Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 23432 nr. 299 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 23432 nr. 299 |
Vastgesteld 18 mei 2009
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 8 april 2009 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 april 2009 inzake de actuele situatie ten aanzien van Gaza, de uitkomst van de conferentie over Gaza, de voortgang van het Nederlands-Deens initiatief inzake het tegengaan van wapensmokkel naar Gaza en de stand van zaken bij de besprekingen in Cairo (23 432, nr. 288).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Ormel Griffier: Van der Kolk-Timmermans
De voorzitter: De heer Van Dam van de PvdA voert vandaag mede het woord namens de fractie van GroenLinks.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. De minister constateert in zijn brief dat de vooruitzichten voor het vredesproces in het Midden-Oosten minder zijn dan enige tijd geleden. Het Midden-Oosten is de afgelopen maanden nogal opgeschud. Er is een nieuwe Israëlische regering en aan Palestijnse kant zijn wij in afwachting van wat de verzoeningsonderhandelingen tussen Fatah en Hamas opleveren.
In het coalitieakkoord van de nieuwe regering-Netanyahu staat duidelijk dat Israël zal werken aan een alomvattend arrangement voor vrede en economische samenwerking in het Midden-Oosten en dat Israël gebonden is aan alle nationale en internationale overeenkomsten die door eerdere regeringen zijn getekend. Voor de CDA-fractie gelden deze afspraken waarop Nederland Israël kan aanspreken en niet zozeer de uitspraken van minister Lieberman dat hij zich niet gebonden acht aan het Annapolisproces. Deelt de minister de opvatting dat Israël, net als de Palestijnse Autoriteit, zich moet houden aan alle internationale afspraken, inclusief het Annapolisproces, evenals aan de gemaakte afspraken inzake het stoppen van uitbreiding van nederzettingen? Klopt het dat de minister hierop gaat aandringen bij de nieuwe Israëlische en Palestijnse regering, zoals hij al in eerdere debatten heeft aangegeven? Ik krijg daarvan graag nogmaals een bevestiging.
De heer Van Bommel (SP): Het punt van de nederzettingen luistert voor de SP nogal precies. U hebt het over de uitbreiding van nederzettingen. Bedoelt u dat letterlijk of heeft u het over de illegale outposts?
De heer Haverkamp (CDA): Ik bedoel de uitbreidingen van de nederzettingen. Vooralsnog zien wij een moeizaam traject met een nieuwe regering in Israël en een traag verloop van de verzoeningsonderhandelingen tussen Fatah en Hamas die nu zijn opgeschort tot eind april. Hoe ziet de minister deze vredesonderhandelingen?
De situatie in Gaza blijft zorgelijk. De hoeveelheid voedsel die Gaza bereikt, neemt weliswaar toe, maar is nog onvoldoende. Het is onthutsend dat de onderlinge politieke strijd leidt tot het onthouden van medische zorg aan Palestijnse patiënten. De humanitaire hulp moet vooropstaan en moet doorgang vinden. De voordeur moet open. Zolang de besprekingen over de vrijlating van de militair Shalit nog gaande zijn, mogen de grenzen niet gesloten blijven. Wij hebben er alle begrip voor dat dit zeer ernstig is, zeker voor de betrokkene en zijn familie, maar wij hebben al eerder aangegeven dat 1,5 miljoen mensen niet gegijzeld mogen worden. Hoe ziet de minister dit? Wil hij bij de Israëlische regering blijven aandringen op opening van de grenzen voor voedsel en humanitaire hulp?
Het is goed dat ten minste de export van bloemen uit Gaza structureel is hervat, met name doordat deze minister er telkens achteraan zit. Deze bloemenexport betekent toch een inkomen voor een grote groep mensen. Hoe staat het met de export van andere agrarische producten? Ziet de minister daar ook kansen voor?
Naast het openen van de voordeur moet de achterdeur gesloten worden. Wapensmokkel moet worden tegengegaan en er moet een einde komen aan de nog steeds voortdurende raketbeschietingen. Controle op wapensmokkel is nodig. De EUBAM Rafah-missie wordt momenteel voor ontplooiing in gereedheid gebracht. Op welke termijn wordt deze missie werkelijk actief? Ziet de minister ook mogelijkheden voor waarnemers die zich richten op raketbeschietingen? Er is discussie over de vraag of er nog steeds geschoten wordt of niet. Het is goed dat het Nederlands-Deens initiatief nog op tafel ligt. Het is inmiddels ingebed in het in Londen opgestelde actieplan om de wapensmokkel richting Gaza langs maritieme weg tegen te gaan. In april/mei komt hier een vervolgoverleg over. Op welke termijn kan dit actieplan worden uitgevoerd?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Op 13 maart was de conferentie in Londen. Is de CDA-fractie voorstander van een eventuele bijdrage aan een maritieme missie? Ik vraag dat omdat daar expliciet naar verwezen wordt in het Nederlands-Deense voorstel.
De heer Haverkamp (CDA): U weet dat wij in deze Kamer altijd buitengewoon zorgvuldig omgaan met deelname aan maritieme missies. De allereerste vraag die de krijgsmacht moet beantwoorden is of wij überhaupt in staat zijn om nog een schip te leveren. Vanmiddag is er bijvoorbeeld een hoorzitting over de bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië. Als de regering meldt dat er onder bepaalde voorwaarden een schip aan de missie kan meedoen, zal de CDA-fractie een afweging maken. Als de regering meent dat dit verantwoord is, zeg ik niet bij voorbaat nee. Dat is de volgorde der dingen. Eerst moet de regering zeggen dat het kan en onder welke voorwaarden.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat nu om de politieke stellingname, los van de haalbaarheid. Wij gaan er even van uit dat er een schip beschikbaar is. Is de CDA-fractie er dan voor dat dit in de Rode Zee wordt gestationeerd om de wapensmokkel tegen te gaan?
De heer Haverkamp (CDA): Het CDA is geen voorstander van allerlei hypothetische discussies. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de regering. Zij moet nagaan of Nederland een schip kan leveren. Volgende week hebben wij een debat met de minister van Defensie over de inzet van andere schepen. Daar kunt u deze vraag stellen. Wij wachten op een concreet voorstel in een artikel 100-brief.
Op de conferentie Egypte is duidelijk afgesproken dat de bevolking van Gaza niet het kind van de rekening mag zijn. Het is van belang dat westerse landen randvoorwaarden bieden voor een duurzaam bestand, Palestijnse verzoening en opening van de grenzen. Voor de CDA-fractie staat nog steeds als een paal boven water dat eventuele hulpgelden niet aan Hamas mogen worden verstrekt. Graag nogmaals een bevestiging daarvan.
Het vredesproces in het Midden-Oosten moet in een bredere regionale context worden geplaatst. Er moet met name bijzondere aandacht zijn voor Syrië en Iran. Het is positief dat de Arabische Liga het Arabisch vredesinitiatief heeft herbevestigd. Klopt het dat afgelopen zondag zou in Praag bij de ontmoeting tussen de VS en de EU het vredesproces in het Midden-Oosten onderwerp van gesprek is geweest? Zijn daar concrete vervolgstappen afgesproken, onder andere ten aanzien van de benadering van Syrië en Iran met het oog op hun invloed op radicale groeperingen? Wat kunnen wij van de VS en de EU verwachten? Welke stappen gaat de heer Blair zetten?
Tijdens het Gymnich-overleg van september vorig jaar is gesproken over werken aan een betere EU-relatie met Syrië. Daarvoor moet een constructieve en realistische aanpak worden gevonden. Er zou ook over benchmarks worden gesproken. Wij zien dat niet meer terug in de brief die aan de orde is. Het CDA heeft erop gewezen, groot voorstander van die benchmarks te zijn. Aan de hand daarvan kan Syrië worden beoordeeld, met name wat betreft de vooruitgang op het gebied van mensenrechten en het intrekken van steun aan terroristische organisaties. Kan de minister aangeven hoe de afgelopen maanden invulling is gegeven aan deze discussie over Syrië in EU-verband?
De heer Van Dam (PvdA): Het kan aan mij liggen, maar ik meen dat de internationale gemeenschap nogal is opgeschrikt door de uitspraak van de heer Lieberman dat de nieuwe regering zich niet gebonden acht aan Annapolis omdat die akkoorden nog niet door het Israëlische parlement zijn geratificeerd. Wat vindt het CDA daar eigenlijk van?
De heer Haverkamp (CDA): Ik begon mijn inbreng met de opmerking dat duidelijk in het coalitieakkoord staat dat Israël aan een alomvattende arrangement voor vrede en economische samenwerking zal werken en dat Israël zich gebonden acht aan nationale en internationale overeenkomsten. In de beleving van mijn fractie is een coalitieakkoord steviger dan uitspraken van individuele ministers, want de regering kan daar als collectief op aangesproken worden. Het aanspreken van individuele ministers is meer een taak van het lokale parlement. Uit de discussie in de Israëlische samenleving blijkt dat niet iedereen even gelukkig is met de uitspraken van de heer Lieberman, zeker de Arbeiderspartij niet. De Israëlische regering kan aangesproken worden op wat in het coalitieakkoord staat. Ik heb de minister gevraagd of hij dat met mijn fractie eens is.
De heer Van Dam (PvdA): In een democratische samenleving kan het voorkomen dat een minister dingen op zijn eigen manier uitlegt. Het punt is echter dat de opvatting van Lieberman helemaal niet vreemd afsteekt bij die van Netanyahu. Wat moet er volgens het CDA gebeuren op het moment dat de opvattingen van Lieberman wel degelijk bepalend blijken voor het beleid van de Israëlische regering? Wat dan?
De heer Haverkamp (CDA): U maakt zelf deel uit van een coalitie. U weet dat er stevig wordt onderhandeld. Dan komt het soms voor dat ministers de vrijheid nemen om allerlei uitspraken te doen, bijvoorbeeld over een gekozen burgemeester. Daar spreek je dan als coalitiefractie die minister op aan. Dat is de taak van het Israëlische parlement. Het coalitieakkoord maakt duidelijk dat alle afspraken als een paal boven water staan. Wij hebben geen enkele indicatie dat de Israëlische regering daarvan afwijkt. Wij gaan ervan uit dat de teksten die de coalitiepartijen in Israël zijn overeengekomen het uitgangspunt vormen van de Israëlische regering.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De nieuwe Israëlische regering zit er nu een week. Officieel zegt zij gelukkig de goede dingen. Het vredesproces zal moeten worden voortgezet. Er zal toegewerkt worden naar een vredesakkoord. De gesloten internationale overeenkomsten worden erkend en de wet zal gehandhaafd worden met betrekking tot de illegale nederzettingen en illegale Palestijnse huizenbouw. Tegelijkertijd kennen wij ook de uitspraken van Lieberman dat hij het Annapolisakkoord niet erkent en de plannen steunt om 3000 nieuwe woning in de nederzetting Ma’aleh Adumin aan de oostkant van Jeruzalem te bouwen. Ik vraag de minister daarover duidelijkheid te geven. Wat is zijn inschatting van het officiële standpunt van deze regering?
De nieuwe regering heeft te maken met de erfenis van de vorige. Ik doel op de nasleep van de Gazaoorlog. Zij wordt geconfronteerd met raketbeschietingen vanuit Gaza op Israël, die maar doorgaan. Na het eenzijdige bestand zijn er 220 raketten afgevuurd. In Londen is op de conferentie van 13 maart gesproken over een juridisch mandaat voor een maritieme missie naar aanleiding van het Nederlands-Deense voorstel. In het verslag en de onderliggende stukken hebben wij daarvoor nog geen concrete aanknopingspunten gevonden. Ik weet alleen dat er een vervolgconferentie komt. Gelukkig gebeurt dit vrij snel, maar ik lees niets over een concrete inzet voor of bijdrage aan de maritieme missie. Ik heb begrepen dat ook Israël daar positief tegenoverstaat. Wat is de inzet van de Nederlandse regering bij de volgende besprekingen als het gaat om een concrete bijdrage van Nederland aan het tegengaan van de invoer van wapens uit Iran via de Sinaï richting Gaza? Misschien kan de minister daar al iets over zeggen, al begrijp ik dat hij uiterst terughoudend moet zijn in verband met de artikel 100-procedure.
Natuurlijk steunt mijn fractie de druk op Israël om de grenzen open te stellen. Er is al verbetering opgetreden, maar ook mijn fractie bereiken geluiden dat dit nog steeds niet op het niveau is van voor de Gazaoorlog en nog steeds niet voldoende om mensen van de benodigde hulpgoederen te voorzien.
Komt er een robuuster mandaat voor de EUBAM-missie dan voorheen? Het was een waarnemersmissie en de vraag is in hoeverre je daarmee de invoer van wapens kan tegenhouden. De indruk van mijn fractie is dat dit niet kan en dat er dus een robuuster mandaat nodig is. Tegelijkertijd moet de druk op Israël opgevoerd worden om de grenzen verder open te stellen, natuurlijk met een uitzondering voor militaire goederen.
Er lijken weinig vooruitzichten te zijn op samenwerking tussen Fatah en Hamas. De vraag is of er uiteindelijk een regering van nationale eenheid moet komen nu Hamas nog steeds in staat is om te bewegen en Israël te erkennen. De vraag is of dit ooit gaat gebeuren, gezien het handvest van Hamas waarin staat dat hij het joodse volk wil uitroeien (hoofdstuk 22). Moet een regering wel willen samenwerken met zo’n terroristische organisatie die ook een racistische organisatie blijkt te zijn?
De heer Van Dam (PvdA): Hoe zit het dan met de samenwerking met een minister die heeft gezegd dat hij graag bussen wil leveren om Palestijnen in de zee te verdrinken en dat hij graag de kwestie Gaza had opgelost op de manier waarop de VS de kwestie Japan hebben opgelost in 1945, dus door er een atoombom op te gooien? Hoe moet je samenwerken met zo iemand?
De heer Voordewind (ChristenUnie): In mijn inleiding heeft u mij kritische woorden horen zeggen over minister Lieberman. Ik begrijp dat er bij hem sprake is van voortschrijdend inzicht en dat hij afstand neemt van eerdere radicale uitspraken. Ik hoop dat de inzet van de regering-Netanyahu de officiële inzet zal blijven en dat Lieberman vooral in het gareel gehouden wordt door Netanyahu zelf.
De heer Van Dam (PvdA): Als iemand uitspraken doet over massamoord op Palestijnen, is dat geen belemmering om daar uiteindelijk mee samen te werken.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Natuurlijk wel. Van beide partijen wordt gevraagd om het geweld af te zweren. Dat geldt natuurlijk ook voor Lieberman. Het is zaak om in de gaten te houden of Lieberman zich ook aan die afspraken houdt. Vandaar dat ik graag duidelijkheid krijg van de minister over de vraag in hoeverre de lijn-Netanyahu of de lijn-Lieberman geldt. Uit de brief van de minister krijg ik de indruk dat wij ervan uit kunnen gaan dat de lijn-Netanyahu wordt gevolgd.
In het verslag van de Gymnich-conferentie lees ik dat de EU nog steeds de lijn volgt dat een eventuele regering van Palestijnse eenheid moet voldoen aan de drie voorwaarden van het kwartet. Daar staat bij dat die lijn breed wordt gedragen. Ik neem aan dat daar een ruime meerderheid voor is.
Ik heb waardering voor de inzet van Nederland inzake de houding ten opzichte van Syrië. Het associatieakkoord mag niet getekend worden totdat er aan allerlei voorwaarden, met name aan die van de mensenrechten, is voldaan en totdat er een clausule of bijlage is waarin de opschorting wordt geregeld indien er sprake is van grove schendingen van de mensenrechten. Steun dus voor de lijn van de minister. In hoeverre heeft deze lijn brede steun gekregen binnen de EU? Dat kan ik niet uit het verslag opmaken.
In Nederland is een Irancomité opgericht. Onze jongerenorganisatie is daar actief bij betrokken geweest. Dat heeft een aantal verslagen in de krant opgeleverd. Collega Boekestijn en ik zijn onlangs bij de Iraanse ambassade geweest om onze steun te betuigen voor verdere democratisering en voor de verdediging van de mensenrechten aldaar. De minister heeft bij het Gymnich-overleg gepleit voor aanscherping van de sancties. Op dat punt is eerder al een motie aangenomen. Is aanscherping van de sancties binnen de EU een reëel perspectief? Ik begrijp dat de minister daar niet gemakkelijk een meerderheid voor kan krijgen. Er is terughoudendheid ten aanzien van de VS in verband met het wachten op de zogenaamde mantra van change. Ik help iedereen hopen dat die tot resultaat leidt. Blijft de inzet van de minister in de EU het aanscherpen van de sancties tegen Iran?
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. U hebt er al op gewezen dat ik mede namens de fractie van GroenLinks het woord voer. Ik hoop dat deze fractie het eens is met alles wat ik hier naar voren breng.
Drie maanden na het einde van de oorlog in Gaza zitten nog steeds onschuldige Gazaanse burgers zonder hulp, moeten Israëlische en Gazaanse kinderen nog steeds vrezen voor raketten of bommen en kijken vredelievende burgers aan beide kanten van de groene lijn niet met hoop maar met vrees naar hun nieuwe of nog te vormen regeringen. Drie jaar geleden kozen de Palestijnen voor radicalisering. Zij hadden het geloof in het corrupte in ineffectieve Fatah verloren en kozen in meerderheid voor Hamas. Onder druk van de VS en EU kreeg Hamas de kans niet om zijn democratisch mandaat tot uitvoer te brengen. Het koos of voelde zich gedwongen, te kiezen voor geweld in Gaza. Na de afschuwelijke oorlog in Gaza praten Palestijnen nu in elk geval weer over de vorming van een nieuwe regering. Dat vlot niet erg, maar de hoop is dat men daarin zal slagen. Hamas zegt hardop, zich niet gebonden te achten aan eerdere vredesakkoorden omdat die door de PLO zijn gesloten. Dat is geen nieuw standpunt van Hamas, maar volgens mij moeten er voor Hamas twee dingen duidelijk zijn. In de eerste plaats zal de nieuwe Palestijnse regering met gezag moeten kunnen onderhandelen. Die regering moet zich dus ook gebonden achten aan eerder gesloten akkoorden, anders kan van een constructieve samenwerking met en dus ook financiering door de EU geen sprake zijn. In de tweede plaats zal Hamas bereid moeten zijn om de uitkomst van onderhandelingen door de nieuwe regering te accepteren. Hamas heeft eerder gezegd dat via een referendum aan de bevolking voor te willen leggen. Dat is uiteindelijk de keus van de nieuwe Palestijnse regering zolang ook Hamas zich maar achter het eindresultaat schaart. Volgens mij zou de EU deze twee uitgangspunten aan Hamas moeten overbrengen en bij voorkeur via direct contact. Na Van Bommel. Peters en ik spraken ook Griekse, Italiaanse en Britse parlementariërs met Hamas. Eén van hen was oud-minister Clare Short. Hamas is een sleutelspeler en dat zien steeds meer Europeanen. Het zijn extremisten, maar wel democratisch gekozen extremisten.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Is de heer Van Dam het met mij eens dat je, op het moment dat je kiest voor geweld als middel om in Gaza aan de macht te komen, daarmee je democratische rechten verspeelt? De heer Van Dam verwijt mij dat eventueel met Libanon gesproken zal worden. In zijn ogen zijn dat racisten. Als de heer Van Dam met mij erkent dat Hamas een racistische organisatie is die het joodse volk wil vernietigen, vraag ik mij af waarom hij dan wel met Hamas heeft gesproken.
De heer Van Dam (PvdA): Ik heb al heel vaak gezegd dat je met alle partijen in een conflict moet spreken. Als je niet spreekt met de extremen aan beide zijden, zul je nooit voortgang boeken in het vredesproces. Wat mij betreft, moet je contact hebben met beide zijden, zowel met Hamas als met Libanon, omdat beide sleutelspelers zijn in het conflict. Ik hoop dat de Palestijnen erin zullen slagen om opnieuw een eenheidsregering te vormen. Zonder eenheid aan Palestijnse kant zal het vredesproces weinig vorderen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb gevraagd in hoeverre de heer Van Dam nog steeds kan spreken over een democratisch gekozen Hamas op het moment dat die organisatie met geweld de macht heeft gegrepen in Gaza.
De heer Van Dam (PvdA): U weet ook dat de lezingen over gebeurtenissen in Gaza zeer uiteenlopen. Er was ook sprake van bewapening van Fatah-milities. Dat Fatah net zo veel boter op het hoofd heeft, is kennelijk voor de heer Voordewind nooit een belemmering geweest om te zeggen dat er met Fatah gesproken moet worden.
De heer Boekestijn (VVD): Heeft de heer Van Dam het gevoel dat zijn bereidheid om met Hamas te praten iets heeft opgeleverd? Brengt het de eenheid in de Palestijnse gemeenschap dichterbij als wij met Hamas gaan praten?
De heer Van Dam (PvdA): Europa kan een bemiddelende rol in het gehele conflict spelen, dus zowel in het conflict tussen Israël en de Palestijnen als dat tussen Palestijnen onderling. Het contact dat er met leden uit de Kamer is geweest, heeft ertoe bijgedragen dat ook het debat verder is aangezwengeld. Dat is zeer nuttig. Je kunt geen oplossing bereiken als de extremen aan beide zijden zich daar niet aan gebonden achten.
De heer Boekestijn (VVD): Kan de heer Van Dam mij dan zeggen op welke momenten in het recente verleden de EU in dit zeer lastige dossier van doorslaggevende betekenis is geweest?
De heer Van Dam (PvdA): Juist veel te weinig, dat is juist het probleem. De EU zou het wel kunnen, maar heeft het steeds nagelaten. Ik geloof niet dat mijn partij daarvoor verantwoordelijk was, eerder de partij van de heer Boekestijn.
De afgelopen jaren zijn helaas ook de Israëli’s geradicaliseerd. Bij de laatste verkiezingen kozen zij in groten getale voor Lieberman; een man die als minister van Verkeer ooit voorstelde om wel even bussen te regelen om Palestijnen in zee te kunnen verdrinken; een man die nog maar drie maanden geleden zei dat Gaza dezelfde behandeling moest ondergaan als Japan in de zomer van 1945, dus een atoombom erop; een man die Arabieren in Israël steevast omschrijft als vijfde colonne, als een gevaar voor Israël, en zegt dat hij hen wil deporteren om Israël zuiver te houden. Dit zijn gevaarlijke uitspraken. Deze man is nu minister van Buitenlandse Zaken; een extremist, maar wel een democratisch gekozen extremist. Hij zit in een kabinet onder leiding van een man die Palestijnen openlijk het recht op een eigen staat ontzegt, onder leiding van een man die zegt dat over Jeruzalem nooit een compromis gesloten mag worden, onder leiding van een man die uitbreiding van de nederzettingen propageert en zegt dat hij de Golan nooit of te nimmer aan Syrië zal teruggeven. Namens dat kabinet zei Lieberman zich niet gebonden te achten aan Annapolis. Wie de standpunten van Netanyahu kent, zal niet verbaasd zijn als ook hij daarachter staat. Namens dat kabinet zei Lieberman pas aan finale onderhandelingen te willen beginnen als al het Palestijns geweld is uitgeroeid en dit na 48 voorfasen van de routekaart.
De heer Haverkamp (CDA): Het onderscheid tussen uw en mijn fractie is dat u hebt gezegd dat de heer Lieberman namens het kabinet heeft gesproken en dat wij er nog steeds van uitgaan dat een coalitieakkoord een hogere status heeft dan een uitspraak van een individuele minister. Deelt u die analyse?
De heer Van Dam (PvdA): De premier van dit kabinet is Netanyahu, de man die uit de regering-Sharon stapte omdat Sharon de Gazastrook verliet. Netanyahu heeft steeds gezegd dat hij voor de uitbreiding van nederzettingen is, dat hij de Golan niet wil afstaan en dat hij geen eigen Palestijnse staat wil. Lieberman is een extremist gezien zijn opvatting over Arabieren, maar Netanyahu gaat verder gelet op zijn opmerkingen over het vredesproces. Het is de regering-Netanyahu/Lieberman. Dat Barak er als een soort schaamlap is bijgehaald, verhult de standpunten van de twee eerstgenoemden niet.
De heer Haverkamp (CDA): Die kwalificatie van de minister van Defensie laat ik aan u. Ik vind het wel teleurstellend dat u zo over iemand praat, maar goed. Mijn vraag was of u het met mij eens bent dat er een coalitieakkoord is waarin Israël duidelijk de voorgaande afspraken erkent. Bent u het ook met mij eens dat een coalitieakkoord een hogere status heeft dan een uitspraak van een individuele minister?
De heer Van Dam (PvdA): Een coalitieakkoord is een akkoord tussen partijen en vervolgens hebben wij te maken met de uitspraken van een bewindspersoon. Hij spreekt namens een regering. Hij geeft een bepaalde uitleg aan de afspraken uit het coalitieakkoord. Hij zegt dat Annapolis daar niet onder valt. Daarmee weten wij waar wij met deze Israëlische regering aan toe zijn.
De voorzitter: Wilt u langzamerhand tot een afronding komen?
De heer Van Dam (PvdA): De minister schrijft in zijn brief dat de kwartetbeginselen voor alle partijen gelden. Hoe luiden de kwartetvoorwaarden eigenlijk voor de Israëlische regering? Ik sla het afzweren van geweld even over. Moeten Netanyahu en Lieberman het recht op een Palestijnse staat openlijk erkennen? Moeten zij de grenzen van 1967 en Annapolis ook accepteren of gelden voor Israëli’s andere eisen dan voor Palestijnen? Dat zou niet consequent zijn. De kwartetvoorwaarden als eis vooraf om diplomatiek contact aan te gaan, zijn onhoudbaar geworden met deze Israëlische regering. Dan kan er met niemand meer gesproken worden en dat zou onverstandig zijn.
De hoop komt niet van Hamas en al helemaal niet van Netanyahu en Lieberman. De hoop moet van buiten komen, van de VS en de EU. Als grootste financier van de Palestijnen en als belangrijkste handelspartner van Israël kan de EU een centrale rol spelen in het vredesproces. De EU moet met Israël en de nieuwe Palestijnse regering concrete stappen overeenkomen. Indien het vredesproces wordt gefrustreerd, dan moet dat consequenties hebben, zoals ook de Tsjechische minister van buitenlandse zaken – Tsjechië is de huidige voorzitter van de EU – heeft aangegeven.
Het is opmerkelijk dat de minister van mensenrechten in de stad van het internationaal recht in zijn brief schrijft dat consequenties op voorhand zijn uitgesloten. De minister bepleit dat mensenrechten universeel zijn en dat niemand zich daaraan kan onttrekken zonder daarvan de consequenties te ondervinden. Voor één land in de wereld geldt dat niet: Israël. Als Israël de humanitair hulp aan Gaza blijft blokkeren, zegt de minister: geen consequenties. Als Israël nederzettingen blijft uitbreiden, zegt de minister: geen consequenties. Als Israël Annapolis aan zijn laars lapt en het vredesproces moedwillig frustreert, zegt de minister: geen consequenties. Sterker nog, de minister schrijft in zijn brief gewoon door te willen gaan met het belonen van Israël met de uitbreiding van de relatie tussen de EU en Israël. Dat lijkt mijn fractie ondenkbaar. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister zijn wereldwijde geloofwaardigheid als verdediger van mensenrechten en internationaal recht niet meer waarde toekent. Is hij het met mij eens dat elk land de consequenties moet aanvaarden voor het schenden van het internationaal recht of van de mensenrechten?
Dit brengt mij tot slot terug bij Gaza. Al weken vraag ik om een overzicht van lopende onderzoeken naar schendingen van internationaal recht tijdens de Gazaoorlog en om een appreciatie van de minister van de vraag of volgens hem alles wordt onderzocht wat onderzocht moet worden. Ik zie het ook in deze brief weer niet terug. Waarom niet? Is de minister bereid om ons nog deze week dit overzicht toe te sturen?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Nu doemt de vergelijking met China op. Daar hebben wij vorig jaar uitgebreid over gesproken. Als de heer Van Dam zo sterk aandringt op sancties tegen landen die de mensenrechten schenden, kan hij er zeker van zijn dat de economische betrekkingen met veel landen waarmee wij een handelsrelatie hebben, gestopt moeten worden. Ik heb de mensenrechtensituatie in China aan de orde gesteld. Ik heb een klein voorbeeld gegeven van de wijze waarop wij een signaal hadden kunnen geven, maar daar was de heer Van Dam toen tegen.
De heer Van Dam (PvdA): Ik bekijk welke consequenties het effectiefst zijn. China geven wij geen handelsvoordelen. Niemand zou accepteren dat wij China vrijstelling van importheffingen geven. Wij hebben een wapenembargo tegen China. Er is in de Kamer gediscussieerd over de vraag of dat niet opgeheven zou moeten worden. Ik heb daarbij gezegd dat daar geen sprake van kan zijn, zo lang de mensenrechtensituatie in dat land niet verbetert. Wij hebben dus sancties tegen China. Mijn punt is juist wij geen land mogen uitzonderen. Wij kunnen niet tegen een land zeggen: het maakt niet uit wat u doet, maar van sancties kan geen sprake zijn.
De heer Van Bommel (SP): De heer Van Dam noemt vanochtend in Elsevier minister Verhagen een «buitenbeentje». Dat kan je sneu vinden, maar je kan het ook zien geuzennaam. Hij doet dat op grond van de veronderstelling dat de minister van Buitenlandse Zaken de enige is die vindt dat de houding van de Israëlische regering geen consequenties hoeft te hebben. Ik vraag mij af of dat wel juist is. Is minister Verhagen echt een buitenbeentje? Is hij echt de enige die vindt dat de houding van Israël geen consequenties hoeft te hebben?
De heer Van Dam (PvdA): Ik heb niet met Elsevier gesproken, dus ik weet niet waar dit vandaan komt. De Nederlandse regering loopt het risico een buitenbeentje in de EU te worden. Wij weten dat normaal gesproken Tsjechië, Duitsland en Nederland de sterkste verdedigers zijn van Israël. De Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken heeft al aangegeven dat het Israëlische standpunt, als dit zo blijft, consequenties zal moeten hebben. Hij zal dit in de komende raad van ministers van Buitenlandse Zaken aankaarten. Steinmeier heeft al zijn afkeuring uitgesproken over de uitspraken van Lieberman. Van de drie grote verdedigers van Israël blijven wij alleen achter, in dit geval minister Verhagen.
De heer Van Bommel (SP): Ik baseer mij op een persbericht van Novum. Wellicht hebt u Novum wel gesproken. Is deze minister volgens uw fractie nu een buitenbeentje of niet?
De heer Van Dam (PvdA): Ik hoop uiteraard dat de Duitse en de Tsjechische ministers van Buitenlandse Zaken zullen volharden in hun huidige opstelling. Als zij dat doen, dan dreigt onze minister een buitenbeentje te worden in Europa. Hij is de enige die nog zegt dat Israël kan doen en laten wat het wil omdat wij daar geen consequenties aan verbinden. Ik begrijp wel waarom die ministers van Buitenlandse Zaken een andere opstelling hebben. Je kunt niet één land ter wereld vrijwaren van consequenties voor zijn gedrag.
De heer Van der Staaij (SGP): De heer Van Dam voert mede namens de fractie van GroenLinks het woord. Ik weet niet of hij nu zelf aan het radicaliseren is of dat hij bezig is met de inbreng van GroenLinks. Waarom een zo extreem onwelwillende benadering van een regering die nog maar een week in functie is en waarin ook een partij van de arbeid – zij heet dan wel iets anders – actief is?
De heer Van Dam (PvdA): Over de relatie met de Arbeiderspartij wil ik het een andere keer wel met u hebben. Ik kijk naar de belangrijkste spelers in het kabinet en die beoordeel ik op hun opstelling ten aanzien van de Palestijnen en het vredesproces. Dat belooft weinig goeds. Ik ben begonnen met de meest recente opstelling van Hamas in het vredesproces. Die belooft ook weinig goeds. In het begin van zijn brief schrijft de minister zeer eufemistisch dat de vooruitzichten voor het vredesproces minder gunstig zijn dan enige tijd geleden. Dat is overigens wel een goede constatering van de minister. Ik ben zeer sceptisch. Zonder druk van buitenaf zal er geen voortgang worden geboekt in het vredesproces. Druk van buitenaf is nodig. Er zijn twee belangrijke coalitiepartners waarvan de een overduidelijk anti-Palestijns is en zich ook zo uitspreekt, en de ander overduidelijk tegen een zelfstandige Palestijnse staat is en zich ook zo uitspreekt. Met dat soort mensen is het moeilijk vrede sluiten.
De heer Van der Staaij (SGP): Ziet u dan überhaupt nog wel iets in een dialoog? U bekijkt het Israëlische kabinet zeer negatief. Met zo’n benadering denk je eerder aan sancties dan dat je nog bereid bent om na te gaan wat de inzet van het kabinet is. Bij de Israëlische bevolking leven begrijpelijke zorgen op weg naar een veilige vrede, zoals ook in de verkiezingsuitslag naar voren kwam.
De heer Van Dam (PvdA): Helaas zijn niet wij aan Europese kant geradicaliseerd, maar de Palestijnen en de Israëli’s. Dat hebben zij tot uiting gebracht in hun verkiezingsuitslagen. In tegenstelling tot u ben ik altijd in voor een dialoog. U sluit een van de partijen daarvan uit. Een dialoog mag niet vrijblijvend zijn. Een dialoog betekent niet dat je iemand aanspreekt op zijn gedrag en vervolgens zegt dat het verder niet uitmaakt omdat daar toch geen consequenties aan verbonden worden. Bij een dialoog worden wederzijds verwachtingen uitgesproken en moeten bepaalde afspraken worden nagekomen. Daarbij mag je ook zeggen dat je niet op dezelfde voet verder kan als die partij dat niet doet.
De heer Boekestijn (VVD): Ik probeer een analyse te maken van de opvatting van de GroenLinks/PvdA-fractie, maar dat is toch een beetje lastig. Ik las op teletekst gisterenavond laat dat u verwacht via economische sancties een gedragsverandering te kunnen afdwingen. Het wapenembargo tegen China heeft volgens mij niet geleid tot een significante gedragsverandering. Waarom is dat bij Israël wel het geval?
De heer Van Dam (PvdA): Dat is betrekkelijk eenvoudig: omdat Israël economisch sterk afhankelijk is van de EU. 40% van de Israëlische export gaat naar de EU. Wij geven Israël ook voordelen. Wij stellen een behoorlijk aantal Israëlisch producten vrij van importheffingen of wij geven daar korting op. In het associatieverdrag is afgesproken dat wij de associatieraad bijeen kunnen roepen en elkaar daarin kunnen aanspreken op gemaakte afspraken. Eén van die dingen is natuurlijk het respecteren van mensenrechten en het internationaal recht. Wij hebben al een podium om de Israëlische regering daarop aan te spreken. Het uitbreiden van het associatieverdrag lijkt mij zeker niet aan de orde. De vraag is wel of wij op dezelfde voet door willen met het huidige associatieverdrag waarin op allerlei vlakken wordt samenwerkt en waarin een aantal handelsvoordelen wordt toegekend. Wij kunnen toch niet zeggen dat wij handelsvoordelen blijven geven, ook al lapt Israël het internationaal recht en de mensenrechten aan zijn laars? Zo werkt het toch niet?
De heer Boekestijn (VVD): U geeft geen antwoord op mijn vraag. Wij hebben het over een land dat in een zeer benarde positie verkeert. Het heeft te maken met actoren die het bestaansrecht van dat land ontkennen. Zo’n land zal niet zo snel door economische sancties zijn beleid veranderen. U bent erg optimistisch over de werking van die sancties.
De heer Van Dam (PvdA): Zal een land dat voor de export zo afhankelijk is van de EU zich er niets van aantrekken als de EU zegt niet op dezelfde voet te kunnen samenwerken? Ik neem aan dat de heer Boekestijn dat zelf ook niet gelooft.
De heer Boekestijn (VVD): Ik kan u nog iets anders vertellen. Ik denk dat een land dat in zo’n benarde positie verkeert, zijn gedrag niet zal wijzigen, ook niet als Amerika zijn politiek verandert. Natuurlijk zal het tot grote economische schade leiden, maar dat betekent niet automatisch ook gedragsverandering. In de geschiedenis hebben wij daar genoeg voorbeelden van gezien.
De voorzitter: U krijgt zo meteen gelegenheid om uw eigen bijdrage te houden. Het woord is nu aan de heer Pechtold.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De PvdA heeft gisterenavond een soort schaduw over dit overleg gelegd waar de heer Van Dam ons nu in mee wil nemen. Uitspraken over een buitenbeentje zijn aardig binnen de coalitie, maar uiteindelijk wil ik met een bepaald doel uit dit overleg komen. Eén van de 74 doelstellingen van het kabinet naar aanleiding van de 100-dagentoer was vrede in het Midden-Oosten. De minister heeft ingezet op mensenrechten. Hij heeft de afgelopen twee jaar een koers gevaren waar de fractie van D66 voor een groot deel steun aan kan verlenen. Ik zie nu dat de PvdA-fractie daar afstand van neemt. Ik neem aan dat de PvdA als coalitiefractie de genoemde kabinetsdoelstelling overeind wil houden. Ik ben echter heel benieuwd hoe de motie zal luiden die de heer Van Dam ongetwijfeld zal indienen om het kabinetsbeleid te prolongeren, dan wel bij te stellen.
De heer Van Dam (PvdA): Wij voeren eerst dit debat en ik hoor graag de reactie van de minister op mijn bijdrage. Ik hoor echter ook graag dat hij zijn lijn bijstelt. U en ik weten dat dit meestal geblokkeerd wordt door een deel van de Kamer. Ik hoop dat dit nu niet het geval is. Ik hoop dat het belang van de geloofwaardigheid van Nederland als voorvechter van het internationaal recht en de mensenrechten breed door de Kamer onderschreven wordt. Ik hoop dat de minister zijn lijn zal bijstellen. Je kunt niet tegen een land zeggen: het maakt niet uit wat u doet, wij zullen daar nooit of te nimmer consequenties aan verbinden.
De heer Pechtold (D66): Nu dringt zich bij mij de vergelijking op met een andere democratie die overigens dezelfde problemen kent en dat is de Israëlische. Daar hebben ze ook van dit soort coalities. De Arbeiderspartij kan de komende jaren niet zeggen dat zij daar geen deel van uitmaakt. Je steunt de coalitie en je maakt het daarmee een minister die namens een kabinet spreekt mogelijk om een lijn uit te zetten. U zegt nu, sancties tegen Israël te overwegen. De fractie van D66 heeft in vorige AO’s gezegd dat er een soort vertraging nodig is in de relatie tussen Israël en Europa. Ik heb dat toen zeer zorgvuldig geformuleerd. Het zou een slecht beeld opleveren om tijdens de Gazaoorlog ineens de economische banden met Israël aan te halen. Ik was blij dat wij het daar eigenlijk allemaal over eens waren. Komt er een motie over de door u gewenste sancties? Steunt u de minister nu wel of niet? Die duidelijkheid mag u best nu al geven nadat u gisterenavond die schaduw over dit debat heeft gelegd.
De heer Van Dam (PvdA): Volgens mij was de Kamer het er toen over eens dat uitbreiding van de economische relatie tussen de EU en Israël niet aan de orde kon zijn. Die overeenstemming was overigens niet Kamerbreed. Uiteindelijk is door de EU en Israël besloten om de uitbreiding van die relatie te bevriezen. Gelukkig zijn er op dit moment voldoende krachten in Europa die er niet voor zijn om die besprekingen te hervatten.
De heer Pechtold (D66): U heeft het over sancties. Dan wil ik weten of er een VAO komt. Moet ik met mijn fractie alvast na gaan denken over een motie waarin wordt uitgesproken dat er economische sancties komen tegen Israël? Ik weet nog niet of ik een dergelijke motie kan steunen, maar wie weet. Wie weet, kan mijn fractie met haar beperkte omvang u toch aan een meerderheid helpen, maar dan moet ik dit denkproces nu wel ingaan. Daarom krijg ik graag in deze fase van het debat hierover helderheid. Of zijn de prikkelende opmerkingen over een buitenbeentje en een eventuele motie iets te voorbarig?
De heer Van Dam (PvdA): Volgens mij ben ik heel helder geweest. Wat mij betreft, moet de inzet van de minister van Buitenlandse Zaken in het komende overleg zijn dat de EU concrete afspraken maakt met zowel de nieuwe Israëlische regering als met de nieuwe of aanstaande Palestijnse regering over voortgang in het vredesproces. Als partijen daar niet aan meewerken, dan is er sprake van consequenties. Voor de Palestijnen kunnen dit consequenties voor de samenwerking dan wel de financiering zijn. Voor Israël kan de consequentie zijn het niet uitbreiden van de associatieovereenkomst dan het wel buitenwerking stellen van delen van de bestaande associatieovereenkomst. Je zegt eerst dat je afspraken wilt maken, maar als men die niet nakomt, dan is er sprake van consequenties.
De heer Haverkamp (CDA): Vanochtend stond er echt in een kop «PvdA pleit voor sancties». Heeft u met het ANP gesproken of is dit ook de lucht gegrepen? Ik proef nu dat u, evenals wij, vindt dat wij eerst het overleg in moeten gaan. U geeft deze regering nu het vertrouwen en daarna zien wij verder. Klopt dat?
De heer Van Dam (PvdA): De heer Haverkamp heeft verdedigd dat Israël het internationaal recht en de mensenrecht aan zijn laars kan lappen en dat daar nooit enige consequentie aan verbonden zal worden. Geen sprake van dat ik dat met hem eens ben!
De heer Haverkamp (CDA): Dat is nooit een uitspraak van mijn fractie geweest. Wij hebben samen voor een onderzoek gepleit. U spreekt mede namens mevrouw Peters. Zij heeft daarover een vraag gesteld en die is keurig door de regering beantwoord. Ik zal niet vragen wat u van dat antwoord vindt, want blijkbaar heeft u dat nog niet gelezen. U stelde deze vraag namelijk opnieuw. In de media stond duidelijk: PvdA pleit voor sancties. Is dat te voorbarig of houdt u dat overeind?
De heer Van Dam (PvdA): Ik weet niet wat de heer Haverkamp vandaag in zijn oren heeft zitten, maar volgens mij zit er veel te veel in. Ik heb duidelijk gezegd dat er consequenties aan verbonden moeten worden als de lijn-Lieberman wordt gevolgd, dus het aan de laars lappen van het Annapolisproces, het verder gaan met uitbreiden van nederzettingen en het blijven blokkeren van Gaza. Helderder kan ik niet zijn. Ik heb wel een wedervraag aan de heer Haverkamp. Als hij zegt dat hij...
De voorzitter: Zo gaat dat niet. U hebt ruim de tijd gehad om te antwoorden.
De heer Van Dam (PvdA): Het is mijn reactie op de vraag van de heer Haverkamp. Hij zegt dat ik ten onrechte heb gezegd dat hij er geen consequenties aan wil verbinden nu Israël aangeeft het internationaal recht en de mensenrechten aan zijn laars te lappen. Dan wil ik nu van de heer Haverkamp weten welke consequenties hij daaraan wil verbinden.
De voorzitter: Die vraag kan hij beantwoorden in zijn tweede termijn.
De heer Van Dam (PvdA): Het is nu spannend. Geeft u nu de heer Haverkamp gelegenheid om te antwoorden, want dat wil hij vast wel.
De voorzitter: Dat zal best, maar ik sta het niet toe. Het woord is aan de heer Boekestijn.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Het is een interessant debat. De bom is gedemonteerd, want de PvdA blijkt het CDA-standpunt in te nemen.
De heer Pechtold (D66): Met GroenLinks!
De heer Boekestijn (VVD): Het wordt echt polderen vandaag of wellicht hebben de media het gedaan, Ik stel vast dat economische sancties heel iets anders zijn dan het buiten werking stellen van delen van het associatieverdrag of het niet uitbreiden daarvan.
De heer Van Dam (PvdA): De heer Boekestijn legt mij nu woorden in de mond die nergens op slaan. Ik hoop dat hij dat zelf weet. Zo niet, dan leg ik hem dat straks graag uit.
De heer Boekestijn (VVD): In het woordenboek staat bij economische sancties toch iets anders dan het wijzigen van bestaande associatieverdragen of uitbreiding daarvan.
De heer Van Dam (PvdA): De heer Boekestijn daagt mij bewust uit en dan krijgt hij ook een reactie. Het associatieverdrag biedt Israël allerlei handelsvoordelen. Ik heb het overigens bij me, dus als de heer Boekestijn het wil lezen, dan kan dat. Dat was ter voorbereiding op dit debat ook wel handig geweest. Als hij achteraan de rij van sprekers aansluit, kan hij er wellicht nog iets zinnigs over zeggen. Juist de handelsvoordelen in het associatieverdrag kun je opschorten. Als hij dat geen sanctie vindt, moeten wij het een keer over de definitie van sancties hebben.
De voorzitter: De heer Boekestijn vervolgt zijn betoog. Zijn tijd loopt door.
De heer Boekestijn (VVD): Ik wil toch nog even gezegd hebben dat er wel degelijk een verschil is tussen het bevriezen of uitbreiden van handelsvoordelen of daadwerkelijke sancties. Iedereen die daar ook maar enig verstand van heeft, weet dat.
Ik zal mij beperken tot drie vragen, want er is al veel gepasseerd. Ik geloof ook niet dat dit debat nog erg spannend zal worden na de interventies van zojuist. Allereerst de EU Border Assistence Mission. Ik vraag mij af hoe effectief de bestrijding van de wapensmokkel richting Gaza is. Enerzijds is er het aanbod om de EUBAM te reactiveren. Anderzijds is er de toenemende wens om ook de smokkel over zee richting Gaza tegen te gaan. Alles wordt in de toekomstige tijd uitgedrukt. Van Egyptische zijde wordt kennelijk beweerd dat de smokkel goeddeels over zee plaatsvindt, maar Egypte wil natuurlijk niet de indruk wekken dat er sprake is van substantiële wapensmokkel richting Gaza via Egypte. Hoe effectief zal de EUBAM kunnen zijn? Hoe effectief was de missie voordat ze werd opgeschort? Hoeveel tunnels zijn er opgespoord en onklaar gemaakt? Hoeveel bevoegdheden worden toegestaan onder het Gaza Counter Arms Smuggling Initiative, dat de smokkel over zee moet tegengaan? Gesproken wordt over eventueel ingrijpen ter bestrijding van wapensmokkel en over de coördinatie daarvan. Is daar al iets meer over te zeggen? Zal er effectief kunnen worden opgetreden tegen wapensmokkel richting Gaza over zee? Zullen schepen worden gevisiteerd? In april/mei is er een vervolgbijeenkomst over dit initiatief. Wat is de huidige stand van zaken?
In de tweede plaats ga ik in op de relatie tussen Hamas en andere mogendheden. Heeft Saoedi-Arabië inderdaad aangegeven dat de positie van Hamas niet mag worden versterkt, zie pagina 4 van de brief? Saoedi-Arabië, respectievelijk personen uit de Saoedische elite hebben nogal wat geïnvesteerd in Gaza. De fundamentalistische universiteit in Gazastad is tot stand gekomen dankzij geld uit Saoedi-Arabië. Wordt daar nu afstand van genomen? Als er al sprake is van een koerswijziging van Saoedi-Arabië, dan zou die wellicht in verband kunnen worden gebracht met de goede banden die Hamas geleidelijk aan met Iran heeft opgebouwd, de traditionele aartsrivaal van Saoedi-Arabië. Zie ook pagina 6 van de brief waar staat dat bepaalde bemiddelingspogingen van Saoedi-Arabië – de minitop met Syrië, Egypte en Koeweit – vooral worden ingegeven door de strategische overweging dat de Arabische eenheid bevorderd moet worden in het licht van de groeiende Iraanse invloed in de regio. Zeker richting Syrië valt dan nog heel wat werk te verrichten. Dat land heeft bij uitstek een goede band met Iran.
Wat betreft de kwestie Saoedi-Arabië/Iran is het het ene soort fundamentalisme, het soennitische, tegenover het andere, het sjiitische. Het lijkt vooralsnog luchtfietserij om te stellen, zoals op pagina 6 van de brief wordt gedaan, dat eensgezind optreden van de gematigde Arabische landen wenselijk is om Syrië en Iran ertoe te brengen om hun invloed op radicale en terroristische groeperingen ten positieve aan te wenden. Is de minister het met mij eens dat dit een nogal optimistisch zinsnede is?
Tot slot een vraag over het speciale tribunaal voor Libanon. Hoe staat het met de voortgang hiervan? Zijn er al verdachten gearriveerd of is Syrië al weer zo invloedrijk in Libanon dat het kan voorkomen dat de werkzaamheden van het tribunaal echt op stoom komen door te verhinderen dat verdachten naar Leidschendam afreizen?
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. In politiek opzicht valt er op dit moment weinig met zekerheid te zeggen over het vredesproces in het Midden-Oosten. In het Palestijnse gebied bevindt het kabinet-Fayyad zich de facto in demissionaire toestand. In Israël is recent een nieuwe regering aangetreden, waarvan nog niet geheel helder is welke inzet zij kiest ten aanzien van het vredesproces. In feite is ook de positiebepaling van de Amerikaanse regering nog niet uitgekristalliseerd. Het is nu aan de internationale gemeenschap, gesteund door Nederland, om ook alle spelers in de regio betrokken te houden bij het vredesproces. Ik wil daar nog aan toevoegen dat het juist ook van belang is voor de verhouding tussen Israël en de Palestijnse gebieden dat er gewerkt wordt aan het proces van onderop. Een opgelegde vrede zal niet werken. Met samenwerking, met begrip voor elkaar en met het verwijderen van allerlei giftige uitspraken uit Palestijnse schoolboeken moet van onderaf aan een betere onderlinge verhouding gewerkt worden.
Cruciaal voor het tegengaan van nieuwe geweldsuitbarstingen is het blokkeren van wapensmokkel naar de Gazastrook. Daar wordt veel over gesproken en er vinden allerlei voorbereidingen plaats. Wat gebeurt er op dit moment aan het concreet bestrijden van deze smokkel? Na het Israëlische optreden in Gaza zijn er al weer maanden verstreken. In hoeverre wordt nu de smokkel steviger aangepakt dan daarvoor? Krijgt dit alle prioriteit en wat is er tot nu toe bereikt? Hoeveel is er in beslag genomen? Je moet er toch niet aan denken dat Hamas zich simpelweg weer kan herbewapenen. Dat kan desastreuze gevolgen hebben. Het is daarom van groot belang dat wapensmokkel wordt voorkomen, over land, over zee en door de lucht.
Ik heb het overigens ook over de wapensmokkel naar Libanon. Het is al weer wat langer geleden dat wij daarover hebben gesproken. In de brief wordt daar ook niet op ingegaan. Het is logisch dat er nu veel aandacht wordt getrokken naar Gaza. Ook dat dient prioriteit te houden. In 2006, tijdens het bloedige conflict tussen Hezbollah, Libanon en Israël, was iedereen danig geschrokken van het wapenarsenaal dat Hezbollah bleek te hebben. Grote aantallen behoorlijk geavanceerde raketten stonden de beweging ter beschikking. De wapensmokkel vanuit Iran en Syrië was in de periode daarvoor ernstig onderschat. Voorkomen moet worden dat dit zich weer kan herhalen, waardoor Hezbollah opnieuw een sterk militair arsenaal kan opbouwen. Deze zaken verdienen wat ons betreft grote aandacht.
Iran is een zeer belangrijke speler met helaas geen gunstige invloed op het vredesproces in het Midden-Oosten. De Nederlandse regering, zo lees ik in de brief, verwelkomt de toenadering van Obama richting Iran. Mijn fractie vraagt zich af of die toenadering Iran niet in de kaart speelt. De Iraanse reactie was kenmerkend. Er werd om verdere concessies gevraagd. Als de sancties tegen Iran worden verlicht, wil men wel aan tafel komen zitten. De minister suggereert dat, wanneer Iran niet positief ingaat op de uitgestoken hand, nieuwe sancties moeten volgen. Welke duidelijkheid is daar nu over? Wat merkt Iran daarvan? Zal dit uiteindelijk ook weer in vrijblijvendheid eindigen? Is er een echte stok achter de deur? Hoe gaat het met de nucleaire activiteiten in Iran? Is daar al meer zicht op? Recent zien wij berichtgeving over verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran. De Christenen in Iran krijgen het moeilijker, zo konden wij onlangs lezen. Wij zijn bezorgd over een wat mildere houding ten opzichte van Iran die nu naar voren lijkt te komen. Graag een reactie van de minister hierop.
Ik heb begrepen dat Shell betrokken is bij het ontwikkelen en exploiteren van gas- en olievelden in Iran. De VS zouden dit onder de loep nemen? Klopt dat? Hoe beoordeelt de minister deze activiteiten? Is er bemoeienis van Nederlandse overheidsdiensten bij deze activiteiten van Shell? Verdragen de economische activiteiten zich met de druk die wij willen opbouwen ten aanzien van Iran?
Is er nog nieuws te melden over de Durbanconferentie die uit lijkt te draaien op een antisemitische haatzaaimeeting? De minister heeft al gezegd dat wij dat niet moeten hebben. Hij probeert zijn invloed aan te wenden om dat te voorkomen. Is daarbij al voortgang geboekt?
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. In dit debat speelt de uitspraak van de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Lieberman, de ambtsgenoot van onze minister, een centrale rol. Hij heeft gezegd dat het Annapolisproces niet moet worden gevolgd. Hoe waardeert de Nederlandse regering deze uitspraak? Ziet minister Verhagen de uitspraak van minister Lieberman als een uitspraak van de nieuwe Israëlische regering en neemt hij die uitspraak serieus? Of is dit volgens minister Verhagen niet het standpunt van de Israëlische regering? Graag hoor ik de opvatting van Nederland daarover.
Zoals in de brief van de regering staat, moet de Israëlische regering worden gehouden aan de afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Dat is terecht. De regering zegt dat de Europese landen moeten worden opgeroepen om bij Israël daarop aan te dringen. Welke maatregelen overweegt Nederland te nemen om dat te bewerkstelligen of om dat af te dwingen? Hoe lang wil Nederland wachten hier iets aan te doen? Niet alleen de rechts-radicale minister Lieberman stelt dit nu immers, maar ook de regering van Israël laat bij monde van president Netanyahu weten dat er een ander beleid voor het vredesproces in het Midden-Oosten is te verwachten. Dat zien wij met lede ogen aan en dat belooft weinig goeds, mogelijk zelfs iets rampzaligs voor het Annapolisproces. Er moeten dus krachtige maatregelen worden genomen om het Annapolisproces als zodanig te redden.
Op het punt van het tegenhouden van het intensiveren van de relatie tussen de Europese Unie en Israël stelt de brief van de regering mij niet gerust. Ik citeer: «Het is nu juist nodig de politieke dialoog, waartoe besloten is door de associatieraad EU-Israël in juni 2008, te intensiveren om op deze wijze een constructieve rol te spelen als EU in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP).» Stapt de minister hiermee af van zijn eerdere standpunt dat intensivering van die relatie nu niet aan de orde kan zijn? Dat was het standpunt van de regering. De SP heeft haar daarin gesteund. De regering vindt de SP vaak aan haar zijde, zeker op dit punt. Is er nu een nieuw regeringsstandpunt? Wij willen dat de minister daarin zelfs nog een stapje verder gaat. De opschorting van het associatieakkoord dient wel degelijk tot de mogelijkheden te behoren. Ik vraag de minister expliciet om dit niet uit te sluiten en om daartoe de associatieraad bijeen te roepen. Er is immers sprake van schendingen van de afspraak en die dienen te worden besproken.
In het door de nieuwe Israëlische regering geformuleerde beleid mis ik enkele hoofdzaken. Ik noem er twee. Er wordt geen uitzicht geboden op de tweestatenoplossing en er wordt slechts gesproken over illegale outposts, dus niet over uitbreiding van nederzettingen. Ik verwelkom het CDA-standpunt dat er geen sprake kan zijn van uitbreiding van nederzettingen. Erkent de Nederlandse regering dat met het Israëlische uitgangspunt uitbreiding van bestaande nederzettingen mogelijk is en dat daarmee een tweestatenoplossing per definitie verder verwijderd raakt? Gaat de minister daar in EU-verband eindelijk een groot punt van maken? Het feit dat de heer Barak zitting heeft in het kernkabinet is niet per se een geruststellende mededeling. De Israëlische regering ontzegt Palestijnen het recht op een eigen staat en legt de verantwoordelijkheid voor een alomvattend arrangement voor vrede en economische samenwerking in het Midden-Oosten, bij het buitenland. Die verantwoordelijkheid legt zij in eerste instantie bij Jordanië en Egypte en vervolgens bij het kwartet. Waar blijft de Europese Unie met haar eigen opvattingen en haar eigen stellingname? De EU is een zeer belangrijke partner voor Israël en hecht aan het respecteren van mensenrechten en internationale afspraken. Daarom kan de EU niet zwijgen en minister Verhagen, die zegt dat mensenrechten het uitgangspunt van het Nederlandse beleid zijn, evenmin. Graag hoor ik hierop een reactie.
Het meest opvallende aan de brief van vrijdag is dat de Israëlische regering op geen enkele wijze ter verantwoording wordt geroepen. Het Nederlandse standpunt en het Europese standpunt worden hierin wel meegedeeld, maar de regering is kennelijk – daarvan getuigt de brief – niet bereid om verder te gaan. Het is dus wachten op de brokken die de nieuwe Israëlische regering gaat maken. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Ik geef enkele voorbeelden. Waarom zou Nederland overwegen de controle op wapensmokkel uit te voeren als Israël niet eens bereid is om normale en noodzakelijke goederen toe te laten tot de Gazastrook of om Palestijnse vissers hun werk te laten doen? Waarom moet Nederland onderaannemer van de bezettingspolitiek worden? Zolang Nederland die niet problematiseert, is er geen reden om een slappe houding tegenover met de Israëlische regering aan de dag te leggen en mee te buigen. Hamas en andere groepen worden terecht afgehouden van bewapening, waarmee de Israëlische bevolking wordt getroffen. Het huidige beleid is echter een recept voor radeloosheid en redeloosheid. Waarom zou Nederland, evenals andere landen, de kosten van de Israëlische oorlogsschade moeten voldoen, zoals op de donorconferentie is voorgesteld? Dat is een vergoeding zonder tegenprestatie, met andere woorden: een bonus op oorlog.
Hetzelfde geldt voor de vernietiging van de Palestijnse economie. Israël staat het afronden van de bloemenoogst nog toe, maar daarna zijn ook deze boeren tot economische ondergang gedoemd. Wat betekent dat voor de toekomst van de bloemenkweek in Gaza? Nederlandse belastingbetalers betalen mee aan die bloemenkweek. Die bloemen worden straks niet geëxporteerd, maar veranderen in veevoer voor koeien, schapen en geiten. Dat is wel een heel bijzondere vorm van landbouwsubsidie. Daar kan de Nederlandse regering toch niet mee instemmen?
Waarom neemt de Nederlandse regering zo’n formele houding aan inzake de aansprakelijkheid van schade aan de bezittingen van door Nederland betaalde projecten? In de brief verwijst Nederland voor het recht op vergoeding van schade aan hulpprojecten door Israël naar schending van het oorlogsrecht. Daar is toch echter sprake van wanneer door Israël schade is aangericht aan bezittingen die helemaal geen verband houden met agressie vanuit Gaza, maar die direct raken aan de levensvatbaarheid en economie van de inwoners van Gaza? Graag hoor ik een reactie op dat punt. De opstelling van Nederland hierin is buitengewoon formalistisch. Maar dat niet alleen: het is stuitende, politieke karakterloosheid. Het ontbreekt kennelijk aan politieke wil om hier iets aan te doen.
Datzelfde geldt voor de formele benadering van het wachten op onderzoeken naar oorlogsmisdaden. In de brief wordt met geen wordt gerept over het rapport van Richard Falk van de Verenigde Naties van 11 april jongstleden. Ook hierin staan formaliteiten die nog te verteren zouden zijn als de regering zich politiek krachtiger en actiever zou opstellen, maar helaas is dat niet het geval. Wat mogen wij verwachten van de uitvoering van de door de Kamer aangenomen motie waarin wordt verzocht om onderzoek te verlangen naar de schendingen van mensenrechten en daar eventueel consequenties aan te verbinden?
In het verlengde van het formalisme jegens Israël ligt de aanvoer van wapens en de doorvoerfunctie hierbij van Europa. Eerst vond de doorvoer plaats via Schiphol. Sinds het najaar van vorig jaar is die verschoven naar Luik. Het verandert niets aan de stroom wapens die via de VS en Europa naar Israël worden vervoerd. Deze situatie is vooral zo wrang omdat hiertegen niets wordt gedaan. De SP ziet graag dat deze zaken in Europees verband aan de orde worden gesteld. Er zijn Europese criteria voor wapenexport. Er dienen ook criteria te komen voor wapendoorvoer. Deelt de Nederlandse regering die opvatting en is zij bereid die opvatting in te brengen in de discussie over de intensivering van de relatie met Israël?
De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De nieuwe regering in Israël is niet veelbelovend begonnen. Afspraken uit het verleden, zoals die van Annapolis, werden van tafel geveegd en belangrijke kabinetsleden moesten zich per direct verantwoorden voor corruptiezaken. Het is goed dat de Nederlandse regering benadrukt dat Europa vasthoudt aan alle afspraken en verdragen. Op welke wijze krijgt dit dadelijk echter vorm binnen Europa? Wat is bijvoorbeeld de laatste stand van zaken van de intensiveringen van de economische samenwerking? Anderen spraken daar ook al over en de minister was daar in eerdere instantie erg duidelijk over.
Dan kom ik op de Palestijnse politiek. Wat is er tot nu toe uit de besprekingen tussen Fatah en Hamas gekomen? Waar stuurt Egypte op aan? Geeft de EU aan Egypte input op dit punt? Derde landen hebben grote bedragen vrijgemaakt voor Gaza. Dat is mooi, gezien de humanitaire nood. Tegelijkertijd kan het echter duurzame economische ontwikkeling frustreren. Die ontwikkeling wordt ook in de weg gezeten door de vergaande beperkingen van Israël bij de grensovergangen. Door de donorstromen wordt echter de verantwoordelijkheid van Israël weggenomen om zich meer in te spannen voor de humanitaire situatie. Graag hoor ik een reactie van de minister op dit dilemma. Hoe wordt hier in Europees verband mee omgegaan?
De regering schrijft in haar brief dat wordt onderzocht of de missie en het mandaat van de EU bij Rafah (EUBAM Rafah) opnieuw kunnen worden uitgebreid. Dat lijkt mij een prima idee. Wat is hiervoor het tijdpad? Wat is de inzet van Nederland bij deze hopelijke versteviging? Het Nederlands-Deense initiatief, dat nog niet zo oud is, is volgens de regering in een breder kader geplaatst door het te laten opgaan in een initiatief om wapensmokkel over zee tegen te gaan. Dat vind ik jammer. Waarom is het plan nu van tafel waar de minister in januari luid aandacht voor vroeg? Is Nederland teruggefloten? Was er niet genoeg steun? Wat wordt de bijdrage van Nederland aan zo’n maritiem initiatief? Hoe zal zich dat bijvoorbeeld verhouden tot onze taken voor de kust van Somalië?
Is er al meer bekend over de uitkomsten van het onderzoek naar de oorlog in Gaza van de Verenigde Naties onder leiding van Ian Martin?
Het is goed dat de regering stevig stelling neemt tegen de sloop van huizen in Oost-Jeruzalem. Hoe staat de regering echter tegenover het slopen van huizen van familieleden van terroristen? Israël zet dit middel in omdat er een waarschuwing van zou uitgaan naar eventuele volgende terroristen, zo hoorde ik deze week weer op de radio. In de praktijk wordt hierdoor echter behalve de dader ook de familie gestraft, wat niet past binnen mijn gevoel van internationale rechtvaardigheid. De hoogste rechter in Israël heeft nu daartoe besloten bij de terrorist die een jaar geleden zo met een bulldozer tekeerging. Zou hij ook daartoe besluiten wanneer binnenkort een kolonist doordraait? Zou men ook een huis van zijn familie slopen? Hoe kijkt Nederland daartegenaan? Wordt er druk op Israël uitgeoefend om met dit soort praktijken te stoppen?
Het Hariri-tribunaal in Den Haag is op 1 maart met zijn werkzaamheden begonnen. De regering memoreert expliciet aan de afspraak dat personen die niet worden veroordeeld, door een derde land moeten worden opgevangen. Verwacht de regering hier soms problemen mee, aangezien zij dat in haar brief schrijft? Vormt dit tot nu toe een obstakel om verdachten naar Nederland te laten komen?
Vorige week is in Nederland een nieuw comité opgericht dat aandacht vraagt voor de mensenrechtenschendingen in Iran en de ontwikkeling van kernwapens. Uit de stukken begrijp ik dat de Nederlandse regering zich gelukkig om dezelfde zaken zorgen maakt. Graag krijg ik vandaag wat meer toelichting op de exacte strategie voor Iran. De regering heeft het in haar brief over vergaande sancties. Aan welke vergaande sancties denkt zij als Iran niet aan de IAEI-verplichtingen en de VN-resoluties tegemoetkomt? Wat is de diplomatieke strategie?
De minister gaat deze zomer waarschijnlijk zelf naar het gebied. Het is mij echter niet duidelijk waarom hij zich ertegen verzet om ook de mensenrechtenambassadeur te sturen of desnoods zelfs mee te nemen. Het komt toch vaker voor dat meerdere Nederlandse vertegenwoordigers één missie bevolken? Wat zijn hiertegen de bezwaren?
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het probleem in de Gazastrook en het lijden van de mensen in dat gebied en de mensen in de aangrenzende regio in Israël, is Hamas, Hamas en nog eens Hamas. Er bestaat een enorm grote behoefte aan een duurzaam bestand, ook bij onze regering en de Kamer. Dat duurzame bestand komt er niet zolang Hamas niet is uitgeschakeld. Men wil zo graag dat er wordt onderhandeld met Hamas. Waarover zou echter moeten worden onderhandeld? De PVV vindt dat er niet moet worden onderhandeld over de instandhouding van het internationale «donorinfuus», dat Hamas in het zadel houdt. Mijn fractie zal daar geen steun meer aan geven. De PVV heeft in de Kamer van geen enkele partij ook maar enige steun gekregen voor het idee om de vrijlating van Gilad Shalit te verbinden aan de internationale steun voor Gaza.
De door velen hier zo begeerde tweestatenoplossing zal er niet komen zolang er een Hamas bestaat. Wij weten allemaal al dat Hamas antizionistisch is en de vernietiging van de staat Israël nastreeft. Tot op de dag van vandaag geeft hij daar geen duimbreed op toe. Moeten wij daarover dan met deze organisatie onderhandelen en haar ertoe bewegen om dat op te geven? Dat gaat niet gebeuren, want Hamas is niet alleen antizionistisch, maar ook anti-Joods. Hamas is een racistische organisatie. Als het Westen over iets met Hamas zou moeten praten, dan is het zijn rabiate Jodenhaat. In de preambule van het handvest van Hamas wordt gezegd dat zijn doel niet alleen een oorlog tegen Israël of het zionisme is, maar een oorlog tegen het hele joodse volk. Het joodse volk is namelijk de vijand van de islam. Dit blijkt niet alleen uit de preambule van het Hamashandvest, maar ook uit artikel 22 van het handvest, waarin staat dat de joden verantwoordelijk zijn voor alle misstanden in de wereld. Zij zouden verantwoordelijk zijn voor de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog en de communistische revolutie. De Jodenhaat van de islam vloeit rechtstreeks voort uit de koran. Dat boek is een handvest van een politieke ideologie die uit is op wereldoverheersing, en is door een lid van de regering, namelijk minister Hirsch Ballin, liefkozend aangeduid als een «heilig boek».
Zolang Hamas de Jodenhaat koestert zal hij nooit een tweestatenoplossing accepteren. Als er dus met Hamas moet worden gesproken, moet het eerst erover gaan dat hij zijn racisme tegen de Joden moet loslaten. Zolang dat namelijk niet is gebeurd, zal hij ook over andere doelstellingen nooit een compromis sluiten.
De heer Pechtold (D66): Ik probeer voor mijzelf altijd helder te krijgen hoe de PVV denkt. Nu komt de heer De Roon weer met een nieuwe lijn waarbij de koran wordt verbonden aan regeringen en democratieën. Begrijp ik het goed dat de redenering van de heer De Roon ertoe leidt dat wij eigenlijk geen zaken kunnen doen met een regering die de islam tolereert in haar democratie en dat dit verwerpelijk is? Gisteren werd een debat gevoerd tussen de premier en de heer Wilders, waarin bleek dat de PVV een probleem had met Turkije. Dat is een seculier land, met het leger achter de hand. Nu heb ik echter het gevoel dat een en ander steeds verder wordt opgerekt, waardoor het al een bezwaar is om zaken te doen met een land dat überhaupt de koran tolereert.
De heer De Roon (PVV): Elke democratie die de politieke islam ruimte geeft op het bestuurlijke en politieke vlak, bevindt zich op een gevaarlijke weg. Dat is onze vaste overtuiging. Hamas is niet zomaar een beweging, maar een islamitische beweging, die zijn inspiratie haalt uit de koran. Daar haalt hij de Jodenhaat uit, die ook letterlijk neerslaat in de preambule en in het genoemde artikel 22. Daar verbindt hij vervolgens het antizionisme aan. Je kunt met een pseudo-overheid – want dat is Hamas eigenlijk – die op die weg is, nooit praten over een tweestatenoplossing, zolang hij niet de rabiate Jodenhaat heeft laten varen, die uit de koran afkomstig is en die Hamas in zijn handvest verheft tot een soort grondwet die zijn handelen bepaalt.
De heer Pechtold (D66): Als mijn vraag nu te ver gaat, dan zult u mij wel afkappen, voorzitter. De vraag is echter belangrijk voor het denken in dit debat.
Mijnheer De Roon, wellicht kunnen mensen wat voelen voor uw extreme standpunten. Als ik die standpunten echter terugbreng tot de essentie, hoe moeten ze dan in andere situaties worden verklaard? Neem de politieke islam. U wilt de koran ook verbieden voor personen ergens in Slotervaart die het boek in hun boekenkast willen hebben. Daarbij is geen sprake van de politieke islam. Waar ligt precies de grens voor u? De president van de Indonesische regering is bijvoorbeeld ook een islamiet. Ik vind het dus belangrijk om te weten waar de grens ligt, omdat het lawaai dat u zet tegenover Hamas nogal afleidt van uw politiek en uw doel. Is uw doel namelijk om de islam helemaal uit de wereld te krijgen of mogen wij de islam alleen niet hebben in de westerse wereld en mogen mensen dit geloof elders wel aanhangen? Waar ligt de grens? Ik begrijp dat het antwoord hierop veel tijd in beslag kan nemen, maar ik vind het belangrijk voor dit debat om dat scherp te krijgen.
De voorzitter: Daarom ben ik ook zo mild om u te laten uitspreken.
De heer De Roon (PVV): Ook wij zijn zonder begrenzingen voorstander van de vrijheid van godsdienst. In die zin hebben wij niets tegen mensen die in Allah en Mohammed de profeet geloven. De koran is echter een boek dat aanzet tot geweld en valt dus in wezen onder de strafbepalingen van ons Wetboek van Strafrecht. Ik heb daarover al eens met minister Hirsch Ballin gesproken en gezegd dat hij dus eigenlijk zou moeten ingrijpen. Hij zei dat hij dat niet zou doen, omdat het een «heilig boek» betreft. Een inhoudelijk argument heb ik van hem niet gehoord.
De heer Van Bommel (SP): De PVV heeft eerder bij motie expliciet gepleit voor het collectief straffen van de bevolking van Gaza zolang de Israëlische soldaat niet wordt vrijgelaten en herhaalt dat vandaag. Collectief straffen kan echter alleen wanneer Europa of Nederland de Conventie van Genève opzegt. Die conventie maakt collectief straffen onmogelijk; die verbiedt dat. Vindt de PVV dat wij de conventie van Genève moeten opzeggen? Dat is immers het instrument dat daarvoor nodig is.
De heer De Roon (PVV): Ik geloof niet dat het verstandig is om een racistisch bewind of een terroristische organisatie in het zadel te houden door steun te verlenen langs welke route dan ook. Niemand zou het tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld in zijn hoofd hebben gehaald om te pleiten voor steun aan het nazibewind. Het is dus onverstandig om dat nu bij de Gazastrook wel te doen. Het Hamasbewind moet weg. De bevolking van Gaza moet daar zelf voor zorgen. De enige andere oplossing is de oplossing die bij nazi-Duitsland is betracht, namelijk ingrijpen van buitenaf. Dat ligt niet op onze weg. Het is dus veel beter om het beleid vooralsnog zo in te richten dat wij het Hamasbewind geen enkele steun meer geven. Alle zogenaamde humanitaire hulp wordt namelijk toch door die organisatie afgeroomd. Daardoor houden wij Hamas langer in het zadel dan wenselijk is. De bevolking moet tegen Hamas in opstand komen en hem uit de macht ontzetten, net zoals de bevolking hem destijds aan de macht heeft geholpen.
De heer Van Bommel (SP): Ook al zou de PVV aan de macht zijn en dat willen uitvoeren, dan nog zou dat niet mogelijk zijn omdat dan wordt gehandeld in strijd met de Conventie van Genève. U weigert te antwoorden op mijn vraag of de PVV vindt dat de Conventie van Genève daarvoor moet worden opgezegd door Nederland. Geeft u eens expliciet antwoord op die vraag, want dat is de enige internationaalrechtelijke consequentie van uw betoog. Daarnaast kunnen wij vaststellen dat de PVV in feite pleit voor genocide op de bevolking van Gaza, aangezien zij afhankelijk is van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld van het wereldvoedselprogramma van de VN voor de directe voeding. Zonder die hulp sterft de bevolking van Gaza. Dat is kennelijk het pleidooi dat de PVV hier kennelijk wenst te houden: genocide.
De heer De Roon (PVV): Dat is volledige onzin. Ik zeg alleen dat er geen Nederlands belastinggeld meer naar toe moet gaan. De bevolking van Gaza heeft genoeg vrienden elders. In de Arabische wereld is meer dan genoeg geld. Als een Arabisch land hen gaat helpen, dan kunnen wij dat verder niet verhinderen. Daar heb ik trouwens ook geen behoefte aan. Ik vind echter dat Nederland daar niet meer aan moet meewerken totdat dit bewind weg is.
Voorzitter. Zolang Hamas de Jodenhaat koestert, zal hij nooit een tweestatenoplossing accepteren. Als er met Hamas moet worden gesproken, moet het er eerst over gaan dat zij dat racisme moet laten varen. Ik wens de partijen in het Midden-Oosten die nog steeds willen praten over een tweestatenoplossing ten westen van de Jordaan, alle succes, maar de PVV gelooft daar niet meer in.
Minister Verhagen: Voorzitter. Hoewel ik een hekel heb aan het cliché «de kansen lagen voor het grijpen», moet wel worden gezegd dat dit in 2007 en 2008 inderdaad het geval was. Deze kansen lijken nu te verdwijnen, want de vooruitzichten voor het welslagen van het vredesproces leken destijds aanmerkelijk rooskleuriger. De omvang van de nieuwe Israëlische regering lijkt omgekeerd evenredig aan haar bereidheid om nieuwe stappen te zetten op weg naar vrede. Premier Netanyahu en minister Lieberman van Buitenlandse Zaken lijken de grens te trekken bij de routekaart voor de vrede, nemen afstand van het Annapolisproces en trekken zelfs de tweestatenoplossing in twijfel. Dat is op zichzelf al reden voor commentaar en voor internationale betrokkenheid.
Om het allemaal nog erger te maken is ook de zo gewenste Palestijnse eenheidsregering nog steeds geen werkelijkheid geworden. Als wij werkelijk een tweestatenoplossing willen en geen driestatenoplossing, dan zijn stappen op weg naar een Palestijnse eenheidsregering noodzakelijk. De onderhandelingen in Caïro op initiatief van Egypte zijn vastgelopen. Daarbij is er geen vooruitzicht op resultaten. Dat levert een paradoxale situatie op: de Palestijnen zijn sterker verdeeld dan ooit en de nieuwe Israëlische regering lijkt geen enkele haast te willen maken. Wij dreigen dus in tijdnood te komen. 2009 is in principe een cruciaal jaar om te komen tot een tweestatenoplossing en het welslagen van het vredesproces.
De betrokken partijen houden dus de boot af, terwijl wij, de internationale gemeenschap, vooruitgang willen boeken. Hierdoor moeten de Verenigde Staten en de Europese Unie samen met andere goedwillende externe krachten meer dan ooit het voortouw nemen. Daarom moeten wij druk op de partijen uitoefenen om hen tot actie aan te sporen en om hen ervan te overtuigen dat wij deze kans, die wij in principe hebben, niet voorbij moeten laten gaan. Ik zal het nog duidelijker stellen: niet alleen de routekaart, maar ook het Annapolisproces, het Arabisch vredesinitiatief en de drie voorwaarden van het kwartet vormen het hart van het Midden-Oosten Vredesproces. Op deze vier hoekstenen moeten wij bouwen. De Israëli’s en de Palestijnen moeten hierbij met ons samenwerken «of zij willen of niet», zo zou ik haast zeggen.
Dat betekent dat er geen nieuwe nederzettingen mogen komen. Daar ben ik heel helder in. De heer Voordewind vroeg hoe de Nederlandse regering het nederzettingenbeleid van de Israëlische regering inschat. Ook over nederzettingen spreekt de routekaart duidelijke taal. Premier Netanyahu en minister Lieberman willen zich binden aan de routekaart. Daar zullen wij hen aan houden. Premier Netanyahu voert op dit moment een brede policy review uit. Dat doet iedere Israëlische regering. Hij zou daarbij ook goed nota moeten nemen van de opstelling van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Ze plaatsen de routekaart en het Annapolisproces duidelijk op de voorgrond. Over de vraag hoe dat Israëlische proces gaat uitkristalliseren, kunnen wij nu enkel speculeren. Wel is premier Netanyahu een pragmaticus, zo is ook in het verleden gebleken. Hij bepaalt zijn opstelling wel degelijk op basis van de feiten.
De grensovergangen van Gaza moeten open zijn, zowel voor in- als uitvoer. De heer Haverkamp vroeg op dat punt hoe het zit met de export van andere agrarische producten uit Gaza. Nederland dringt aan op de opening van de grenzen voor al het economisch verkeer. Nederland en de internationale gemeenschap hebben dat ook gezamenlijk kenbaar gemaakt in Sharm el-Sheikh. In onze bilaterale contacten brengen wij dat op. Uiteraard hoopt Nederland dat na de bloemen ook andere agrarische producten Gaza uit kunnen komen, zoals tomaten, cherrytomaten, aardbeien en andere tuinbouwproducten die in Gaza kunnen worden verbouwd dankzij de Nederlandse bijdrage van Ontwikkelingssamenwerking. Er worden overigens weinig agrarische producten voor de export geproduceerd. Er wordt veel voor de eigen bevolking geproduceerd. De bloementeelt is echt op de export gericht.
Nederland is er dus als enige in geslaagd om de grenzen open te krijgen. Wij kunnen dan wel allemaal «boe en bah» roepen over het Nederlandse beleid, maar juist door het Nederlandse beleid, namelijk door mijn interventies die gericht waren tot de Israëlische minister van Defensie en de voormalige minister van Buitenlandse Zaken, is die export nu mogelijk. Daardoor kan de hele productie tot het einde van het seizoen worden geëxporteerd en kunnen duizenden mensen een inkomen verwerven. Dat betekent ook een wezenlijke vooruitgang in de overeenkomst van 2005 op het gebied van verkeer en toegang. Door die overeenkomst wordt het interne verkeer en de toegang tot de Westbank mogelijk. Wij moeten in de discussie vermijden met twee maten te meten. Daarom wil ik het volgende onderstrepen. Door die overeenkomst komt er ook een doeltreffende controle op de wapensmokkel via de grenzen van Gaza en komt er een einde aan alle raketaanvallen. Wij hebben aan den lijve kunnen ondervinden wat die zogenaamde kleine raketjes inhouden, waar altijd wat laatdunkend over wordt gesproken.
De heer Haverkamp vroeg of wij waarnemers gaan sturen voor de aanvallen van Hamas op Israëlische steden. De toegang tot die steden is vrij open. Ik ben zelf in Sderot geweest, waar ik heb gezien hoeveel raketten er worden afgevuurd en wat de consequenties daarvan zijn. Iedere journalist kan daarbij zijn. Er zijn geen waarnemers nodig om te kunnen constateren dat Hamas sinds het zogenaamde bestand 220 raketten heeft afgevuurd en blijft afvuren, zoals de heer Voordewind zei. De Israel Defense Forces (IDF), journalisten en burgers in Israël tellen. Burgers in Israël ervaren ieder dag weer de bedreiging van deze raketaanvallen.
De beginselen van het kwartet moeten ook worden herbevestigd. Op dat punt mogen noch wij, noch de partijen in het conflict zelf water bij de wijn doen. Onze gezamenlijke boodschap aan de partijen moet glashelder zijn: voor extremisten is geen plaats aan de onderhandelingstafel, maar de stemmen van de rede en de gematigdheid horen het voor het zeggen te hebben. Een terroristische organisatie als Hamas zet zich dus zelf buitenspel zolang hij zijn eigen toezeggingen niet gestand doet en zolang hij de toezeggingen niet gestand doet die de afgevaardigden van zijn eigen land, met president Abbas voorop, uit vrije wil hebben gedaan. Hamas moet dus het gebruik van geweld om zijn doelen te bereiken, afzweren en het bestaansrecht van Israël erkennen.
Wij zullen de nieuwe Israëlische regering uiteraard beoordelen op haar daden. Het is positief dat premier Natanyahu bij zijn ambtsaanvaarding in de Knesset heeft verklaard vrede met de Palestijnen te willen nastreven en onderhandelingen te zullen voeren om een overeenkomst over een finale status te bereiken. Ik heb kennisgenomen van de uitspraken van mijn nieuwe ambtsgenoot, Lieberman, in Israël. Ik ben daar absoluut niet blij mee. Dat heb ik ook eerder publiekelijk kenbaar gemaakt via de radio. Hierop zal ik de Israëlische regering blijven aanspreken in mijn contacten met haar. Ik zal duidelijk maken dat wij alle partijen houden aan dat rijtje van de routekaart, het Annapolisproces, het Arabisch vredesinitiatief en de kwartetbeginselen. In mijn eerste contacten met minister Lieberman zal het Annapolisproces aan de orde komen. Vorig jaar was ik wel optimistisch en heb ik gezegd dat er een opening was en dat de kansen voor het grijpen lagen, omdat er een duidelijke wil was om te komen tot een tweestatenoplossing en omdat er voor het eerst van beide kanten erkenning was van het leed dat de ander was aangedaan. Dat is de eerste stap naar duurzame vrede.
De vertegenwoordigers van de SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid vroegen of er geen sancties moeten worden ingesteld dan wel of wij daarmee moeten dreigen, nu minister Lieberman deze uitspraken heeft gedaan. Wij hebben een vriendschappelijke verhouding met Israël. In een vriendschappelijke verhouding kun je het gewoon zeggen als je het niet eens bent met het beleid van de ander. Daar heb je geen sanctiedreiging voor nodig. Ik hoef zo’n dreiging niet te uiten om aan mijn collega Lieberman duidelijk te maken wat ik ervan vind. Ik heb het dreigen met sancties niet nodig om kenbaar te maken dat wij van mening zijn dat juist moet worden voortgebouwd op het vredesproces van Annapolis. Dreigen met sancties doe je als je erop vertrouwt dat je daarmee ongewenst gedrag kunt ombuigen naar gewenst gedrag. Mijn inschatting is dat dit met Israël absoluut niet zo werkt – integendeel – dat het contraproductief is. Israël wantrouwt veel andere landen omdat het de ervaring heeft vanuit de regio en de internationale gemeenschap alleen maar kritiek en geen steun te krijgen. Daarvan getuigen de stemmingen over tientallen ongenuanceerde en onevenwichtige resoluties in het hele VN-systeem. Israël heeft daardoor geleerd om alleen maar te vertrouwen op zichzelf en op echte trouwe partners, zoals de Verenigde Staten. Van dreigen met sancties door de Europese Unie zullen de meeste Israeli’s zeggen: zo kennen wij de Europese Unie weer, namelijk als vrienden van de Palestijnen en critici van Israël. Dreigen met sancties zal Israëls isolement alleen maar versterken, zal Israël niet flexibeler of toegeeflijker maken en zal leiden tot een verdere radicalisering in Israël. Daar ben ik heilig van overtuigd.
De heer Van Dam citeert allerlei uitspraken die minister Lieberman in het verleden heeft gedaan. Overigens stelt de heer Van Dam zich soepeler op tegenover Hamasleden die zich in het verleden niet alleen op een bepaalde manier hebben uitgelaten, maar ook nog iedere dag raketten afvuren. Maar goed, laat ik dat maar voor lief nemen. Het is echter evident dat veel politici hardere standpunten innemen voordat zij regeringsverantwoordelijkheid dragen. Als zij die wel dragen, moeten zij die standpunten nuanceren, aangezien de werkelijkheid aanmerkelijk minder simpel is. Zij moeten immers rekening houden met anderen, zeker in coalitieregeringen. Wij moeten de heren Netanyahu en Lieberman dan ook de kans geven. Destijds had men immers ook geen vertrouwen in de heren Sharon en Olmert en mevrouw Livni. Van hen werd altijd al bij voorbaat gezegd dat zij nooit stappen zouden zetten. Zij zijn echter zeer nadrukkelijk tijdens hun regeringsperiode tot de conclusie gekomen dat er geen andere levensvatbare oplossing was dan de tweestatenoplossing. Dus wij moeten de heren Netanyahu en Lieberman de tijd geven. Daarbij moeten wij absoluut met hen praten en onze opvattingen aan hen duidelijk maken. Dat is echter wat anders dan dreigen met sancties. Ik vel dus niet al bij voorbaat het oordeel dat zij hoe dan ook fout zijn en dat er niet met hen valt te praten.
Na zijn aantreden heeft premier Netanyahu gezegd: «My Government will act vis-à-vis the Palestinian Authority to achieve peace on three parallel tracks: economic, security and political.» En verder zegt hij: «We will conduct ongoing peace negotiations with the Palestinian Authority, with the aim of reaching a final status arrangement.» Met andere woorden: de Israëlische premier zegt dat hij via onderhandelingen streeft naar een tweestatenoplossing, op al die terreinen. Daar kan men wel weer geen vertrouwen in hebben, maar ik vertrouw dat wel. Misschien is dat een verschil van opvatting tussen de Nederlandse regering en sommige leden van het parlement. Als wij de routekaart, het Annapolisproces, het Arabisch vredesinitiatief, alsook de kwartetbeginselen – ik onderstreep dat laatste– nu niet hanteren in onze benadering en dus terreur en geweld afwijzen als legitieme middelen in een politieke strijd, dan bestraffen wij niet alleen de Israëlische regering en verspelen wij niet alleen de kans om te komen tot een werkelijke oplossing, maar dan spelen wij ook Hamas in de kaart ten nadele van de Palestijnse Autoriteit. Zowel Fatah als president Abbas dringt zeer nadrukkelijk zelf aan op het handhaven van de kwartetbeginselen. Zij vragen zich immers zelf af wat de regering tot nu toe heeft gedaan als het afzweren van geweld of het erkennen van het bestaansrecht van Israël er niet meer toe doet. Wat hebben zij dan nog te bieden ten opzichte van Hamas? Dan speel je Hamas dus in de kaart. Niet voor niets hebben de vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit, die wordt voorgezeten door president Abbas van Fatah, bij de laatste onderhandelingen in Caïro heel nadrukkelijk hierop aangedrongen.
Sommigen hebben het over «gelijke monniken, gelijke kappen», maar er zijn geen «gelijke monniken», omdat president Netanyahu en zijn regering terreur en geweld afwijzen en Hamas niet. Beide partijen zijn dus niet gelijk. Er wordt in wezen gevraagd om wel te praten met Hamas en sancties opleggen aan de Israëlische regering. Daarmee worden op de betrokken partijen verschillende kappen gezet, terwijl ze al geen gelijke monniken zijn. Wij vragen van alle partijen hetzelfde, namelijk het onderschrijven van het Annapolisproces, het kwartetbeginsel, de routekaart en het Arabisch vredesinitiatief. Door te dreigen met sancties en minder voorwaarden te stellen aan Hamas, werken wij radicalisering van Israël in de hand en trekken wij het kleed onder president Abbas vandaan. De enige die dan lachend aan de zijlijn staat, is Hamas. Die organisatie zit aan tafel zonder dat zij de internationaal aanvaarde beginselen hoeft te onderschrijven, zonder dat zij hoeft op te houden met het uitvoeren van raketaanvallen. President Abbas houdt vast aan de kwartetbeginselen. Dat geldt ook voor de nieuwe regering van de Verenigde Staten, over wier aantreden allen zo verheugd waren, vooral vanwege oplossingen voor Iran, Syrië en het Midden-Oosten. Ik bevind mij dus niet in slecht gezelschap.
De heer Van Dam (PvdA): Ik kom terug op de sancties. De positie van de regering in de brief is niet dat zij nu niet wil dreigen met sancties, maar de minister schrijft dat hij nooit wil dreigen met sancties, zelfs niet vanwege het nederzettingenbeleid bijvoorbeeld. Dat is in strijd met het internationaal recht. Daar zijn wij het allemaal over eens. Waarom sluit de minister de mogelijkheid van sancties en dus concrete consequenties uit als hij zegt dat beide partijen mee moeten werken aan het vredesproces, of ze willen of niet? De vraag is namelijk: als ze niet willen, wat dan?
Minister Verhagen: Ik heb daar wel een antwoord op gegeven. Ten eerste heb ik al gezegd wat het dreigen met of het invoeren van sancties op dit moment zou betekenen voor de Palestijnse Autoriteit en voor de ontwikkelingen in Israël. De heer Van Dam heeft blijkbaar al besloten dat de Israëlische regering fout is en dat daar niet mee valt te praten. Wij moeten zowel premier Netanyahu als de minister van Buitenlandse Zaken, Lieberman, de kans geven. Daarbij moeten wij uiteraard duidelijk maken wat wij ervan vinden. Dat is echter iets anders dan dreigen met sancties.
De heer Van Dam (PvdA): Daarom draaide ik de vraag om. Ik zei niet dat minister Verhagen in zijn brief schrijft dat hij niet wil dreigen met sancties. Hij sluit ze uit. Laat ik het dan als volgt vragen. Zegt de minister dat hij nooit en te nimmer zal dreigen met sancties, ongeacht wat beide partijen doen in het vredesproces, ook al schenden ze het internationaal recht?
Minister Verhagen: Daar hebben wij al eens discussies over gevoerd. De heer Van Dam heeft altijd de neiging om sancties als een doel te zien. Mijn doel is een bijdrage leveren aan het realiseren van vrede in het Midden-Oosten en aan de totstandkoming van een tweestatenoplossing. Mijn doel is niet sancties opleggen. Ik verschil dus met hem van mening over het middel dat je moet inzetten. Het zij zo.
De heer Van Dam (PvdA): Aangezien ik maar twee keer mag interrumperen, wil ik dat er een echt antwoord wordt gegeven.
Niemand heeft tot doel om sancties op te leggen. Ik hoop dat zoiets bij geen enkel land ter wereld nodig is, maar soms is het nodig als je het internationaal recht wilt handhaven. Sluit de minister dus te allen tijde sancties tegen Israël of de Palestijnse Autoriteit uit als ze het internationaal recht niet naleven, dan wel als ze het vredesproces aan hun laars lappen? Dat staat nu namelijk in de brief.
Minister Verhagen: Nogmaals: sancties zijn geen doel, maar kunnen hooguit een middel zijn. Voor het bereiken van een tweestatenoplossing en vrede in het Midden-Oosten, is het niet nuttig om op dit moment over sancties te praten. Dat is dus wel een antwoord. Ik begrijp dat de heer Van Dam het daar niet mee eens is. Dat is echter iets anders dan dat ik geen antwoord zou hebben gegeven.
De heer De Roon (PVV): De minister zegt dat Hamas de gewelddadigheden tegen Israël moet afzweren om een aanvaardbare gesprekspartner te worden. Ik onderschrijf dat verlangen, maar naar mijn idee wordt de inspiratie voor het gewelddadig optreden van Hamas tegen Israël gevonden in zijn filosofie van Jodenhaat die is neergeslagen in zijn handvest. Denkt de minister nu echt dat Hamas ooit ertoe is te bewegen om de gewelddadige instelling tegen Israël en het zionisme op te geven, zolang de Jodenhaat nog zijn basisfilosofie is? Moet de Jodenhaat niet eerst uit zijn handvest worden verwijderd voordat Hamas een aanvaardbare gesprekspartner in vredesonderhandelingen kan worden?
Minister Verhagen: Misschien heb ik een positief mensbeeld omdat ik katholiek ben, zo zeg ik onder meer tegen de heer Van Dam, want hij had dat niet in de gaten.
De voorzitter: U bedoelt «rooms-katholiek».
Minister Verhagen: Ja, rooms-katholiek. U corrigeert mij terecht, voorzitter.
Ook de heer Arafat is op een gegeven moment van Saulus Paulus geworden, in die zin dat hij het geweld afzwoer en op basis van onderhandelingen wilde komen tot de realisatie van een levensvatbare Palestijnse staat. Wij willen vermijden dat er een driestatenoplossing komt of dat er nog steeds geweld in het Midden-Oosten plaatsvindt, ondanks dat er een Palestijnse staat komt, omdat Hamas blijft doorgaan met raketaanvallen. Daarom ben ik bereid – om die reden steunen wij overigens ook het Egyptische initiatief – om een verschil te maken tussen Hamas als organisatie, die een terroristische organisatie is zolang zij geweld niet afzweert, en een Palestijnse regering die op basis van onderhandelingen wil komen tot een tweestatenoplossing, ook als daarin leden zitten met een Hamasachtergrond als ik maar zaken kan doen met die regering op basis van dezelfde vier beginselen die ik net heb genoemd. Dat is het verschil. Ik scheer bevolkingen niet over één kam, zoals de heer De Roon doet. Ik scheer niet iedereen die een bepaald geloof heeft, over één kam. Ik heb kritiek op mensen die terreur bedrijven en die een ander alleen maar willen vernietigen. Ik zeg echter niet bij voorbaat dat iedere Palestijn of iedere islamiet dat voorstaat, zoals de heer De Roon doet. Dit soort generalisaties werp ik verre van mij. Die leveren namelijk geen bijdrage aan de oplossing van het conflict, maar die verzieken het.
De heer De Roon (PVV): De minister spreidt nu echt een falsificatie ten toon van de standpunten van de PVV. Wij hebben immers nooit gezegd dat individuele personen zo slecht zijn als de minister ons toedicht. De minister zegt bezwaren te hebben tegen personen die uit zijn op de vernietiging van andere bevolkingsgroepen. Op dat punt hebben hij en ik een gemeenschappelijke grond. Dat brengt mij opnieuw bij het handvest van Hamas, waar de Jodenhaat zo blatant in staat, waar zij nooit een duimbreed afstand van heeft genomen en dat Hamas inspireert tot dat gewelddadig optreden. Dat is het grote verschil tussen Hamas enerzijds en de heer Arafat en zijn beweging anderzijds.
De voorzitter: U bent bezig met een interruptie, niet met uw tweede termijn. Ik verzoek u dus om uw tweede interruptie nu met één zin af te maken.
De heer De Roon (PVV): Daardoor heeft de heer Arafat compromissen kunnen en willen sluiten. Ziet de minister dat dit ook mogelijk is bij Hamas?
Minister Verhagen: Ik ben blij met de heer De Roons nuancering van zijn eigen opvatting in eerste termijn. Ik kan mij meer in deze redenering vinden dan in de bewoordingen die hij eerder koos. Mijn antwoord is: ja, ik zie het wel. Ik vind het verwerpelijk om te blijven streven naar de vernietiging van de staat Israël. Ik ben het met de heer De Roon eens dat dit absoluut niet acceptabel is. Hij moet echter niet vergeten dat ook de heer Arafat en de PLO in eerdere instanties streefden naar de vernietiging van de staat Israël. Pas op basis van onder meer de onderhandelingen in het kader van de Oslo-akkoorden, heeft de PLO de vernietiging afgezworen. Ook in dit geval bestaan er dus wel degelijk mogelijkheden om via vreedzame onderhandelingen te komen tot een tweestatenoplossing. Het moet echter ook duidelijk worden voor degenen die dat spoor willen bewandelen, dat die weg meer loont dan de weg van geweld. Overigens geven wij daarom ook zo veel ondersteuning aan de Palestijnse Autoriteit en president Abbas. Als er meer resultaten komen, als er een levensvatbare Palestijnse staat komt en als er economische ontwikkeling mogelijk is doordat de vreedzame weg wordt gekozen in plaats van de gewelddadige, dan zal de bevolking in meerderheid kiezen voor de geweldloze weg. Dat moet echter wel aantoonbaar lonen. Dat baart mij zorgen en daarom steunen wij op dit moment die initiatieven.
Voorzitter. Meer in het algemeen ben ik van mening dat juist nu nauwe samenwerking en gelijk optrekken van de Europese Unie met de Verenigde Staten meer dan ooit noodzakelijk zijn. Ik heb de discussie daarover zelf voortgezet in bilaterale gesprekken met Secretary of State, mevrouw Clinton, in de marge van de Afghanistanconferentie en in de gesprekken die wij afgelopen zondag hebben gevoerd in Praag op de bijeenkomst van de Europese Unie met de Verenigde Staten. In Praag heb ik benadrukt dat de Europese Unie en de Verenigde Staten een gemeenschappelijke boodschap moeten uitdragen, namelijk dat er voor extremisten geen plaats is aan de onderhandelingstafel. Dat geldt dus niet alleen voor Hamas zolang hij de kwartetvoorwaarden niet aanvaardt, maar ook voor andere partijen.
De heer Voordewind, de heer Pechtold en vele anderen hebben in dit verband ook gesproken over Iran en Syrië. Iran moet weten dat er zwaardere sancties dreigen zolang het resoluties van de Veiligheidsraad negeert. Tegelijkertijd is er ook een positief pakket. Dat wordt nu ook meer onderstreept door de nieuwe Amerikaanse regering. De vorige regering van de Verenigde Staten tolereerde het tweesporenbeleid dat wij voorstaan ten aanzien van Iran, min of meer, terwijl de huidige regering nu datzelfde spoor wil bewandelen. Enerzijds moet het dus gaan over de dialoog aangaan en een positief pakket aanbieden indien men samenwerkt met het internationaal atoomagentschap en meewerkt aan het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. Anderzijds moet het gaan over sancties indien men weigerachtig blijft.
De heer Voordewind vroeg hoe het staat met die verdergaande sancties, waarmee hij ook verwees naar eerder aangenomen moties. Net als andere gelijkgezinde lidstaten van de Europese Unie zijn wij voorstander van verdergaande sancties. Daarbij is de timing belangrijk. Dat heeft te maken met het wachten op de verkiezingen in Iran in juni, en de verdere reactie en de verdere ontwikkeling van het beleid van de Verenigde Staten. In Praag heeft de Europese Unie in algemene termen kenbaar gemaakt het eens te zijn met de Verenigde Staten over het nemen van sancties als er geen positieve reactie op de uitgestoken hand komt. Ik reken mij echter niet rijk, want dat zal nog heel wat discussie vergen. Er is vandaag in Londen een drie-plus-drie-overleg, van de Veiligheidsraad en anderen, over Iran op het niveau van de politieke directeuren. De Verenigde Staten zijn zeer actief. De Europese drie zijn daar ten volle bij betrokken en Nederland steunt dat proces. Dat bekijken wij dus.
De heer Haverkamp vroeg of er concrete vervolgstappen zijn afgesproken over Iran en Syrië. De top in Praag was een informele ontmoeting en leende zich dus niet voor operationeel georiënteerde beslissingen. Concrete vervolgstappen zijn dan ook niet besproken in Praag. Daar ging het eigenlijk om het vaststellen van bredere meer strategische kaders, om herbevestiging van de tweestatenoplossing voor het Midden-Oosten, ofwel Israël en de Palestijnse gebieden, en om de noodzaak van samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten en het gelijk optrekken op dit terrein. De Verenigde Staten en de Europese lidstaten hebben hun eigen visie op verschillende onderdelen van het Midden-Oosten Vredesproces uiteengezet. In navolging van de Europese Unie gaan ook de Verenigde Staten nu na in hoeverre Syrië hierbij kan worden betrokken. Ik heb altijd gezegd dat het noodzakelijk is om Syrië erbij te betrekken om een duurzame vrede in het Midden-Oosten te kunnen realiseren, ook al zijn wij niet blij met bepaalde opvattingen. Syrië moet ophouden met het afgeven van gemengde signalen en onverkort kiezen voor een constructieve opstelling in het Midden-Oosten Vredesproces. Dat betekent niet alleen dat Syrië bereid moet zijn om onderhandelingen te voeren over de teruggave van de Golanhoogvlakte om daarmee te komen tot een vredesakkoord met Israël, maar ook dat Syrië moet ophouden met het faciliteren van de bewapening van Hezbollah en het steunen van Hamas en Hezbollah.
De heer Haverkamp vroeg in dit verband naar de stand van zaken bij het associatieakkoord. Binnen de EU zijn de meningen hierover verdeeld. Dat heeft niets te maken met «buitenbeentjes», maar met de appreciatie van de handelingen van Syrië. Het associatieakkoord is verleden jaar geparafeerd door de Europese Commissie en door Syrië. Op dit moment vindt in werkgroepen van de EU een technische controle plaats en wordt het document in de officiële EU-talen vertaald. Dit proces zal waarschijnlijk tot juni duren. Wij zijn inderdaad in discussie over het juiste moment van ondertekenen. Sommigen willen dit sneller dan anderen. Nederland is bezorgd over een aantal zaken, waarop het land ook wordt aangesproken: de mensenrechtensituatie, respect voor mensenrechten in Syrië, de houding tegenover Libanon en het niet meewerken aan het Hariri-tribunaal. Wij hebben het ook aangehaald in de discussie binnen de EU over het juiste moment van ondertekening. Ik vond de benoeming van een ambassadeur in Libanon door Syrië een positief signaal. Op een aantal terreinen is sprake van een aantal positieve stapjes, maar ook hier geldt dat eenduidig voor een constructieve rol moet worden gekozen. In mijn bilaterale en persoonlijke contacten met de Syrische minister van Buitenlandse Zaken heb ik dit duidelijk gemaakt. Ik was overigens ook de eerste minister van Buitenlandse Zaken die überhaupt naar Damascus ging, maar misschien was ik hierbij ook een «buitenbeentje», mijnheer Van Dam. Nu gaan meerdere van mijn buitenlandse collega’s naar Syrië. Ik geef aan Syrië een eenduidige boodschap: ik wil best met jullie praten en ik wil ook een overeenkomst, omdat jullie noodzakelijk zijn bij het realiseren van een duurzame oplossing en duurzame vrede in het Midden-Oosten; dit betekent echter ook dat jullie constructief moeten meewerken en eenduidig voor die constructieve rol moeten kiezen.
Ik onderstreep nogmaals dat wij de spelbedervers niet moeten belonen. Hamas en Hezbollah zijn er namelijk te vaak in geslaagd om de gemaakte vooruitgang in het overleg tussen Israël en de Palestijnen te dwarsbomen. Zij bliezen letterlijk de vooruitgang op. Wij moeten voorkomen dat de partijen erin slagen om wederom mogelijkheden tot het welslagen van het vredesproces te dwarsbomen. Tevens moeten wij voorkomen dat deze partijen erin slagen om de Arabische landen uit elkaar te spelen. Op dit moment spelen de Arabische landen een zeer constructieve rol om te komen tot een duurzame vrede. Nogmaals, dit is een cruciaal jaar waarin wij vooruitgang moeten boeken. Dit houdt in dat Israël en de Palestijnen zich positief moeten opstellen om het vredesproces te laten slagen. De EU en de VS zullen gezamenlijk de partijen moeten helpen, omdat dit de enige manier is om nieuw geweld te voorkomen. De opstelling van de nieuwe Amerikaanse regering biedt daarbij zeer veel mogelijkheden. President Obama heeft Syrië en Iran openingen geboden en ik hoop dat deze landen daarop willen voortbouwen.
De heer Van der Staaij heeft gevraagd hoe ik de activiteiten van Shell in Iran beoordeel. Ik stel voorop dat alle Nederlandse bedrijven binnen de kaders van de bestaande sancties opereren. Op dit moment vinden geen activiteiten plaats en worden geen activiteiten gesteund die buiten de kaders van de sancties treden. Uiteraard is onze ambassade niet actief betrokken bij het ondersteunen van activiteiten van Nederlandse bedrijven. Ondanks dat de sancties van de VN en de EU niet op de energiesector zijn gericht en ondanks de bijzondere politieke situatie constateer ik dat Shell zich zeer terughoudend opstelt. Ik vind dit een verstandige keuze van het bedrijf, al is de wijze van opereren binnen de sanctiekaders uiteraard zijn eigen verantwoordelijkheid.
Een aantal leden heeft gevraagd naar de lopende onderzoeken. De stand van zaken bij de onderzoeken naar vermeende schendingen van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, heb ik in zijn algemeenheid gegeven in de beantwoording van de Kamervragen die door mevrouw Peters en de heren Van Bommel en Pechtol zijn gesteld op 27 maart jongstleden. Zij vroegen om deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg te beantwoorden en ik ben daarop ingegaan.
Naar aanleiding van de motie-Van Dam/Haverkamp heeft de Nederlandse delegatie op 16 januari bij de speciale zitting van de algemene vergadering van de VN over Gaza klip-en-klaar uitgesproken dat Nederland voorstander is van het onderzoek waar in de motie om is gevraagd. Diezelfde boodschap is op 21 januari in een brief van de permanente Nederlandse VN-vertegenwoordiger aan secretaris-generaal Ban Ki-moon neergelegd, dus onmiddellijk nadat de motie was aangenomen. Vervolgens heeft de secretaris-generaal een «board of inquiry» ingesteld onder voorzitterschap van Ian Martin. Ik heb hierover met hem gesproken toen hij vorige week bij de Afghanistanconferentie aanwezig was. De commissie doet specifiek onderzoek naar de incidenten in Gaza die tot materiële schade hebben geleid voor de VN. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar incidenten waarbij VN-personeel zou zijn verwond of gedood. De bevindingen van deze commissie zijn nog niet bekend en het is aan Ban Ki-moon om te besluiten op welke wijze zij deze naar buiten brengt. Ik kan er daarom niet op vooruitlopen.
Israël heeft zelf meerdere onderzoeken in uitvoering en uitgevoerd. Dit betreft in elk geval onderzoeken van Israël zelf naar incidenten waarbij VN-personeel en -gebouwen zijn getroffen. Dit heeft toenmalig premier Olmert overigens destijds aan de SGVN toegezegd. Voorts onderzoekt Israël stelselmatig alle berichten van mogelijke wandaden van Israëlische militairen. Dit zijn in eerste instantie interne disciplinaire onderzoeken ter voorbereiding van eventuele militairtuchtrechtelijke zaken. In een concreet geval heeft dit zelfs al tot maatregelen geleid. Dit betrof een geval waarin een IDF-soldaat op de benen van een ongewapende Palestijnse vrouw in Gaza zou hebben geschoten. Dit was duidelijk tegen de orders van de superieuren in, die zeiden dat een waarschuwingsschot moest worden gelost. Verder hebben de IDF een onderzoek ingesteld naar de beschuldigingen die door militairen tijdens hun debriefing op het Rabin Military Preparation Centre zijn gedaan. Hierover hebben de Israëlische en de Nederlandse media bericht. Op 30 maart hebben de IDF een persverklaring uitgegeven waarin de beschuldigingen ongegrond worden geacht en waarin wordt gesteld dat deze op geruchten zijn gebaseerd en niet op feiten. Daarnaast zijn derde partijen actief: de Arabische Liga, internationale organisaties zoals het Internationale Rode Kruis, Amnesty International en Human Rights Watch en verder een tal van lokale ngo’s.
De focussen van de onderzoeken lopen uiteen. Voor mij staan de uitkomsten van de VN-onderzoeken en de Israëlische onderzoeken voorop. Ik vind het van het grootste belang dat alle relevante feiten boven tafel komen. De beste manier om dat bereiken is wanneer partijen zelf alle medewerking verlenen, maar ik twijfel aan de bereidheid van Hamas in dezen. Ik heb overigens helemaal niet gehoord dat Hamas überhaupt iets onderzoekt. Ik vertrouw erop, maar ik zal de Israëlische regering daarop aanspreken, dat Israël eventuele schendingen van internationaal humanitair recht en de eigen militaire rechtsorde voor de rechter brengt en dat de schuldigen worden gestraft. Wij doen dat immers ook in gevallen waarin wij worden beschuldigd van het maken van burgerslachtoffers. In het verleden hebben sommigen gezegd dat wij geen burgerslachtoffers maken, maar helaas vallen eveneens burgerslachtoffers bij acties waarbij Nederlandse militairen of NAVO-militairen zijn betrokken en helaas worden daarbij ook rechten geschonden. Ook de VS hebben zelf onderzoek gedaan en schuldigen gestraft in verband met de misstanden in Abu Ghraib. In principe behoren democratische rechtsstaten deze onderzoeken zelf te doen en behoren ze de schuldigen te bestraffen.
Er is gevraagd naar de bevindingen van Richard Falk. Hij heeft geconcludeerd dat de Israëlische operatie als zodanig illegaal is en dat zij als misdrijf zou zijn te kwalificeren. Deze conclusie had hij beter achterwege kunnen laten; in de eerste plaats omdat iedere staat in het internationaal recht het recht heeft om zichzelf te verdedigen en in de tweede plaats omdat juist gedegen onderzoek naar de gebeurtenissen nodig is. Ik werp iedere conclusie over een onderzoek voordat het heeft plaatsgevonden verre van mij. Er hoeft immers geen onderzoek meer te worden gedaan als men al weet dat beschuldigingen terecht zijn, maar blijkbaar staan voor een aantal personen de uitkomsten van het onderzoek al op voorhand vast. Het rapport van Falk wordt mijns inziens door eenzijdigheid gekenmerkt. De schuld wordt volledig bij Israël gelegd, maar een dergelijke benadering doet geen recht aan de werkelijkheid. Uiteraard valt er ook iets te zeggen ter verdediging van Falk, want hij heeft geen toegang tot Israël gekregen om onderzoek te doen. Destijds heb ik mijn teleurstelling daarover bij de Israëlische ambassadeur kenbaar gemaakt, omdat toegang tot Israël de rapportage ten goede zou zijn gekomen. Deze ongenuanceerde uitspraak van Falk was wellicht voorkomen als wel toegang was gegeven, maar zijn conclusie werp ik dus verre van mij.
De heer Van Dam heeft gevraagd wat de stand van zaken is bij een aantal onderzoeken. De SGVN zal deze maand over de vervolgstappen besluiten in het kader van de UN Board of Inquiry. De commissie werkt momenteel aan een rapport, conform het verzoek in de motie-Van Dam/Haverkamp. De commissie-Goldstone is in opdracht van de Mensenrechtenraad op 3 april benoemd. Het werkplan van de commissie is nog niet bekend. De commissie-Dugard is aan het werk in opdracht van de Arabische Liga. Daaraan heeft onder meer emeritus hoogleraar volkenrecht Paul de Waard deelgenomen. Hij heeft Gaza in februari bezocht. De rapportagedatum is op dit moment onbekend. Het Internationale Rode Kruis heeft een vertrouwelijk rapport opgesteld over het gedrag van beide partijen en dit rapport zal naar verwachting in april of begin mei gereed zijn. Human Rights Watch heeft een aantal rapporten opgesteld en werkt nog aan een aantal deelrapporten. Ook zijn Amnesty International en ngo’s bezig. De Israëlische onderzoeken betreffen het gebruik van fosformunitie, maar deze onderzoeken zijn nog niet afgerond. Hierbij worden de aanvallen op VN-gebouwen, -konvooien en -personeel betrokken, zoals door voormalig premier Olmert is toegezegd. Vele vooronderzoeken en onderzoeken vinden plaats naar vermoedens van overtredingen van de geweldsinstructie dan wel de vertoning van ongedisciplineerd gedrag. Dit zijn in eerste instantie interne operationele onderzoeken ter voorbereiding van de militairtuchtrechtelijke zaken. Separaat vindt nog een verkennende analyse plaats door de aanklager van het Internationaal Strafhof. De analyse vindt plaats naar aanleiding van de verklaring van de Palestijnse Autoriteit dat zij de rechtsmacht van het Hof aanvaardt met betrekking tot misdrijven die op het grondgebied van Palestina zijn gepleegd sinds 1 juli 2002. Het is daarbij aan het Hof om te oordelen over de vragen of het rechtsmacht heeft en of een toekomstige zaak eventueel ontvankelijk zou zijn.
Er is een aantal vragen gesteld over de intensivering van de betrekkingen tussen Israël en de EU. De technische bespreking over deze intensivering is in januari opgeschort in overleg tussen de Europese Commissie en Israël. Ik beschouw dit als een eigen afweging van de Commissie en Israël waarin ik niet kon treden. Ik vind het geen verstandige stap om de intensivering te bevriezen of niet door te voeren, omdat intensivering tot een effectievere dialoog van de EU met Israël moet leiden. Omdat mede op aandringen van Nederland een mensenrechtencommissie in deze intensivering wordt betrokken, zou je met Israël een effectievere dialoog over mensenrechten kunnen hebben, maar uiteraard ook over het bredere beleid van Israël inzake het MOVP en het nederzettingenbeleid. Door de betrekkingen niet te intensiveren, onthoud je jezelf een mogelijkheid om Israël effectief aan te spreken op zijn gedrag.
De heer Van Bommel (SP): De minister geeft aan dat het proces van de intensivering van de relatie tussen EU en Israël tijdelijk was stilgelegd op initiatief van Israël.
Minister Verhagen: En de Europese Commissie.
De heer Van Bommel (SP): En de Europese Commissie. Aan welke kant is er nu sprake van verandering? Is er een nieuw standpunt van de Europese Commissie of van Israël? Wat is het moment dat de intensivering wat u betreft aan de orde zal zijn?
Minister Verhagen: Er is nog geen sprake van verandering en de intensivering kan wat mij betreft ieder moment plaatsvinden. Als de betrekkingen zijn geïntensiveerd, kunnen wij een effectievere rol spelen in het MOVP en partijen aanspreken op de elementen die naar onze gedeelde mening van belang zijn: Annapolis, de routekaart, het Arabisch vredesinitiatief en de kwartetbeginselen. Ik kan dit in de Kamer zeggen, ik kan dit in mijn bilaterale contacten zeggen, maar op het moment dat de voorzitter van de EU...
De heer Van Bommel (SP): Dit is niet mijn punt.
Minister Verhagen: Ik zeg u dat het ieder moment kan. Op dit moment is evenwel nog steeds geen sprake van het voortzetten van de besprekingen over de intensivering. Dat heb ik toch gezegd?
De heer Van Bommel (SP): Dat klopt, maar mijn vraag was: is er nu een gewijzigd standpunt van de Europese Commissie dat die intensivering nu wel kan plaatshebben?
Minister Verhagen: Nee. Ik zeg dat dit wat mij betreft zou moeten gebeuren, omdat het effectiever is om op een top de nieuwe premier van Israël daarop aan te spreken dan dat wij dat hier in een «AO’tje» doen.
De voorzitter: Een AO.
Minister Verhagen: Pardon, een AO. Ik bedoel te zeggen: hoe effectief kan je boodschap zijn? Naar mijn mening kan de boodschap juist effectief zijn door betrokkenen rechtstreeks aan te spreken. Het is effectiever wanneer je op basis van de geïntensiveerde betrekkingen de Israëlische regering rechtstreeks aanspreekt. Hierover is nog geen gewijzigd standpunt van de EU of de Europese Commissie.
Voorzitter. De heren Haverkamp, Boekestijn, Voordewind en Van der Staaij gingen in op een van de essentiële elementen: als je tot een duurzaam staakt-het-vuren wilt komen, moet de wapensmokkel worden tegengegaan. Daarbij is gevraagd welke maatregelen worden genomen om de wapensmokkel tegen te gaan. Met name de EU en de VS stellen zich actief op om aan een duurzaam staakt-het-vuren bij te dragen. Deze opstelling bestaat onder meer uit het verlenen van technische bijstand aan Egypte, voornamelijk door de VS en Duitsland, en uit het aanbod van de EU om de grensbijstandmissie EUBAM Rafah te reactiveren. Daarnaast heeft een achttal landen, waaronder de VS, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, op 13 maart in Londen het actieplan Gaza Counter Arms Smuggling Initiative aangenomen. Het Nederlands-Deens initiatief heeft hier uiteindelijk toe geleid. In dit actieplan is overeengekomen, de wapensmokkel langs maritieme weg richting Gaza tegen te gaan. De deelnemende landen zullen samenwerken bij het delen van informatie en inlichtingen, het identificeren van rechtsgrondslagen om smokkel tegen te gaan, het inventariseren van beschikbare middelen, het coördineren van diplomatieke en militaire inspanningen en andere handhavingsinspanningen. Dit alles vindt plaats naar vermogen en binnen de grenzen van het nationaal en het internationaal recht. Het actieplan houdt niet in dat deelnemende landen verplicht zijn, personeel of materiaal te leveren, maar het staat de landen uiteraard wel vrij om dit te doen. Dit geeft met name aan dat er zal worden samengewerkt bij het delen van relevantie informatie en inlichtingen, het inventariseren van beschikbare middelen en het coördineren van diplomatieke en militaire inspanningen. Er wordt als zodanig niet gesproken over de inzet van Nederlands materieel, al dan niet in de vorm van een fregat. Het blijft aan Nederland om te bepalen of, wanneer en in welke vorm actief kan worden bijgedragen aan het tegengaan van maritieme wapensmokkel naar Gaza. Op dit moment is Nederland niet voornemens om in operationele zin te participeren, maar wel om, indien gewenst en nodig, technische bijstand te leveren. Wanneer uitbreiding onzes inziens noodzakelijk is, zullen wij dit natuurlijk overwegen.
Tegen de heer Voordewind zeg ik dat in het kader van de piratenbestrijding op dit moment een Nederlands schip deelneemt aan het NAVO-eskader Standing NATO Maritime Group 1 voor de kust van Somalië. De heer Voordewind verwees hiernaar in relatie tot de hoorzitting die de Kamer zal houden. Er is geen harde informatie op inlichtingengebied die indiceert dat de maritieme component voor de kust van Gaza nu nodig is, ondanks de Egyptische opvatting dat de smokkel over zee gaat. Daarom is op dit moment geen Nederlandse inzet in overweging en heeft de Kamer nog geen kennisgevingsbrief of een artikel 100-brief van de regering gezien. Wanneer de betrokken landen wel reden zien voor een maritieme operatie, kan Nederland overwegen om zijn schip terug te trekken uit de Standing NATO Maritime Group 1, die tijdelijk van aard is, en voor Gaza in te zetten. Theoretisch gezien behoort dit tot de mogelijkheden, maar dan sturen wij de Kamer allereerst een kennisgevingsbrief en daarna een artikel 100-brief.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp de lijn van de minister. Ik heb begrepen dat Israël, uiteraard, bij het overleg in Londen is geweest. Kan de minister de geluiden bevestigen dat Israël een maritieme ondersteuning van de landen die aan dit overleg hebben deelgenomen op prijs zou stellen? Dit betreft dan niet zozeer de kust voor Gaza, maar meer de Indische Oceaan en de Rode Zee.
Minister Verhagen: Ik kan daarover geen mededelingen doen.
Voorzitter. De heer Van der Staaij heeft terecht gewezen op de noodzaak, actiever samen te werken om de smokkel tegen te gaan. Mijn inzet en opvattingen hieromtrent zijn bekend. Wij zijn bereid om dit actiever op te zetten. De aanpak van de smokkel is primair een verantwoordelijkheid van Egypte en van Israël. Ik kan verzekeren dat Israël redelijk effectief optreedt, want er vindt weinig wapensmokkel plaats bij de door Israël bemande grenzen. Veelal vindt wapensmokkel echter ook via tunnels plaats. Het is bekend dat Israël deze tunnels bombardeert en ook bij de reactie heeft gebombardeerd. Het is onduidelijk of het bombarderen van de tunnels effectief is. Egypte treedt op en krijgt de nodige assistentie van de VS en Duitsland om effectiever op te treden. Er zijn echter geen goede gegevens bekend over hoeveelheden wapens, routes en in beslag genomen zaken. Het is daarom van belang dat de internationale gemeenschap daarbij concreter en actiever optreedt. Wij hopen dit door middel van uitwisseling van inlichtingen en gemeenschappelijk diplomatiek optreden te bewerkstelligen.
Ook vanuit Nederland is een functionaris bij EUBAM Rafah betrokken. Wij hopen dat deze missie weer kan worden gereactiveerd. Daarvoor moet echter het mandaat behoorlijk worden uitgebreid, opdat wordt voorkomen dat men na vermoedens van wapensmokkel geen mandaat heeft om daadwerkelijk te controleren en/of goederen in beslag te nemen. Het is wel evident dat de mogelijkheid van reactivering van EUBAM Rafah gewoon onzeker blijft zolang de verzoeningsgesprekken tussen Hamas en Fatah niet zijn voltooid en er geen duurzaam bestand tussen Israël en Hamas is. De operationele werkzaamheden in het veld van deze missie zullen opgeschort blijven totdat op deze twee punten meer voortgang is geboekt. De missie is in personele zin wel uitgebreid, opdat deze zo snel mogelijk actief kan worden als daartoe de gelegenheid bestaat.
Er rest nog een aantal vragen van de heer Boekestijn over het Speciaal Tribunaal voor Libanon. Het tribunaal heeft nog geen verzoek gedaan tot overdracht van verdachten. Het tribunaal is namelijk net actief geworden. Wel is het verzoek uitgegaan om alle onderzoeksdossiers over te dragen, omdat men met het onderzoek bezig is. Ik ben het eens met de stelling waarin wordt onderstreept dat het onaanvaardbaar is dat Syrië weigert om eventuele Syrische verdachten aan het tribunaal uit te leveren. Ik heb Syrië in mijn bilaterale contacten aangesproken om volledig mee te werken aan de VN-resolutie 1757, die de basis vormt van het tribunaal. Ook stel ik dit aan de orde in een eventuele discussie inzake de ondertekening van het associatieakkoord met Syrië.
De heer Boekestijn heeft gevraagd naar de positie van Saoedi-Arabië. Koning Abdullah speelt een rol als bemiddelaar. Hij is in wezen de architect van het Arabisch vredesinitiatief en speelt daarbij een constructieve rol. Hij geeft sterke steun aan president Abbas en is inderdaad geen vriend van Hamas. Dit is een van de elementen waarover ik graag met mijn Saoedi-Arabische collega spreek tijdens mijn voorziene bezoek aan Saoedi-Arabië. Omdat Saoedi-Arabië en koning Abdullah een duidelijke stimulans aan het vredesproces geven, is het een goede zaak om met Saoedi-Arabië gezamenlijk na te gaan welke initiatieven er verder kunnen worden ontplooid. Voor zover wij weten, wordt vanuit de officiële kringen in Saoedi-Arabië absoluut geen financiële ondersteuning aan Hamas gegeven.
De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik begin met de beantwoording van een vraag die in eerste termijn aan mij is gesteld. Wij hebben uitgebreid gediscussieerd over het conflict in Gaza. De heer Van Dam was destijds in gedachten aanwezig, maar niet fysiek. Daarom heeft hij waarschijnlijk onze inbreng niet goed tot zich kunnen nemen. Wij hebben heel duidelijk gezegd dat Israël zich op het internationaal recht mag beroepen om zichzelf te verdedigen, maar dat daarmee ook plichten ontstaan om zich aan het internationaal recht te houden.
Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij stelt terecht dat je mensen niet over een kam mag scheren. Als protestant deed het mij even verdriet dat hij zei dat katholieken een positief mensbeeld hebben, want protestanten delen dit met hem. Wij zijn echter ook verantwoordelijk voor ons eigen handelen. Hetgeen op dit moment tussen de Palestijnse fracties gebeurt, stelt ons wat dat betreft teleur. Het ligt buiten onze macht, maar het blijft gewoon heel triest dat zieken niet van het ene naar het andere gebied kunnen.
Ik dank de minister voor hetgeen hij heeft gezegd in het kader van het openen van de grenzen. Alstublieft, kom zo snel mogelijk naar de Kamer als het voor ons mogelijk is om iets te regelen rondom «voordeur, achterdeur», het aanbrengen van mandaat of inzet van Nederlanders. Het is terecht dat wij gezamenlijk met de VS optrekken en dat wij daarbij de vier hoekstenen als uitgangspunt nemen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat de minister zegt: laten wij afwachten wat de verkiezingen in Iran in juni opleveren, wat het drie-plus-drie-overleg in Londen oplevert en wat de bemiddeling van Obama zal kunnen opleveren. De sancties kunnen natuurlijk geen eeuwigheid boven de markt hangen, omdat zij dan geen effect hebben. Ik vraag de minister om, op het moment dat de verkiezingen in Iran hebben plaatsgehad, rond de zomer, een balans op te maken over de vraag in hoeverre Europa de sancties doorzet. Tenslotte ligt daar een aangenomen motie van de Kamer aan ten grondslag.
Ik ben zeer benieuwd wat de maatregelen tegen wapensmokkel precies zullen opleveren. Ik vind het fantastisch dat wij informatie gaan uitwisselen. Diplomatieke inspanningen worden gecoördineerd, maar wij kunnen Israël internationaal gezien niet helpen, omdat de raketbeschietingen en de wapeninvoer gewoon doorgaan. Ik denk in dit kader aan de raketaanvallen die gewoon doorgaan; 220 stuks in een paar maanden tijd. Wij moeten bezien of wij Israël in dit kader zouden kunnen helpen door een steviger en krachtiger beleid. Ik wacht eventuele concrete voorstellen van Nederland af in het kader van het Nederlands-Deens voorstel en een maritieme bijdrage.
Met betrekking tot de EUBAM zegt de minister toe dat er een veel robuuster mandaat zou moeten zijn. Welke ideeën heeft hij daarover? Wij zijn het er met elkaar over eens dat alleen het tellen van het aanval ingevoerde wapens tot niets leidt.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. De minister heeft stevige taal geuit. Hij heeft gezegd dat de EU het voortouw moet nemen: partijen moeten meewerken, of zij willen of niet. Ik vind dat de goede houding, maar deze werkt alleen als je een stok achter de deur hebt. Wat mij betreft moet in de volgende Razeb worden gesproken over de concrete agenda waarmee de EU dit voortouw gaat nemen en welke consequenties er worden verbonden als deze agenda niet wordt nagekomen. Sancties kunnen dus niet worden uitgesloten. Ook met betrekking tot Iran hebben wij vaak dezelfde discussie over de vragen of sancties effectief zijn en of deze niet alleen het regime helpen in het creëren van een vijandbeeld richting het Westen. Toch leggen wij sancties op, omdat wij vinden dat deze bij het internationaal recht horen. Als je je niet aan dat recht houdt, dan moet je daarvan de consequenties dragen.
Wij doen dit zelf ook in deze Kamer. Over de nederzettingen – ik help hiermee de heer Haverkamp bij de beantwoording van mijn vraag aan hem– is Kamerbreed gezegd dat er geen sprake kan zijn van de intensivering van de relatie tussen de EU en Israël als Israël gewoon doorgaat met het uitbreiden van nederzettingen. Deze minister, die zegt dat hij steun wil geven aan de intensivering van die relatie, heeft een vrijwel unanieme Kamermeerderheid tegenover zich. De meerderheid vindt dit geen goed plan, omdat Israël het uitbreiden van nederzettingen nog steeds niet heeft beëindigd. Het is natuurlijk ook geen zinnig argument dat je die intensivering van de relatie nodig hebt om met elkaar in gesprek te raken. De minister kan immers elk moment zijn ambtsgenoot in Israël bellen en kan ook elk moment voorstellen om de associatieraad bijeen te roepen en zaken met Israël te bespreken. Een land verdient geen beloning voor het doorgaan met de uitbreiding van nederzettingen, waarvan iedereen weet dat deze in strijd is met het internationaal recht.
Ik dank de minister voor de zeer uitgebreide beantwoording van de vragen over de internationale onderzoeken. Wordt er echter op toegezien dat onderzoeken niet worden tegengewerkt? De minister noemde het onderzoek van de commissie-Goldstone. Een eerder onderzoek onder leiding van Desmond Tutu, waartoe ook opdracht werd gegeven door de Mensenrechtencommissie, werd door Israël tegengewerkt, omdat men dit niet onafhankelijk vond. Ik neem aan dat met de Zuid-Afrikaanse rechter Goldstone in elk geval aan deze onafhankelijkheidseis is tegemoetgekomen. Ik neem ook aan dat erop wordt toegezien dat men ook echt toegang krijgt tot alle noodzakelijke bronnen en dat het onderzoek dus ook echt kan worden gedaan.
Ik heb begrepen dat binnen de AIV wordt gesproken over de mogelijkheid om de regering en de Kamer advies te geven over de meer algemene internationaalrechtelijke context van dit conflict. Dit lijkt mij een bijzonder goed idee. De AIV kan dit op eigen initiatief besluiten, maar leden van de AIV luisteren ongetwijfeld mee. De Kamer heeft zeker behoefte aan zo’n advies.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Aan het einde van het debat bespeur ik bij mijzelf gevoelens van dankbaarheid, maar ook van wanhoop. Ik heb gevoelens van dankbaarheid, omdat de minister mijn vragen zeer bevredigend heeft beantwoord en omdat hij het met mijn fractie eens is dat economische sancties alleen contraproductief zouden werken voor een land als Israël, dat zich in een benarde positie bevindt. Ik heb gevoelens van wanhoop, omdat er voor de oppositie niet veel overblijft als de minister persisteert in het doen van reeksen verstandige uitspraken. Ik verzoek de minister met enige klem om af en toe ook iets onverstandigs te zeggen, omdat dit de levendigheid van dit debat ernstig ten goede zou komen!
De voorzitter: Zo’n oppositie wens ik iedere minister toe.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Voor de luisteraars wordt het af en toe enigszins verwarrend om de oppositie van de coalitie te onderscheiden.
Ik dank de minister voor de beantwoording. Op hoofdlijnen steun ik zijn benadering. Ook steun ik de gezamenlijke betrokkenheid van de EU en de VS bij nieuwe impulsen voor het vredesproces. Het effectief tegengaan van smokkel naar Gaza, maar ook naar Libanon, verdient de aandacht. Wij moeten inderdaad oppassen dat dit punt niet wegzakt in allerlei besprekingen. Wij moeten ervoor zorgen dat dit punt hoog op de agenda blijft staan en vooral dat er concreet iets gebeurt. De minister heeft dit overigens ook gezegd. Ik ben het er helemaal mee eens dat het dreigen met sancties richting Israël niet aan de orde is. De betrekkingen tussen de EU en Israël moeten juist worden geïntensiveerd. Sancties zijn wat ons betreft, om een gevleugeld woord te gebruiken, disproportioneel.
De islamitische revolutie in Iran heeft helaas een blijvende negatieve invloed, ook op allerlei organisaties in deze regio. Wij moeten onder ogen zien dat territoriale concessies door groeperingen zoals Hamas juist gemakkelijk kunnen worden gezien als aanmoediging om verder te gaan met de strijd om Israël van de kaart te vegen. Ik vind dit een heel belangrijke complicatie in dit proces. Het is een stuk eenvoudiger wanneer je met enige redelijkheid de oplossing kunt vinden in het verdelen van de ruimte, dan wanneer de radicaalislamitische ideologie er wel degelijk doorheen loopt. Als calvinist heb ik een mensbeeld dat eerder realistisch dan optimistisch kan worden genoemd. Bekeringen van Saulus naar Paulus zou ik zeker niet willen uitsluiten, al is Arafat daarvan niet het sterkste voorbeeld. De realiteit gebiedt evenzeer om rekening te houden met wolven in schaapskleren, of in AIVD-taal: met façadepolitiek. Dit staat voor ons op de achtergrond, ook bij het volgen van het vredesproces.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Dit debat heeft in elk geval politieke duidelijkheid opgeleverd over de positie van de regering. Ik dank de minister daarvoor. De regering zegt principieel: sancties passen niet vanwege de constructieve wijze waarop Nederland in de EU wil samenwerken om het MOVP weer vlot te trekken. Ik ben het hiermee fundamenteel oneens. Ik vind dat de mogelijkheid om sancties op te leggen – ook het opschorten van het associatieakkoord is op te vatten als een economische sanctie – absoluut niet moet worden uitgesloten. Er is sprake van een achteruitgang in de houding van de Israëlische regering jegens het vredesproces. Dit kan niet met het intensiveren van de betrekkingen worden beloond, zoals de Nederlandse regering wil. De Nederlandse regering slaat volkomen de verkeerde richting in. Ik zal daarom de Kamer in een VAO een voorstel voorleggen om de mogelijkheid van opschorting van het associatieakkoord niet uit te sluiten. De regering sluit deze mogelijkheid uit, maar ik wil deze niet uitsluiten. Voor wat betreft de intensivering van de contacten mogen wij blij zijn dat Europa een realistischere politieke houding tegenover het conflict heeft dan de Nederlandse regering. Gelukkig is de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken nog een buitenbeentje op dit punt. Wij mogen hopen dat hij dit blijft en dat de Europese Commissie blijft volharden in het standpunt dat er geen intensivering dient plaats te vinden.
Wij kunnen enkel vaststellen dat de Israëlische regering geen afstand heeft genomen van de uitspraken van de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken. De wijze waarop hij dit standpunt heeft verwoord, moet dus worden opgevat als het standpunt van de Israëlische regering. Dit houdt in dat er afstand is genomen van Annapolis en dat is geen goede zaak.
Minister Verhagen heeft gezegd dat er geen nieuwe nederzettingen mogen komen. Ik vat deze uitspraak zo op dat afstand wordt genomen van het beleid waarin bestaande nederzettingen worden uitgebreid. De Nederlandse regering heeft daarover in het verleden wel eens iets gezegd en ik vat deze opmerking op zijnde in lijn daarmee. Er is sprake van een politiek probleem als je vaststelt dat Israël een achteruitgang kent in het MOVP-beleid, dat Israël oplossingen minder goed mogelijk maakt en dat Israël niet meewerkt aan uitvoering van bestaande akkoorden zoals Annapolis. Je kunt dan niet stellen dat je gaat intensiveren, omdat er mensenrechtenaspecten aan zijn verbonden. Dank je de koekoek, want de mensenrechten zijn al in het associatieakkoord opgenomen. Bij het associatieakkoord is de EU partij en Nederland dus ook. Wij dienen dit akkoord dus na te leven. Artikel 2 gaat over de mensenrechten en is in die zin niet vrijblijvend. Ik roep de regering op, de gemaakte afspraken gewoon na te komen. Dat houdt in dat zij niet achterover moet leunen terwijl zij stelt: wij zouden best kunnen intensiveren. De regering moet juist stappen naar de andere kant zetten. De regering wil dit echter niet en ik zal daarom de Kamer nadere voorstellen voorleggen op dat punt.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik wil het nog even hebben over de bevolking in Gaza, die lijdt onder het Hamasbewind en die het bewind en de gevolgen daarvan helemaal niet wil. Er is bij hen sprake van een precaire humanitaire situatie. Je zou in internationaal verband kunnen zeggen: bied dit deel van de bevolking een uitweg. Minister, maak u sterk voor de uitweg van het deel van de bevolking dat best wil verhuizen naar de al bestaande Palestijnse staat, namelijk Jordanië. Het kan voor die mensen echt een verlossing zijn als de minister zich diplomatiek inzet voor deze oplossing. Als de minister daar geld voor wil uittrekken, moet hij dit daarvoor inzetten. De minister zal begrijpen dat ik niet voor deportatie pleit. Het gaat alleen om degenen die vrijwillig deze stap willen zetten.
Minister Verhagen: Voorzitter. Er is gevraagd wat de initiatieven inzake het tegengaan van wapensmokkel en het uitwisselen van inlichtingen opleveren. De heer Voordewind heeft gesuggereerd dat er wordt gesmokkeld, omdat er meer beschietingen plaatsvinden. In Gaza zijn duizenden raketten. Deels worden ze in elkaar gesleuteld. Zelfs als geen enkele smokkel zou plaatsvinden, zou daarmee de dreiging van raketaanvallen op delen van Israël niet worden weggenomen. Ik ben het volledig met hem eens dat wij daaraan moeten werken en dat wij daarvoor alle initiatieven moeten nemen. Het feit dat nu raketaanvallen plaatsvinden, houdt echter niet in dat er hoe dan ook wordt gesmokkeld.
De heer Van Dam constateert verheugd dat sancties blijkbaar wel in Iran werken en dat deze door mij worden gepropageerd. De sancties tegen Iran zijn allemaal gericht op het voorkomen van het verwerven van rakettechnologieën en het produceren van kernwapens. De sancties zijn juist ingesteld om te voorkomen dat men goederen in bezit kan krijgen waarmee een raket- of een kernwapenprogramma kan worden ontwikkeld, of eventueel verder kan worden ontwikkeld. Deze sancties zijn niet zozeer op de bestraffing gericht als wel op het voorkomen van het realiseren van een enorme dreiging, niet alleen voor Israël, maar voor de gehele regio en de gehele wereld. Iran heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat het juist dit soort wapens wil hebben om Israël van de kaart te vegen. Laten wij elkaar niets wijsmaken! In het kader van de sancties bevriezen wij banktegoeden. Dit betreft banken die juist een rol spelen in het verwerven van de rakettechnologie. De sancties zijn dus minder gericht op de bestraffing als wel op het voorkomen van een enorme dreiging. Dit zou de heer Van Dam moeten aanspreken, omdat hij mij ook altijd steunt op het punt van non-proliferatie en verdere ontwapening. Hij moet dus niet zeggen dat ik sancties blijkbaar als instrument zie om goed gedrag te beïnvloeden, want dat ligt toch enigszins anders.
Ik ga in op de opmerking van de heer Van Bommel. Ik sluit niets uit, maar ik geef aan dat ik tegen sancties ben, omdat ik ze niet effectief vind. Dat is anders dan dat ze ten principale worden uitgesloten. Ik heb aangegeven dat het dreigen met of het invoeren van sancties contraproductief werkt op dit moment.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. In de brief staat echt iets anders.
De voorzitter: Ik sta geen interrupties meer toe.
Minister Verhagen: Ik heb gezegd wat ik heb gezegd: wij zijn tegenstander vanwege de contraproductiviteit.
Voorzitter. De heer Van Dam heeft gevraagd of de AIV advies kan uitbrengen. Op het partijcongres van de PvdA bleek dat de leden zo goed op de hoogte zijn van de activiteiten van de AIV, dat zij daarvoor zelfs speciaal een resolutie hebben aangenomen. Ik ben geroerd door deze betrokkenheid. Het Nederlandse beleid ten aanzien van het conflict tussen Israël en de Palestijnen is gebaseerd op het regeerakkoord van 2007, dat in elk geval door de coalitiepartijen is onderschreven. In het regeerakkoord staat: Nederland blijft voorstander van een alomvattend akkoord voor het conflict tussen Israël en de Palestijnen; een dergelijk akkoord kan pas standhouden met veilige en erkende grenzen voor Israël en een levensvatbare Palestijnse staat; Nederland zal met partners in de VN en de EU maar ook actief bilateraal een beleid voeren dat bijdraagt aan de bevordering van vrede en stabiliteit in de gehele regio. Dit lijkt mij nog steeds een uitstekende basis voor het beleid inzake het MOVP en op basis hiervan worden de gesprekken met de Kamer gevoerd. Ik constateer een voortdurende belangstelling van de Kamer op dat punt. Ik zie als zodanig geen aanleiding voor een algemeen advies van de AIV over het beleid, omdat het regeerakkoord nog steeds een uitstekende algemene basis is. Het is iets anders als bij de AIV ideeën zouden leven over deelonderwerpen waarmee wij allen ons voordeel kunnen doen. Ik ben met de AIV in contact getreden om te bezien welke mogelijkheden daartoe zijn. Ik ga ervan uit dat bij de deelonderwerpen nuttige stappen kunnen worden gezet op basis van het initiatief van de AIV.
De heer Van Bommel heeft het punt van de nederzettingen goed samengevat. Wij zijn tegen uitbreiding van de nederzettingen en voorstander van een moratorium. Dit staat overigens ook in de routekaart. Ik onderstreep dat de nederzettingen en de «illegal outposts» onderdeel zijn van het gehele complex van finale statusonderhandelingen. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat Nederland, de EU en de VS zullen erop blijven wijzen dat de nederzettingen met het internationaal recht in strijd zijn. Vanuit de EU zijn hierover verklaringen uitgegaan. Ik ben er geen voorstander van om dit element eruit te halen in relatie tot de sancties en in relatie tot de effectiviteit. Wij willen op een constructieve wijze bijdragen aan een oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Daarbij horen ook de veroordelingen van de zaken waarmee wij het niet eens zijn, maar het opleggen van sancties zal slechts betekenen dat de EU zich volstrekt diskwalificeert als gesprekspartner van Israël, waardoor de rol en de invloed van de EU juist worden beperkt. Ik zeg het nog een keer, omdat het de heer Van Bommel kennelijk niet kan overtuigen: uit de hervatte bloemenexport uit Gaza blijkt gewoon dat een constructieve aanpak leidt tot constructieve resultaten. Nederland is als enige donorland in staat gebleken om de economische OS-activiteiten in Gaza te hervatten. Dit is een concreet voordeel voor inwoners van Gaza, de 1500 gezinnen die van deze bloemenexport afhankelijk zijn. De Kamer mag ervan uitgaan dat wij absoluut in al onze contacten en in verklaringen duidelijk maken dat de voortgaande bouw van nederzettingen op de Westbank en in Oost-Jeruzalem en de sloop van de huizen van de Palestijnen aldaar het vertrouwen in het vredesproces ondergraven. Het uiteindelijke doel, vrede en in veiligheid kunnen leven, wordt hiermee alleen maar verder weg gebracht. Wij zullen dit duidelijk blijven maken, omdat juist nu vertrouwenwekkende maatregelen van de zijde van Israël – dit is er een van – van het grootste belang zijn, als wij nog een kans willen hebben dat wij in 2009 een tweestatenoplossing kunnen realiseren.
De voorzitter: Ik dank de minister, zijn staf en de belangstellenden.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23432-299.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.