nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 september 1996
Naar aanleiding van de instelling van de Parlementaire Enquêtecommissie
op 1 juni 1994 heeft de Tweede Kamer besloten de plenaire behandeling van
het wetsvoorstel Partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering
(herziening van het gerechtelijk vooronderzoek), nr. 23 251, voorlopig
op te schorten. Het rapport van de Enquêtecommissie is inmiddels uitgebracht
en het debat daarover in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden. De voorbereiding
van de wetgeving over de bijzondere opsporingsbevoegdheden is ter hand genomen.
Uit de besluitenlijst van de vaste commissie voor Justitie maak ik op dat
de Kamer de behandeling van het wetsvoorstel heeft opgeschort in afwachting
van een nota van wijziging.
De Enquêtecommissie heeft de voorstellen zoals neergelegd in het
wetsvoorstel herziening GVO onderschreven. De Enquêtecommissie heeft
slechts met betrekking tot één onderdeel van het wetsvoorstel,
de telefoontap, de volgende aanbevelingen gedaan:
a. Het vermoeden dient te bestaan dat de verdachte aan de telecommunicatie
deelneemt.
b. De telefoontap kan ook worden toegestaan in fase II, als sprake is
van feiten en omstandigheden die een redelijk vermoeden opleveren van een
te plegen ernstig misdrijf en dan alleen tegen personen tegen wie dit vermoeden
zich richt.
c. Alle telecommunicatieverkeer via de ether dat niet bestemd is voor
vrije ontvangst, dus ook scannen, autotelefoons en dergelijke, valt onder
de regeling van de telecommunicatietap.
Mijn standpunt over deze aanbevelingen luidt als volgt:
ad a:
In het wetsvoorstel herziening GVO is ervoor gekozen de telefoontap los
te koppelen van het vereiste dat een verdachte aan het gesprek deelneemt.
Dit in navolging van het voorstel terzake van de Commissie herijking Wetboek
van Strafvordering (Commissie-Moons). Bij een telefoontap staat de opsporing
van een – ernstig – misdrijf centraal; er behoeft
dan nog geen sprake te zijn van een bekende verdachte. Handhaving van de voorwaarde
dat de verdachte aan het gesprek deelneemt zal de bestaande praktijk van de
NN-taps doen continueren; in het belang van het onderzoek zal zolang mogelijk
worden volgehouden dat er nog geen sprake is van een bepaalde verdachte. Ik
acht dat ongewenst. Ook als de verdachte bekend is kan de waarheidsvinding
een voortzetting van de telefoontap vereisen; als de verdachte bekend is of
wordt, moet de voortzetting van de telefoontap worden bezien in het licht
van de waarheidsvinding van het door de verdachte gepleegde strafbare feit.
In de voorgestelde wetsbepalingen wordt het recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer van anderen dan de verdachte mijns inziens voldoende gewaarborgd.
Tegenover het vervallen van het vereiste dat de verdachte deelneemt aan het
gesprek, staat de aanscherping van de categorieën van strafbare feiten
waarvoor de telefoontap geoorloofd is. Voorts wordt voorgesteld het vereiste
van proportionaliteit en subsidiariteit uitdrukkelijk in de wet vast te leggen.
De rechter-commissaris dient derhalve vast te stellen dat de waarheid niet
op andere, minder ingrijpende wijze, kan worden vastgesteld. Daarbij zal hij
uitdrukkelijk rekening houden met het feit of het gaat om een telefoonaansluiting
van de verdachte of van derden. Ook wordt de tap aan een termijn van vier
weken gebonden en wordt voorzien in een mededelingsplicht achteraf aan de
persoon wiens telefoon is afgetapt. Kortom, het wetsvoorstel biedt mijns inziens
voldoende waarborgen voor de verdachte en voor derden.
ad b:
Deze aanbeveling onderschrijf ik. Ik hecht er echter aan in een aparte
Titel van het Wetboek van Strafvordering alle bijzondere opsporingsbevoegdheden
te regelen die noodzakelijk zijn voor de bestrijding van de georganiseerde
criminaliteit. Deze bevoegdheden, waaronder ook de telefoontap, zullen moeten
kunnen worden ingezet ten aanzien van een ruimere categorie van personen dan
de verdachte. In het wetsvoorstel over de bijzondere opsporingsmethoden zal
hierin worden voorzien.
ad c:
Ook in deze aanbeveling zal worden voorzien in het wetsvoorstel bijzondere
opsporingsmethoden.
Gelet op het bovenstaande deel ik u mee dat ik geen nota van wijziging
zal indienen.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager