel I vastgestelde artikel 635 lid 3, tweede zin, de zinsnede «bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst» vervangen door: in het kader van een aanstellingskeuring.

Toelichting

A

a en b

In de memorie van toelichting bij de wet van 6 april 1995 (Stb. 240), tot nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen is aangegeven dat met het vervallen van de regel dat de met het gezag belaste ouders het vruchtgenot hebben over het inkomen van hun minderjarige kinderen (zie art. 1:2531 BW) zich niet verhoudt de bepaling in artikel 7A:1638f BW waarin bepaald is dat de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige werknemer betaling aan hemzelf kan verlangen van het aan de minderjarige verschuldigde loon. Aangegeven werd dat deze regeling die in dit wetsvoorstel is te vinden in artikel 612 lid 3, daarom zou dienen te vervallen. Zie TK 1992/93, 23 012, nr. 3, p. 42-43. Aldus is geschied. Tevens is artikel 612 op een tweetal andere punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn reeds aangekondigd in de brief van 27 oktober 1995 van de Staatssecretaris van Justitie aan de Vaste commissie voor Justitie. Dit naar aanleiding van het advies «Kind in proces» van de Raad voor het Jeugdbeleid en de Nederlandse Gezinsraad. Allereerst is in navolging van artikel 7:447 BW (geneeskundige behandelingsovereenkomst) bepaald dat een minderjarige van zestien jaar bekwaam is tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Voorts is bepaald dat hij in alles wat betrekking heeft op die arbeidsovereenkomst met een meerderjarige gelijk staat, en bekwaam is in rechte op te treden in deze zaken. Voor minderjarigen jonger dan zestien jaar blijft het oude regime gelden zoals dat neergelegd was in het oorspronkelijke artikel 612.

c

Bij artikel 12:6 van de Arbeidstijdenwet, Stb. 1995, 598 (inwerkingtreding 1 januari 1996, Stb. 1995, 600), is artikel 7A:1638w vervallen. Artikel 657 van dit wetsvoorstel, dat overeenstemt met dit artikel, dient daarmee ook te vervallen.

B en C

Omdat het bij koninklijk besluit van 15 maart 1990 ingediende wetsvoorstel 21 479 tot herziening van het ontslagrecht, zal worden ingetrokken, kan artikel II vervallen. Een nieuw wetsvoorstel tot wijziging van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen en van enige bepalingen van Boek 7 BW en enige andere wetten is in december 1995 aan de Raad van State voorgelegd. In dit wetsvoorstel wordt het BBA op enkele punten herzien. Het is daarop vooruitlopend niet raadzaam de nietigheidsregeling van het BBA te wijzigen. Artikel III kan daarom vervallen. In het binnenkort in te dienen wetsvoorstel tot invoering van titel 7.10 zal wel de terminologie van het BBA in overeenstemming worden gebracht met titel 7.10.

D

Bij amendement van het Tweede Kamerlid Rosenmöller is artikel 629 lid 3, onderdeel a, BW, zoals dat met de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte komt te luiden, in die zin gewijzigd dat wordt gesproken van het verstrekken van valse informatie in het kader van een aanstellingskeuring in plaats van «bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst». Deze wijziging moet ook worden doorgevoerd in artikel 635 lid 3, tweede zin.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven