23 247
Wijziging van de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten in verband met de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1992, PbEG 1992, L 346/61 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom

nr. 26
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 april 1995

In het nader gewijzigd voorstel van wet (stuk, nr. 23) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

ARTIKEL I

Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

De cijfers 1 en 2 voor het eerste onderscheidenlijk tweede lid vervallen.

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 15c vervallen de cijfers 1, 2, 3, 4 en 5 voor het eerste, tweede, derde, vierde onderscheidenlijk vijfde lid.

2. In artikel 15f vervallen de cijfers 1, 2 en 3 voor het eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid.

Na onderdeel C wordt een nieuw onderdeel CC opgenomen, luidende:

CC. In artikel 28, zevende lid, wordt een cijfer «2» vervangen door: 1.

Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 35c wordt een nieuw artikel 35d ingevoegd, luidende:

Artikel 35d

Degene die een opgave als bedoeld in artikel 15g opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

ARTIKEL II

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt na «Europese Unie» ingevoegd: «of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992».

2. In het vierde lid vervalt de komma achter de zinsnede «Onze Ministers van Justitie».

3. In het vijfde lid komt de zinsnede «bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden» te luiden: , bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden,.

4. In het zesde lid wordt de zinsnede «de maker of diens rechtverkrijgende» telkens vervangen door: de houder van het uitsluitend recht.

Na onderdeel D wordt een nieuw onderdeel DD ingevoegd, luidende:

DD. In artikel 3, laatste zin, wordt het cijfer «6» vervangen door: 5.

Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt na «Europese Unie» ingevoegd: of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

2. In het vijfde lid komt de zinsnede «bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden» te luiden: , bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden,.

3. In het zesde lid wordt de zinsnede «de maker of diens rechtverkrijgende» telkens vervangen door: de houder van het uitsluitend recht.

Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 7a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt na «Europese Unie» ingevoegd: of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

2. In het vijfde lid komt de zinsnede «bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden» te luiden: , bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden,.

3. In het zesde lid wordt de zinsnede «de maker of diens rechtverkrijgende» telkens vervangen door: de houder van het uitsluitend recht.

Onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt na «Europese Unie» ingevoegd: of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

2. In het vijfde lid komt de zinsnede «bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden» te luiden: , bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden,.

3. In het zesde lid wordt de zinsnede «de maker of diens rechtverkrijgende» telkens vervangen door: de houder van het uitsluitend recht.

Onderdeel O komt te luiden:

O. In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 2, 5, 6, en 8» telkens vervangen door: 2, 5, 6, 7a en 8.

2. Een nieuw vierde lid wordt toegevoegd, luidende:

4. Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.

Onderdeel W wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

1. De voorgaande artikelen zijn op de uitvoerende kunstenaar van toepassing ingeval:

a. hij onderdaan is van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 of zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft dan wel onderdaan is van een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; of

b. zijn uitvoering in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten of fonogrammen en omroeporganisaties; of

c. zijn uitvoering is opgenomen op een fonogram als bedoeld in het tweede lid van dit artikel; of

d. zijn uitvoering, die niet is opgenomen op een fonogram, is openbaar gemaakt door middel van een programma van een omroeporganisatie als bedoeld in het zesde lid van dit artikel.

2. De voorgaande artikelen zijn op de producenten van fonogrammen van toepassing ingeval:

a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zegel of gewone verblijfplaats heeft of onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of

b. het opnemen in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of

c. het fonogram voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen.

3. Van het in het verkeer brengen als bedoeld in het tweede lid is sprake, wanneer van op rechtmatige wijze vervaardigde reprodukties van een fonogram een zodanig aanbod van exemplaren daarvan heeft plaatsgevonden dat daardoor wordt voorzien in de redelijke behoeften van het publiek.

4. Met betrekking tot fonogrammen, waarvan de producent onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome is artikel 7 slechts van toepassing in de mate waarin en voor de duur waarvoor deze Staat bescherming verleent ten aanzien van fonogrammen waarvan de producent Nederlander is dan wel zijn zetel heeft in Nederland.

5. Het recht op een billijke vergoeding, als bedoeld in artikel 7, geldt niet voor fonogrammen waarvan de producent geen onderdaan is van noch rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome.

6. De voorgaande artikelen zijn op omroeporganisaties van toepassing ingeval:

a. het hoofdkantoor van de omroeporganisatie is gevestigd in een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome; of

b. de uitzending van het programma heeft plaatsgevonden in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome.

7. Het bepaalde in het vierde of vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing op fonogrammen waarvan de producent onderdelen is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

8. De voorgaande artikelen zijn op de producent van de eerste vastleggingen van films van toepassing ingeval:

a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft; of

b. de vastlegging in Nederland plaats had; of

c. de vastlegging voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland.

Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Na artikel V wordt een nieuw artikel Va ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VA

Indien het bij koninklijke boodschap van 11 mei 1992 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Auteurswet 1912 inzake het reprografisch verveelvoudigen van geschriften (kamerstuk I 1993/94, 22 600, nr. 62) tot wet wordt verheven, vervallen de artikelen II en III van die wet en komen in artikel 35d van artikel I, onderdeel E, de woorden

«, als bedoeld in artikel 17, eerste lid» te luiden: als bedoeld in artikel 15g of artikel 17, eerste lid.

Toelichting

De voorliggende nota van wijziging strekt er toe een aantal onjuistheden, die in de derde nota van wijziging en het nader gewijzigd voorstel van wet voorkomen, ongedaan te maken.

Zo zijn ten onrechte in de onderdelen B en C van artikel I de leden van de artikelen 12a, 15c en 15f genummerd.

In artikel II, onderdelen C, E, F en G, zijn in het vijfde lid van de artikelen 2, 6, 7a en 8, komma's toegevoegd. In het zesde lid van laatstgenoemde artikelen is de verwijzing naar «de maker of diens rechtverkrijgende» gewijzigd in «de houder van het uitsluitend recht».

In het onderhavige wetsvoorstel wordt voorts een aantal onderdelen van het thans bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet 22 600 houdende wijziging van de Auteurswet 1912 inzake het reprografisch verveelvoudigen van geschriften overgenomen, aangezien over het lot van dit wetsvoorstel thans geen zekerheid bestaat. Deze onderdelen betreffen verbeteringen die los staan van de reprografieregeling.

Onderdeel CC van artikel I betreft een verbetering van een onjuiste verwijzing in artikel 28 van de Auteurswet 1912.

In onderdeel D wordt de strafbepaling van het in wetsvoorstel 22 600 voorgestelde artikel 35d overgenomen, beperkt tot het leenrecht.

In artikel II wordt een aantal al in artikel II van wetsvoorstel 22 600 voorgestelde verbeteringen in de Wet op de naburige rechten opgenomen. In artikel 3 van laatstgenoemde wet wordt abusievelijk verwezen naar artikel 6. In artikel 17 is ten onrechte het tweede lid vervallen. Voorgesteld wordt dit onderdeel als vierde lid aan artikel 17 toe te voegen.

In onderdeel W is een wijziging van artikel 32 van de Wet op de naburige rechten opgenomen. Het betreft hier het verbeteren van een met het Europees recht strijdige bepaling, waarbij ook rekening wordt gehouden met de EER. In dezelfde zin zijn de artikelen 2, 6, 7a en 8 aangepast.

De reparatie-artikelen II en III van wetsvoorstel 22 600 kunnen hiermee vervallen.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven