Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2011
Hierbij geef ik, op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011Z02532/2011D07129), mijn reactie op de uitzending van EenVandaag d.d. 8 februari 2011. Deze uitzending bevatte een reportage over een undercoverjournalist
die als uitzendkracht handelingen verrichtte waar zij niet voor geschoold was.
Ik heb de uitzending gezien. Twee zaken vielen mij op: (1) de zichtbare onhandigheid van de uitzendkracht annex undercoverjournalist
bij het helpen bij de inname van medicijnen en de verzorging van een beenwond, en (2) de hulpeloze verbale en non-verbale reacties van de cliënten hierop. Dit heeft mij geraakt. Wisten deze cliënten
wel dat deze verzorgende eigenlijk kwam om een verhaal te maken en niet om hèn te helpen?
Ik wil reageren vanuit het perspectief van zowel de medewerker als de cliënt.
Thuiszorgmedewerkers werken heel veel solistisch bij cliënten thuis. De aard en de omstandigheden van het werk achter de eigen
voordeur van cliënten stelt specifieke eisen ten aanzien van de zelfstandigheid van thuiszorgmedewerkers. De organisatie van
waaruit zij werken, moet zorgen voor duidelijke kaders en aansturing waarbinnen zij zelfstandig kunnen opereren en hen daarbij
ondersteunen. Anderzijds brengt de solopositie van thuiszorgmedewerkers met zich mee dat zij een sterk inzicht moeten hebben
in de eigen bevoegd- en bekwaamheden. Zij moeten hun grenzen hierin kennen en bewaken. Ook hier geldt het belang dat de organisatie
hen hier bij ondersteunt. Bijvoorbeeld door medewerkers niet in te zetten bij cliënten met een hulpvraag waarbij handelingen moeten worden verricht waarvoor zij niet de vereiste
kwalificaties bezitten. En ook door, in het geval een dergelijke hulpvraag «onverwacht» tóch aan zo’n medewerker gesteld wordt,
te zorgen voor een wel daartoe gekwalificeerde achterwacht, die direct kan worden ingeroepen. Ik vind dat het bij dit alles
niet uitmaakt of de medewerker in dienst is van de thuiszorgorganisatie zelf, of dat het een tijdelijk ingehuurde uitzendkracht
betreft.
In dit verband benadruk ik nogmaals het een verontrustende en ongewenste ontwikkeling te vinden, zoals mevrouw Agema tijdens
het mondelinge vragenuur in uw Kamer op 8 februari die schetste, als thuiszorgorganisaties ongeschoolde uitzendkrachten inzetten
voor het verrichten van risicovolle handelingen. Het is de taak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg om hier alert op
toe te zien en om, indien er sprake is van inzet van onvoldoende gekwalificeerd personeel, adequate maatregelen te nemen tegen
de betreffende organisatie(s).
Alvorens ik een definitief standpunt kan innemen over wat wij in de bewuste EenVandaag-reportage hebben gezien, wil ik op
zo kort mogelijke termijn helderheid krijgen over de vraag of het bij de betreffende thuiszorgorganisatie ontbrak aan de juiste kaders en aansturing, al dan niet in de vorm van richtlijnen, aanwijzingen en /of werkinstructies,
of dat de uitzendkracht annex undercoverjournalist zélf haar boekje te buiten is gegaan. Zoals ik op 8 februari heb aangekondigd,
heb ik de Inspectie gevraagd de feiten áchter de getoonde reportagebeelden te onderzoeken. De thuiszorgorganisatie heeft de
uitkomsten van haar eigen intern onderzoek naar aanleiding van de reportage naar de Inspectie gestuurd. De Inspectie heeft
deze zorgvuldig bestudeerd om tot een juiste insteek en aanpak te komen van het inspectiebezoek. Dit bezoek heeft inmiddels
plaatsgehad. Tijdens het bezoek heeft de Inspectie in elk geval getoetst op medicatieveiligheid en op de deskundigheid, bevoegdheden
en bekwaamheden van de medewerkers. De Inspectie werkt momenteel aan de rapportage. Op grond van haar bevindingen zal de Inspectie
zo nodig besluiten tot eventuele maatregelen. De rapportage van het bezoek en van eventuele vervolgbezoek(en) wordt gepubliceerd
op www.igz.nl.
Vanuit het perspectief van de cliënt vindt ik de reportage van EenVandaag schokkend. Vooral voor het vertrouwen van de cliënten
die van de bewuste thuiszorgorganisatie zorg ontvangen. Ik verwacht dan ook van deze organisatie dat men zich zichtbaar zal
inspannen om het geschokte vertrouwen te herstellen. Onder meer door met de door de Inspectie aan te geven verbetermaatregelen
voortvarend aan de slag te gaan.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner