23 251
Partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening van het gerechtelijk vooronderzoek)

nr. 19
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 oktober 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In Artikel I, onderdeel B, wordt «Na nummering van de leden van artikel 12i wordt het derde lid van dit artikel als volgt gewijzigd» vervangen door: Artikel 12i, derde lid, wordt als volgt gewijzigd.

B

In Artikel I, onderdeel Ca, wordt in artikel 36a, tweede lid, «rechtsgeboed» vervangen door: rechtsgebied.

C

In Artikel I, onderdeel EE, komt onderdeel b te luiden:

b. Aan dit artikel worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden:

3. De officier van justitie kan bepalen dat gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of met toepassing van een van de bevoegdheden, genoemd in deze Afdeling, kunnen worden gebruikt voor:

a. een ander strafrechtelijk onderzoek dan waartoe de bevoegdheid is uitgeoefend;

b. opslag in een register zware criminaliteit, indien het gegevens betreft omtrent een persoon als bedoeld in artikel 13a, eerste lid, onderdeel a tot en met c, van de Wet politieregisters.

4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid, onderdeel a, behoeven de gegevens, in afwijking van het eerste lid, niet te worden vernietigd totdat het andere onderzoek is geëindigd. Is toepassing gegeven aan het derde lid, onderdeel b, dan behoeven de gegevens niet te worden vernietigd, totdat de Wet politieregisters opslag van de gegevens niet meer toestaat.

D

Artikel I, onderdeel EEE, komt te luiden:

In het tweede lid van artikel 198 vervalt: of diens raadsman.

E

Artikel I, onderdeel DDDD, komt te luiden:

In artikel 250, tweede lid, wordt na «vijfde» ingevoegd: en achtste.

F

In Artikel I, onderdeel EEEE, wordt «Na nummering van de leden van» vervangen door «Van» en vervalt: van dit artikel.

G

Artikel I, onderdeel GGGG, vervalt.

H

Artikel I, onderdeel HHHH, komt te luiden:

Na nummering van de leden van artikel 316 wordt in het tweede lid van dit artikel «vijfde» vervangen door: vijfde en de achtste.

I

In Artikel I G wordt «minutie» vervangen door «munitie» en vervalt: (Stb. 1986, 41).

J

Na Artikel VIII worden de volgende artikelen ingevoegd:

ARTIKEL VIIIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 februari 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet, de Wet economische delicten en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen betreffende de bepalingen aangaande de procedure in cassatie in strafzaken, herzieningszaken, uitleveringszaken en zaken in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (25 240) ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet reeds tot wet is verheven en in werking is getreden, vervalt Artikel I, onderdeel KKKK, van dit wetsvoorstel. In artikel 466, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt in dat geval «de vijfde afdeling» vervangen door «de vijfde en de achtste afdeling» en «bij huiszoeking en schouw» door: bij het doorzoeken van plaatsen en bij een schouw.

ARTIKEL VIIIB

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden) (25 403) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 552t, zevende lid, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, «artikel 125h» vervangen door: artikel 126aa, eerste lid.

ARTIKEL VIIIC

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 september 1997 ingediende voorstel van wet houdende Regels inzake de telecommunicatie (Telecommunicatiewet) (25 533) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in Artikel I, onderdeel T, van dit wetsvoorstel «de houder van de concessie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Stb. 1988, 520)» vervangen door: de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enige bijstellingen van hoofdzakelijk technische aard. De wijziging van artikel I, onderdeel EE, strekt ertoe het aldaar gestelde in overeenstemming te brengen met het bepaalde in artikel 126dd, zoals dat in het wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden is opgenomen. De wijziging van artikel I, onderdeel DDDD, is noodzakelijk geworden door het in werking treden van de wet van 8 november 1993, Stb. 591, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wegenverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met herziening van de raadkamerprocedure. Ingevolge artikel I, onderdeel W, van deze wet is het voormalige tweede lid van artikel 250 Wetboek van Strafvordering vervallen; het derde lid is tot tweede lid vernummerd.

Het in artikel I, onderdeel GGGG voorgestelde artikel 295 dient te vervallen. De materie waarop deze wijziging ziet is opnieuw geregeld in de wet van 15 januari 1998, Stb. 33, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering betreffende het aanhangig maken van de zaak en de regeling van het onderzoek ter terechtzitting (herziening onderzoek ter terechtzitting). Het onderhavige wijzigingsvoorstel is daardoor overbodig geworden.

De in artikel I, onderdeel HHHH voorgestelde wijziging van artikel 316 dient aangepast te worden aan de geldende tekst van dit artikel, zoals dat na de wet van 11 november 1993, Stb. 603, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten (getuigenbescherming) is komen te luiden.

Het vervallen van de vindplaats van de Wet wapens en munitie hangt samen met het opnieuw vaststellen van deze wet in het kader van de hersteloperatie na het Securitelarrest.

Het ingevoegde artikel VIIIA ziet op het geval waarin het wetsvoorstel tot herziening van de cassatieprocedure, dat thans bij de Tweede Kamer aanhangig is, in werking treedt vóór het onderhavige wetsvoorstel. Het zorgt ervoor dat in dat geval de ingevolge dat wetsvoorstel gewijzigde wettekst tot uitgangspunt wordt genomen.

Het ingevoegde artikel VIIIB ziet op de situatie waarin het wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden tegelijk met, of na het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt. In dat geval worden in het in te voeren of ingevoerde artikel 552t, zevende lid, Wetboek van Strafvordering de omschreven wijziging aangebracht. Deze wijziging stelt buiten twijfel dat de voegingsplicht die artikel 126aa invoert ook gaat gelden in het geval waarin de officier van justitie een vervolging uitlokt in een ander land.

Het ingevoegde artikel VIIIC past artikel 114 Sv, zoals dat door dit wetsvoorstel gewijzigd wordt, aan de terminologie van de Telecommunicatiewet aan.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven