23 432
De situatie in het Midden-Oosten

nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 april 2003

Momenteel vindt in diverse fora een discussie plaats over de toekomst van Irak na afloop van het conflict. Een stabilisatiemacht is een van de onderwerpen die daarbij aan de orde is.

Op 18 maart jl. is uw Kamer meegedeeld dat de regering de wenselijkheid van een militaire bijdrage na beëindiging van het conflict zal overwegen (kamerstuk 23 432, nr. 94). Zowel het Verenigd Koninkrijk als de Verenigde Staten hebben Nederland inmiddels gepolst over de bereidheid tot een dergelijke bijdrage. In overeenstemming met het Toetsingskader informeren wij u hierbij dat het kabinet heden heeft besloten de wenselijkheid en de mogelijkheid van een Nederlandse militaire bijdrage aan een stabilisatiemacht in Irak te onderzoeken.

Zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft zullen wij u nader informeren.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Naar boven