23 235 Thuiszorg

Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2014

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de eindrapportage van de onafhankelijke waarnemer, de heer Borstlap, inzake het proces van overname van ontslagen Sensire-medewerkers door andere werkgevers1.

Op 15 november jl. heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de eerste bevindingen van de onafhankelijke waarnemer inzake het proces rondom de aanbesteding van de huishoudelijke verzorging in de Achterhoek (Kamerstuk 23 235, nr. 108). In dit tussenverslag heeft de onafhankelijk waarnemer een beschrijving gegeven van de situatie en ontwikkelingen in de Achterhoek die hebben geresulteerd in een akkoord tussen de betrokken partijen over de overname van ontslagen Sensire-medewerkers met een vast contract door andere werkgevers. Voorts zijn thema’s genoemd die van landelijke betekenis kunnen zijn voor het kabinet, gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties en zorgverzekeraars.

In de bijgevoegde eindrapportage «Lessen uit de Achterhoek» heeft de onafhankelijke waarnemer deze thema’s verwerkt in zeven aanbevelingen die als doel hebben om de kansen die de Wmo 2015 biedt om kwalitatief goede zorg en ondersteuning te bieden, zoveel mogelijk te benutten. De eindrapportage is de neerslag van de gesprekken die hij sinds zijn eerste bevindingen met een groot aantal betrokkenen heeft gevoerd. De Minister van SZW en ik bedanken de onafhankelijke waarnemer voor zijn inzet om partijen tot een oplossing te laten komen in de Achterhoek en voor het formuleren van aanbevelingen die behulpzaam kunnen zijn tijdens de transitie naar een nieuwe langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Hieronder geef ik, mede namens de Minister van SZW, een reactie op deze aanbevelingen.

In zijn eerste aanbeveling geeft de onafhankelijke waarnemer aan dat het van belang is dat gemeenten (VNG) en het Ministerie van VWS afspraken maken over het leveren van periodieke informatie over de uitvoering van de Wmo 2015 in 2015 maar ook in de jaren daarna. Deze aanbeveling ondersteunt de afspraken die ik hierover met gemeenten heb gemaakt.

In zijn tweede aanbeveling benoemt hij het belang van het samenbrengen van expertise op het terrein van inkoop. Ik onderschrijf dit belang. De wijze waarop gemeenten hun inkoop organiseren is belangrijk om tijdig te komen tot kwalitatief goede ondersteuning. Daar hoort ook het goed kunnen toepassen van (gebundelde) kennis over de mogelijkheden die gemeenten hebben op het terrein van inkoop. Deze aanbeveling past ook in de brede ondersteuning die ik de komende maanden vanuit het Transitiebureau Wmo zal bieden.

De derde aanbeveling is gericht aan werkgevers- en werknemersorganisaties, gemeenten, aanbieders en zorgverzekeraars. De onafhankelijke waarnemer gebruikt daar de metafoor van «geketende verantwoordelijkheden». Dit beschrijft treffend de invloed die deze partijen op elkaar zullen hebben tijdens de transitie. De visie hierop van mij en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heb ik weergegeven in een brief2 van 25 oktober 2013 aan uw Kamer. De rol van de landelijke overheid is wat ons betreft complementair en richt zich op de borging van de belangen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Daar waar onbedoelde effecten plaatsvinden, zien wij voor onszelf een ondersteunende en corrigerende rol weggelegd. Ik ben momenteel transitiewerkafspraken aan het maken met een groot aantal partijen met als doel de voorspelbaarheid van de veranderopgave voor cliënten, professionals en betrokken partijen te vergroten, de transitieopgave te beheersen en de meerjarige vernieuwingsagenda voor de langdurige zorg en ondersteuning te starten. Ik streef er naar de Kamer daarover in februari over informeren. Daarnaast heb ik tijdens het AO Arbeidsmarkt van 28 november 2013 toegezegd een vliegende brigade in te stellen (Kamerstuk 29 282, nr. 187). Een dergelijke brigade kan drie belangrijke doelen dienen: het in beeld brengen van de regionale kansen op de arbeidsmarkt, het ondersteunen van partijen bij het maken van de noodzakelijke omslag en het verbinden van de partijen die verantwoordelijk zijn om deze kansen (waaronder de mogelijkheid tot het opstellen van sectorplannen) voor de arbeidsmarkt te benutten. Ik streef er naar om de Kamer in de loop van februari nader te informeren over de precieze invulling en samenstelling van een dergelijke brigade.

De vierde aanbeveling is gericht aan gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk om invulling te geven aan de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning. Er zijn vanuit wet- en regelgeving geen belemmeringen om bijvoorbeeld meerjarige contracten af te sluiten of om de onderzoeken te faseren die gemeenten zullen gaan verrichten naar de ondersteuningsbehoefte van burgers. Gemeenten zullen dus, binnen de kaders van deze wet- en regelgeving, een eigen afweging kunnen maken op welke wijze zij continuïteit blijven bieden voor cliënt en op welke wijze ze perspectief bieden voor hulpverleners die hun baan kwijtraken. In dit verband hecht ik eraan te wijzen op een wijziging in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. De wijziging heeft betrekking op de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning en is erop gericht om de tijdigheid van de inkoopprocedure te bevorderen en de bestaande relatie die tussen cliënt en hulpverlener in het kader van de maatschappelijke ondersteuning bestaat zoveel mogelijk in stand te houden. Ik verwacht dat de publicatie van deze wijziging in het Staatsblad deze maand zal plaatsvinden. Een soortgelijke bepaling heeft ook een plaats gevonden in de Wmo 2015.

Ten aanzien van de vijfde aanbeveling geldt dat het belangrijk is dat burgers tijdig weten dat er mogelijk iets kan veranderen in hun situatie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij betrokken partijen ik zal deze veldpartijen daar waar nodig actief ondersteunen bij het communiceren met burgers over de transitie.

In de zesde aanbeveling verwijst de onafhankelijke waarnemer naar de bevindingen van de commissie Kalsbeek. Navraag leert dat het rapport in de afrondende fase is. Zo spoedig mogelijk daarna zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de reactie van het kabinet naar uw Kamer sturen. Naar verwachting zal dit in het voorjaar zijn.

De zevende aanbeveling is gericht aan werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector. De onafhankelijke waarnemer wijst daarin op een noodzakelijke bundeling van krachten van sociale partners en geeft hen in overweging om weer samen om de (cao-) tafel te gaan zitten. Inzet van dit overleg zou de cao 2015 kunnen zijn in het perspectief van het ontwikkelen van een ordelijke particuliere markt voor persoonlijke ondersteuning. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik onderschrijven het belang van goede verhoudingen tussen de betrokken sociale partners om daarmee de arbeidsrust in de sector te bevorderen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 29 282, nr. 181

Naar boven