23 251
Partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening van het gerechtelijk vooronderzoek)

nr. 17
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 april 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen V, W, X, Y en Z vervallen.

2. Onderdeel AA wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «artikel 125n» worden vervangen door: artikel 125i.

3. Onderdeel BB wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «Artikel 125o» worden vervangen door: Artikel 125j.

4. Onderdeel CC wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «artikel 125p» worden vervangen door: artikel 125k.

5. Onderdeel DD wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «artikel 125r» worden vervangen door: artikel 125m.

6. Onderdeel EE wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «artikel 125s» worden vervangen door: artikel 125n.

7. Onderdeel RRRR vervalt.

8. Onderdeel UUUU wordt als volgt gewijzigd:

a. De woorden «artikel 125d» worden vervangen door: artikel 125h;

b. De laatste zin van het voorgestelde zevende lid vervalt.

9. Onderdeel WWWW vervalt.

Toelichting

Deze nota van wijziging is een uitvloeisel van het wetsvoorstel tot regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. In dat wetsvoorstel zijn een aantal opsporingsbevoegdheden geregeld die tot dusverre zonder expliciete wettelijke basis plaatsvonden, zoals infiltratie en observatie. Die bevoegdheden hebben een grote verwantschap met de telefoontap, de vordering verkeersgegevens en het opnemen van communicatie met behulp van een technisch hulpmiddel. Al deze bevoegdheden worden in beginsel in het geheim toegepast, en zijn bij uitstek opsporingsbevoegdheden. Als de verdachte met de toepassing van de bevoegdheid op de hoogte is, zal deze toepassing zelden effectief zijn. Dat geheime karakter ontbreekt bij de dwangmiddelen waar de tap tot dusver bij was ondergebracht. Met inbeslagneming en huiszoeking is de verdachte gewoonlijk op de hoogte, met aanhouding, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis zeker. De effectiviteit van deze dwangmiddelen hangt ook niet van het niet geïnformeerd zijn van de verdachte af.

Gelet op dit verschil in rechtskarakter tussen de telefoontap en andere dwangmiddelen, en de overeenkomst in rechtskarakter tussen de telefoontap en andere bijzondere opsporingsbevoegdheden, is de regeling van de telefoontap uit dit wetsontwerp gehaald. Zij wordt in het kader ingepast, dat voor de bijzondere opsporingsbevoegdheden gecreëerd wordt. Daarbij vinden enige aanpassingen plaats; de rechtswaarborgen die het onderhavige wetsvoorstel aan de regeling van de tap beoogde toe te voegen, worden evenwel ook in dat kader opgenomen.

Ook de wijziging in artikel I onder UUUU vloeit uit de overheveling van de regeling betreffende de telefoontap naar het wetsvoorstel inzake de bijzondere opsporingsbevoegdheden voort. In de laatste zin van het voorgestelde artikellid wordt de rechter-commissaris met het bewaren van processen-verbaal en andere voorwerpen belast. Het wetsvoorstel inzake de bijzondere opsporingsbevoegdheden bevat op dit punt een andere regeling, waarin de officier van justitie een centrale rol vervult.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven