23 432
De situatie in het Midden-Oosten

nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2003

Graag informeren wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, over de recente ontwikkelingen in Irak, waarbij wordt ingegaan op politieke, humanitaire en wederopbouwaspecten.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

Politiek

Naast de voortzetting van militaire acties in Irak werd de afgelopen week gedomineerd door de voortgaande discussie over post-conflict Irak en de opzet van de reconstructie. De internationale gemeenschap is eensgezind in de overtuiging dat multilaterale betrokkenheid in de reconstructiefase noodzakelijk is. Zo hebben inmiddels ook Frankrijk, Rusland en Duitsland laten weten dat zij een spoedige reconstructie nastreven. Overleg vindt echter nog plaats over de vorm van deze betrokkenheid, met name met betrekking tot de fasering van de overgang naar een Iraaks bestuur en de rol van de VN.

Het bezoek op 2 april van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Powell aan Turkije stond onder andere in het teken van de post-conflict kwestie. Zo heeft Powell in zijn gesprek met zijn ambtgenoot Gül – naast overleg over logistieke steun aan Amerikaanse militairen in Noord-Irak – de noodzaak van behoud van de Iraakse territoriale integriteit aan de orde gesteld en heeft hij benadrukt dat er geen enkele aanleiding bestaat voor de verdere ontplooiing van Turkse troepen in Noord-Irak.

Op 3 april vond in Brussel op initiatief van de Amerikaanse minister op het NAVO-hoofdkwartier een ministeriële NAVO-bijeenkomst plaats, onder andere over Irak. Deze bijeenkomst werd voorafgegaan door een informele EU-NAVO lunch in aanwezigheid van Hoge Vertegenwoordiger Solana en Commissaris Patten.

Minister Powell gaf onder andere aan dat hij in Brussel was om te luisteren naar ideeën over de wederopbouw van Irak. Met verwijzing naar de verschillen van inzicht die voorafgaand aan de militaire acties naar voren waren gekomen, benadrukte hij dat de EU en NAVO zich thans op de toekomst zouden moeten concentreren. Zo is er volgens hem sprake van een gemeenschappelijk doel in Irak: een democratisch bestel, dat een voorbeeld voor de regio kan zijn. Hij benadrukte dat het bestuur van Irak zo spoedig mogelijk aan de eigen bevolking zou moeten worden overgedragen.

Powell gaf aan dat na beëindiging van de militaire acties een militair gezag voor een nog onbepaalde tijd verantwoordelijk zal moeten zijn voor stabilisatie, vernietiging van massavernietigingswapens en het verlenen van humanitaire hulp. Tegelijkertijd zal de internationale gemeenschap haar aandacht moeten richten op een nieuwe Veiligheidsraadresolutie, die niet alleen de instelling van een zogenaamde Iraq Interim Authority (IIA) zou bekrachtigen, maar ook als basis zou dienen voor de VN-rol bij hulp en wederopbouw. Ook zou een dergelijke resolutie als kader dienen voor het genereren en het besteden van de Iraakse olie-inkomsten, in eerste instantie in het kader van het Olie-voor-Voedsel programma. De huidige resolutie is immers slechts voor een periode van 45 dagen van kracht en zal daarna verlengd moeten worden.

Minister Powell heeft tevens de hoop uitgesproken dat de VN een Speciale Vertegenwoordiger zal aanwijzen, nog voordat een nieuwe resolutie zal worden aanvaard. Deze zou nauw kunnen samenwerken met het Amerikaanse Office of Reconstruction and Humanitarian Assistance (ORHA). Ondertussen heeft de SGVN een coördinator van de VN voor de wederopbouw van Irak benoemd.

Sommige NAVO-leden hebben aansluitend benadrukt dat een eventuele toekomstige rol van de NAVO in Irak niet kan worden uitgesloten. Zo hebben de Turkse, Tsjechische en Hongaarse ministers van Buitenlandse Zaken deze mogelijkheid genoemd en heeft de secretaris-generaal van de NAVO Robertson geconcludeerd dat een dergelijke betrokkenheid op een gelegen moment zal kunnen worden bezien. Zelf heb ik onder meer het belang benadrukt van een dialogen niveaus: de transatlantische, die binnen de EU, en de dialoog van de VS en de EU met de Arabische wereld. Daarnaast heb ik benadrukt dat de toekomst van Irak een zaak is van het Iraakse volk zelf.

En marge van deze bijeenkomst heb ik tevens een bilateraal gesprek met minister Powell gevoerd. Ik gebruikte deze aangelegenheid om nogmaals duidelijk te maken dat een centrale rol van de VN in de post-conflict fase voor Nederland van groot belang is. Powell antwoordde dat deze rol – in ieder geval voor wat betreft de humanitaire hulpverlening – zou kunnen beginnen zodra de veiligheidssituatie in Irak het toe zou laten.

De regering acht het positief dat de internationale gemeenschap – zowel de landen betrokken bij de «coalitie» als diegene die er afstand van hebben genomen – zich wenst in te zetten voor een zo spoedig mogelijke totstandkoming van een stabiel en democratisch Irak. Een dergelijke houding van alle partijen is immers een voorwaarde voor het slagen van de politieke en fysieke reconstructie van Irak. Zoals ik u reeds berichtte heeft Nederland een inhoudelijke voorzet gedaan voor de EU discussie terzake. De inzet van de regering is op drie uitgangspunten gebaseerd: een zo kort mogelijke duur van het militair bestuur; een maximale en tijdige betrokkenheid van de Irakezen zelf; en een centrale rol van de VN. De op deze uitgangspunten gebaseerde Nederlandse ideeën zijn door EU-partners verwelkomd en dienen thans als basis voor het vervolg van de discussie.

Gezien hun mandaat en expertise bepleit de regering tevens een belangrijke rol voor de Internationale Financiële Instellingen (IFI's) bij de wederopbouw van Irak. Het IMF zal in dat kader macro-economisch advies kunnen verlenen, terwijl de Wereldbank leningen zal kunnen verstrekken voor met name de wederopbouw van infrastructuur. Gezien het economisch potentieel van Irak, zijn leningen van de Wereldbank via het IBRD-loket (meer dan via het zachte loket) voor wederopbouw van infrastructuur e.d. zeer geschikt.

Ook bij de inzet van de IFI's gaat de regering uit van een maximale en tijdige betrokkenheid van de Irakezen zelf, om redenen van «ownership».

Deze gedragslijn zal door Nederland tijdens de Voorjaarsvergadering van Wereldbank/IMF van 12 tot 14 april aanstaande in Washington nadrukkelijk worden uitgedragen. Bij het bepalen van rol en strategie van Wereldbank en IMF ten aanzien van post-conflict Irak zal als gebruikelijk met gelijkgezinde landen als Canada, VK, Duitsland en Scandinavische partners worden opgetrokken.

Inmiddels hebben verschillende berichten over de naleving van het oorlogsrecht de media bereikt. Zo heeft de Amerikaanse regering bezorgdheid uitgesproken over mogelijke schendingen van het oorlogsrecht inzake onder meer de behandeling van coalitie-krijgsgevangenen door Iraakse troepen. De regering acht thans niet mogelijk om aan te geven in welke mate er sprake is van schending van het oorlogsrecht. Het lijkt wel vast te staan dat het militaire optreden aan Iraakse zijde de noodzaak miskent om onderscheid te maken tussen combattanten en niet-combattanten. Het eerste slachtoffer van dergelijke handelingen is de – in dit geval Iraakse – civiele bevolking, hetgeen volstrekt ontoelaatbaar is.

Humanitair

De humanitaire situatie is met name zorgelijk te noemen in het gebied rond de frontlijnen. Aanhoudende bombardementen en het grondoffensief rondom Bagdad maakt dat mensen toevlucht zoeken in «veilige» wijken. Voedsel vormt echter niet het belangrijkste probleem maar tekorten aan water en medicijnen. Overvolle ziekenhuizen kampen met gebrekkige watertoevoer en een slinkende medicijnenvoorraad. In Noord-Irak leiden hoge voedselprijzen en kleine voedselvoorraden op huishoudniveau tot tekorten.

In het hele land levert de VN enige hulp via «cross border operations» en bestudeert het andere mogelijkheden zoals het creëren van humanitaire corridors. Eerste prioriteit is thans de bevoorrading van de steden in het zuiden van Irak. In het hele land spelen lokale medewerkers van VN-organisaties een belangrijke rol in de distributie van noodhulpgoederen. Deze distributie geschiedt vooralsnog vooral op basis van eerder aangelegde voorraden. Daarnaast organiseert WFP een aanvullend voedselprogramma in Noord-Irak.

Veiligheid van de hulpkonvooien dient zowel door de coalitie als Iraakse militairen te worden gegarandeerd. Een zorgelijk probleem is het feit dat Iraakse troepen langs frontlinies uitgebreide mijnenvelden hebben aangelegd. Daar waar de doorgang van burgers – dit geldt met name voor de

Noord-Iraakse bevolking – wordt belemmerd zijn NGO's en de VN reeds bezig om de gebieden te markeren en mijnen te ruimen.

Toegang tot de noodlijdende bevolking is momenteel het voornaamste punt van zorg. De VN heeft aangegeven thans met beide partijen in het conflict over toegang te onderhandelen. Er is sprake van klachten van (I)NGO's en VN zijde over extra veiligheidsmaatregelen door de coalitie, die toegang tot de getroffen bevolking zouden bemoeilijken. De VN streeft er naar zijn internationale staf zo snel mogelijk terug te laten keren naar Irak. Naast de veiligheid dient echter eveneens verzekerd te zijn dat de VN, als neutrale humanitaire organisatie, in geheel Irak (zowel het gedeelte onder controle van de Irakese autoriteiten, als het gedeelte onder controle van de Coalitie) kan werken.

Momenteel lijkt het ICRC reeds in staat de meest noodzakelijke hulp te bieden. Het ICRC wordt hierbij geholpen door zijn strikt beleid van onpartijdigheid. In Basra heeft het ICRC een humanitaire catastrofe door grote tekorten aan water (door het uitvallen van de noodzakelijke elektriciteitsvoorziening) weten te voorkomen. Het ICRC geeft aan dat met de nationale verenigingen in de buurlanden is afgesproken dat zodra het veilig is van de diensten van de nationale Rode Kruis en Rode Halve Maan verenigingen gebruik zal worden gemaakt maar dat de hulp in de huidige instabiele situatie door het ICRC zelf gegeven zal worden.

Het WFP geeft aan dat inmiddels 24 procent van het voor voedsel gevraagde deel van het VN-appeal heeft ontvangen. Daarnaast hoopt het WFP op het vrijkomen van voedselcontracten via Olie-voor-Voedsel programma zodat het VN-(voedsel) appeal verder naar beneden kan worden bijgesteld. Prioriteit ligt op dit moment vooral bij water, sanitatie en medicijnen. Op 8 april zal de Veiligheidsraad nogmaals over het Olie-voor-Voedsel programma vergaderen om meer inzicht te krijgen in de beschikbare fondsen binnen het Olie-voor-Voedsel programma.

Militair

In het kader van de «host nation support» die Nederland aan de Verenigde Staten verleent waarover u op 17 februari jl. bent ingelicht (zie kamerstuk 23 432, nr. 84), is binnenkort wederom sprake van de doorvoer van Amerikaans militair materieel over Nederlands grondgebied.

Naar boven