23 432
De situatie in het Midden-Oosten

nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2003

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de reactie aan op het verzoek van de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer van 25 maart 2003, om de Kamer te informeren over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot Irak in het algemeen, de positie van Turkije, het Irakese deel van de Europese Raad en de NAVO-raad van vorige week.

Politiek

Op 20 maart jl. is een coalitie onder leiding van de Verenigde Staten – na het verlopen van een ultimatum van 48 uur van de Verenigde Staten aan Irak – begonnen met een militair offensief tegen Irak om de naleving van VR-resolutie 1441 af te dwingen. Onmiddellijk na aanvang van deze militaire operatie heeft President Bush in een toespraak vanuit de Oval Office het Amerikaanse volk voorbereid op een campagne die hard zal zijn, langer en misschien moeilijker dan sommigen voorspellen.

Minister van Defensie Rumsfeld gaf op 21 maart doelstellingen van de operatie in Irak aan, waaronder het opsporen van massavernietigingswapens, de arrestatie van terroristen en de beëindiging van het regime van Saddam Hoessein. Andere doelstellingen zijn het beëindigen van de sancties tegen Irak en het leveren van humanitaire hulp, het veiligstellen van olievelden en steun bieden bij de overgang naar een representatieve Iraakse regering. In dit kader is aan het Congres een budgetvoorstel voorgelegd van 75 miljard USD voor een periode van zes maanden, waarvan een deel is gereserveerd voor humanitaire hulp en korte-termijn wederopbouw in Irak.

Op 20 maart jl. heeft Premier Blair de Britse troepen toegesproken en gedefinieerd wat hun missie is: de ontwapening Irak. Hij benadrukte daarbij dat de dreiging die uitgaat van het bezit van massavernietigingswapens door het regime van Saddam Hoessein, evenals de weigering van dit regime om tot ontwapening over te gaan, met zich meebrengt dat dit regime uiteindelijk het veld zal moeten ruimen. Op 24 maart is een machtswisseling dan ook door Blair als formele doelstelling genoemd. Frankrijk, Rusland, China evenals Duitsland hebben aangegeven«ongerust» te zijn over de militaire actie en de hoop uitgesproken dat deze van korte duur zal zijn.

De Europese Raad van 20 maart stond uiteraard stil bij de nieuwe situatie met betrekking tot Irak. Hierover heb ik reeds gedetailleerd bericht in mijn verslag van de Europese Raad aan de Tweede Kamer d.d. 25 maart jl.. Centraal in de discussie stonden niet de bekende meningsverschillen maar de noodzaak vooruit te kijken en te streven naar herstel van gemeenschappelijkheid. Daartoe kwam de Europese Raad een aantal gezamenlijke uitgangspunten overeen, die zijn vastgelegd in de Conclusies en in de bovengenoemde brief zijn toegelicht. De Raad heeft zich onder andere over de territoriale integriteit en de stabiliteit van Irak uitgesproken en heeft benadrukt dat de VN een centrale rol ten aanzien van Irak dient te spelen, onder andere door middel van een nieuwe Veiligheidsraadresolutie die de coördinerende rol van de VN in de post-conflictfase vastlegt. De regering verwelkomt de aanvaarding van deze gemeenschappelijke uitgangspunten en hoopt dat, nu een begin van overeenstemming inzake deze toekomst gerichte vraagstukken – ondanks blijvende onenigheden – is bereikt, verder ontwikkeld zullen worden.

De meeste Arabische landen hebben zich kritisch geuit over de militaire acties in Irak. De Arabische Liga is op 24 maart jl. in Kairo bijeengekomen. De Iraakse minister van Buitenlandse Zaken, Sabri, was hierbij aanwezig. De Liga heeft in een verklaring de «agressie» tegen Irak veroordeeld en de coalitie opgeroepen zich onmiddellijk terug te trekken. Daarnaast hebben leden van de Arabische Liga hun ambassadeurs bij de Verenigde Naties in New York geïnstrueerd om een spoedzitting van de Veiligheidsraad aan te vragen. Evenals in het Westen hebben in vele Arabische hoofdsteden demonstraties tegen de militaire operatie in Irak plaatsgevonden, waarbij meerdere duizenden mensen betrokken waren. Over het algemeen zijn de demonstraties ondanks enige schermutselingen tussen politie en demonstranten relatief vreedzaam verlopen. Echter, in de Jemenitische hoofdstad Sana'a zijn op 21 maart jl. vier doden gevallen en enkele tientallen demonstranten gewond geraakt.

Op 20 maart heeft het Turkse parlement ingestemd met een motie die buitenlandse mogendheden («air elements of foreign armed forces») gedurende zes maanden toestemming geeft om gebruik te maken van het Turkse luchtruim. Tegelijkertijd heeft het parlement de Turkse strijdkrachten de toestemming gegeven Noord-Irak binnen te trekken indien de noodzaak daartoe met het oog op de «nationale veiligheid» zou bestaan. Nederland is bezorgd over de mogelijkheid dat Turkije additionele troepen zou kunnen stationeren in Noord-Irak. Verschillende media berichtten op 21 maart over het vermeende binnentrekken van circa Turkse 1500 militairen in Noord-Irak. De Nederlandse ambassadeur in Ankara heeft op 22 maart jl. gedemarcheerd om opheldering te vragen over de bovengenoemde berichten. Zoals op 25 maart is gemeld in antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Bommel en Karimi (2020309330), is bij die gelegenheid door de Turkse autoriteiten aangegeven dat deze persberichten niet juist zijn. Wel is sprake van een beperkte Turkse militaire presentie in het grensgebied, maar dat is al geruime tijd het geval. Diverse andere bronnen, waaronder het Pentagon, hebben dit beeld bevestigd. Ook heeft de VS bij monde van President Bush en minister van Buitenlandse Zaken Powell aan Turkije laten weten ernstig gekant te zijn tegen Turks militair optreden in Noord-Irak en alles te zullen blijven doen om te voorkomen dat additionele Turkse troepen in Noord-Irak worden gestationeerd. Voorts heeft, op last van de secretaris-generaal van de Navo, de voorzitter van het Militaire Comité contact opgenomen met de Turkse chef Defensiestaf, die hem verzekerde dat Turkije niet voornemens is troepen te stationeren in Noord-Irak.

Militair

Het militair optreden, waaraan met name ook het Verenigd Koninkrijk en Australië actief deelnemen, bestaat uit een combinatie van luchtaanvallen met precisie-munitie en het binnentrekken van grond-eenheden van de coalitie in Irak. Dit grondoffensief was er in eerste instantie gericht op het toegankelijk maken van de haven van Umm Qasr voor humanitaire hulp aan Irak. In de daarop volgende dagen heeft het grondoffensief zich gericht op Bagdad. Inmiddels zijn coalitie-eenheden de Iraakse hoofdstad op minder dan honderd kilometer genaderd, terwijl luchtaanvallen op militaire objecten in stedelijke centra in Irak (ondermeer Bagdad, Basra, Kirkuk, Mosul) doorgaan. Irak biedt in reactie op het offensief lokaal hevig weerstand en heeft bovendien raketten op Koeweit afgevuurd. Deze raketten hebben tot dusver weinig schade aangericht.

Tijdens de ingelaste NAVO-Raad van 20 maart hebben de VS en het VK verklaringen afgelegd over het begin van de aanval op Irak. In de reacties van bondgenoten werd algemeen diepe teleurstelling uitgesproken over het feit dat pogingen om tot een vreedzame oplossing te komen waren mislukt. Tevens werd de bondgenootschappelijke solidariteit jegens Turkije herbevestigd. Op 24 dezer heeft ook Frankrijk aangegeven bereid te zijn in de bijdrage van de NAVO aan de bescherming van Turkije te participeren.

In zijn interventie tijdens de NAVO-Raad heeft de Nederlandse ambassadeur het Nederlands standpunt toegelicht, zoals uiteengezet in de brief aan Uw Kamer van 18 maart jl. (23 432, nr. 94). Daarnaast sprak hij de verwachting uit dat de situatie in Irak en de betrokkenheid van de NAVO bij de verdediging van Turkije voorwerp zal blijven van voortdurende consultatie in NAVO-verband.

Humanitair/wederopbouw

Op dit moment is in Irak geen sprake van grote stromen ontheemden of vluchtelingen. Wel is sprake van een beperkte maar ononderbroken trek van de steden naar het platteland (vaak naar familieleden) en zijn ontheemden vanuit Centraal-Irak naar het noorden van Irak uitgeweken. De schatting van het aantal ontheemden in Noord-Irak ligt rond de 500 000 mensen, die zich volgens Koerdische vertegenwoordigers vrijwel allemaal in de dorpen bevinden. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, de heer R. Lubbers, heeft op 25 maart aangedrongen op een Europese regeling voor de opvang van vluchtelingen vanuit Irak. Nederland steunt dit pleidooi en zal zich hiervoor inzetten in EU verband.

Tot op heden lijkt de zelfredzaamheid van de bevolking afdoende om grote humanitaire nood te voorkomen. De distributie van voedselrantsoenen voor de komende drie maanden via het Olie voor Voedsel programma lijkt daaraan te hebben bijgedragen. Stopzetting van dit programma kan echter op termijn grote humanitaire gevolgen hebben. Zestig procent van de bevolking is afhankelijk van de voedselvoorziening via dit programma. Derhalve wordt momenteel in de Veiligheidsraad over de toekomst van het programma onderhandeld. In een brief aan de Veiligheidsraad heeft secretaris-generaal van de VN Annan op 19 maart jl. voorgesteld om zo snel mogelijk het programma aan te passen. Zijn voorstel behelst dat financiering van de humanitaire inspanningen uit het Olie voor Voedsel programma mogelijk gemaakt wordt doordat de secretaris-generaal de bevoegdheid krijgt om lopende contracten tegen het licht te houden en te prioriseren. Zo zouden fondsen voor dringende humanitaire noden vrijgemaakt kunnen worden.

In sommige gebieden is echter reeds sprake van humanitaire problemen. In Basra is door stroomuitval de drinkwater voorziening tijdelijk gestopt. Inmiddels heeft het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) de toevoer van water in 40 procent van de stad hersteld. In Noord-Irak maken ICRC teams dagelijks een beoordeling van de leefomstandigheden van de ontheemden in de regio. ICRC distribueert noodhulp aan de meest kwetsbaren onder hen. In Bagdad worden de belangrijkste ziekenhuizen door het ICRC bezocht. Waar mogelijk levert de organisatie noodvoorraden drinkwater.

Amerikaanse en Britse militairen zullen in de post-conflict fase zo spoedig mogelijk een eerste «needs assessment» uitvoeren en waar nodig humanitaire hulp verlenen. De militairen worden hiertoe bijgestaan door humanitaire experts van USAID en het Britse Department for Foreign and International Development. De VS en het VK hebben in beperkte mate voedselvoorraden en zogenaamde non-food items naar de regio vervoerd om aan de humanitaire behoefte te kunnen voldoen. Tot op heden zijn beide landen nog niet aan hulpverlening toegekomen daar de noodzakelijke veiligheid hiertoe ontbreekt. Laatste berichten wijzen erop dat deze situatie met name in en rondom Umm Qasr snel zou kunnen veranderen.

Nederland heeft inmiddels een bijdrage van € 4 miljoen aan het ICRC toegekend. Dit bedrag zal worden besteed aan ondersteuning van ziekenhuizen, noodreparaties aan water en sanitatiesystemen, voedselhulp aan de meest kwetsbaren en bescherming van krijgsgevangenen. Het totale appeal van het ICRC bedraagt € 74 miljoen. Het ICRC biedt op dit moment waar mogelijk de meest noodzakelijke humanitaire hulp. Artsen Zonder Grenzen (AZG) België is sinds begin januari in Bagdad aanwezig met een team van zes uitgezonden medewerkers, die overigens nog maar beperkt operationeel zijn. AZG concentreert zich voorlopig op de ondersteuning van één ziekenhuis in Bagdad en inventariseert de aldaar ontstane noden. Berichten wijzen op het snel teruglopen van medicijnvoorraden.

Humanitaire voorbereidingen van de VN en andere internationale organisaties zijn in volle gang. Het Consolidated Interagency Appeal, waarbij een gezamenlijk appeal door alle VN organisaties wordt gepresenteerd, zal waarschijnlijk eind deze week of begin volgende week worden gelanceerd. Zodra het definitieve appeal van de VN uitkomt zal Nederland daarop reageren. Pas daarna zal overwogen worden hoe op korte termijn een afweging kan worden gemaakt met betrekking tot NGO financiering. Overigens zijn momenteel weinig (Nederlandse) NGO's actief in Irak.

De Europese Commissie heeft aan het Europese Parlement voorgesteld om op korte termijn € 79 miljoen extra vrij te maken ten behoeve van noodhulp via ECHO voor Irak. ECHO, de dienst voor humanitaire hulp van de Commissie, heeft eerder reeds € 21 miljoen toegewezen voor hulpverlening in Irak.

De internationale discussie over de maatregelen die nodig zijn voor de wederopbouw van Irak concentreert zich rond een aantal thema's. Het gaat daarbij om de rol van de VN, de snelheid waarmee een Irakees Interim Bestuur tot stand zou kunnen komen en om de onderlinge verhoudingen tussen de coalitie, de VN en het Interim Bestuur. De discussie wordt vooral gevoerd tussen het VK en de VS en in mindere mate met de VN. Tussen VN, VK en VS zal binnenkort een overleg over deze onderwerpen plaatsvinden. Nederland heeft, na overleg met het Voorzitterschap, tijdens de Europese Raad deze discussie in Europees verband geagendeerd.

De regering zet zich in voor een centrale rol voor de VN in de post-conflict periode en een zo kort mogelijke interim fase onder militair bestuur. De Nederlandse inzet behelst eveneens een maximale en tijdige betrokkenheid van de Irakezen zelf, dat om redenen van ownership van groot belang is. Hiertoe bepleit de regering de aanvaarding van een veiligheidsraadresolutie als basis voor een interim bestuursstructuur en indien besloten zou worden tot het formeren van een stabiliteitsmacht, van een resolutie terzake.

Nederlanders in de regio

In de aanloop naar de crisis heeft de regering zich ook actief ingezet om de veiligheid van de Nederlanders in het Midden Oosten zo goed als mogelijk te waarborgen. In dat verband zijn regelmatig reisadviezen opgesteld en aangepast. Daarnaast zijn bij wijze van voorzorg in een aantal landen verschillende fasen van zogenaamde civiele evacuatieplannen in werking gesteld. Zo is de Nederlanders in Syrië, Iran, Libanon, Amman, de Verenigde Arabische Emiraten en Turkije geadviseerd verhoogde waakzaamheid te betrachten en zich te laten registreren bij de ambassade ter plaatse. Aan de Nederlanders in Irak, Koeweit, Bahrein, Qatar, Saoedi Arabië, de Palestijnse gebieden, Israël, Jordanië en Jemen, wier aanwezigheid niet noodzakelijk was, is het formele advies gegeven te vertrekken. Tenslotte is op 19 maart jl. bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een speciale telefoonlijn geopend, waar bellers terecht kunnen met vragen over reizen naar het Midden Oosten en Nederlanders in de regio. Van deze faciliteit is de afgelopen dagen druk gebruik gemaakt.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Naar boven