23 147
Regels ter bescherming van in het wild levende plante- en diersoorten (Flora- en Faunawet)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 juni 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In de considerans van het wetsvoorstel wordt na «de bescherming van die soorten» toegevoegd:

, zulks in het belang van de bescherming van die plante- en diersoorten en, voor zover het die diersoorten betreft, mede onder erkenning van de intrinsieke waarde van de daartoe behorende dieren.

2. In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid wordt in de begripsbepaling van «produkten van dieren» de aanduiding «delen van dieren» vervangen door: delen van levende of dode dieren.

b. In het eerste lid wordt in de begripsbepaling van «produkten van planten» de aanduiding «delen van planten» vervangen door: delen van levende of dode planten.

c. In het eerste lid komt de begripsbepaling van «jachtvogel» te luiden: slechtvalk (Falco peregrinus) of havik (Accipiter gentilis);.

d. In het eerste lid vervalt in de begripsbepaling van «grondgebruiker» het woord «goederenrechtelijk».

e. Na de begripsbepaling van «grondgebruiker» wordt een nieuwe begripsbepaling ingevoegd, die komt te luiden: faunabeheereenheid: overeenkomstig artikel 27a erkend samenwerkingsverband van jachthouders;.

f. Na de begripsbepaling van «faunabeheereenheid» wordt een nieuwe begripsbepaling ingevoegd, die komt te luiden:

faunabeheerplan: overeenkomstig artikel 27b goedgekeurd faunabeheerplan;.

g. In het tweede lid vervalt in de begripsbepaling van «binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen» de aanduiding «kennelijk rechtstreeks».

h. Het derde lid vervalt.

3. In de artikelen 2, tweede lid, 3, eerste lid, onderdeel b, 3, derde lid, 4, tweede lid, 6, eerste lid, 17, eerste lid, 44, vierde lid, 50, tweede lid, 59, vierde lid, 61, vierde lid, 69, eerste lid; 70, eerste lid en 75, eerste lid, wordt «Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Unie.

4. In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «soorten vogels» toegevoegd: met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.

b. In het derde lid wordt «beschermde diersoort» vervangen door: beschermde inheemse diersoort.

5. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Aanwijzingen van soorten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4, kunnen worden beperkt naar gelang van de ontwikkelingsstadia van dieren en planten behorende tot die soorten. De aanwijzingen kunnen voorts worden beperkt tot de onderscheiden produkten van dieren en planten, behorende tot de soorten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4.

6. In artikel 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het derde lid wordt na de aanduiding «ten vervoer aan te bieden» het woord «of» vervangen door een komma en wordt na de aanduiding «of tentoon te stellen» toegevoegd: voor handelsdoeleinden, dan wel planten, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, of produkten van die planten, of dieren, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, of eieren of produkten van die dieren, onder zich te hebben.

b. In het vierde lid wordt «Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt » vervangen door: De verboden, bedoeld in het derde lid, gelden.

7. Artikel 14, derde lid, vervalt onder gelijktijdige vernummering van het vierde lid tot derde lid.

8. In artikel 22, eerste lid, wordt «afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

9. In artikel 23, tweede lid, wordt «houdt op te gelden» vervangen door: vervalt.

10. In artikel 25 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het derde lid komt te luiden:

3. Het is verboden de in een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving krachtens artikel 19 vermelde handelingen te verrichten of te doen verrichten.

b. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

4. Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt niet indien:

a. een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid is gedaan;

b. gedeputeerde staten niet uiterlijk op de dag voorafgaand aan die waarop de uitvoering van de voorgenomen handeling of handelingen zal plaatsvinden, hebben meegedeeld bezwaar te hebben tegen de voorgenomen handeling of handelingen en

c. wordt gehandeld overeenkomstig de door gedeputeerde staten krachtens het tweede lid gestelde voorschriften.

c. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt de zin «Het derde lid is ten aanzien van die handelingen van toepassing» vervangen door: Het derde en vierde lid zijn ten aanzien van die handelingen van toepassing.

11. In de artikelen 26 en 27 wordt de aanduiding «artikel 25, derde lid, onderdeel b» telkens vervangen door: artikel 25, vierde lid, onderdeel b.

12. Onder aanduiding van Titel I als Titel Ia wordt een nieuwe Titel I ingevoegd, die komt te luiden:

TITEL I. FAUNABEHEEREENHEDEN EN FAUNABEHEERPLANNEN

13. In Titel I van Hoofdstuk V wordt een nieuw artikel 27a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 27a

1. Gedeputeerde staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheden ten behoeve van:

a. het beheer van diersoorten of

b. de bestrijding van schade aangericht door dieren.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan samenwerkingsverbanden, bedoeld in het eerste lid, dienen te voldoen teneinde voor erkenning in aanmerking te kunnen komen.

3. De regels, bedoeld in het tweede lid, betreffen in ieder geval:

a. de rechtsvorm van de samenwerkingsverbanden;

b. de omvang en begrenzing van het gebied waarover zich de zorg van het samenwerkingsverband kan uitstrekken;

c. de jachtrechten in het gebied, bedoeld onder b.

14. Na artikel 27a wordt een nieuw artikel 27b ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 27b

1. Voor zover krachtens de artikelen 65 of 65a faunabeheerplannen worden geëist, behoeven deze de goedkeuring van gedeputeerde staten.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan faunabeheerplannen dienen te voldoen teneinde voor goedkeuring in aanmerking te kunnen komen.

3. De regels, bedoeld in het tweede lid, betreffen in ieder geval:

a. de omvang en begrenzing van het gebied waarop het faunabeheerplan betrekking heeft;

b. het duurzaam beheer van diersoorten in dat gebied;

c. de aard, omvang en noodzaak van de te verrichten handelingen ten aanzien van die diersoorten en

d. de wijze waarop die handelingen worden verricht.

15. Afdeling 1 van Titel Ia van Hoofdstuk V vervalt.

16. In artikel 29, eerste lid, wordt «bij of krachtens dit artikel en de artikelen 30 tot en met 56» vervangen door: bij of krachtens de artikelen 30 tot en met 56.

17. Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

1. Als wild worden de volgende diersoorten aangewezen: haas (Lepus europaeus), fazant (Phasianus colchicus), patrijs (Perdix perdix), wilde eend (Anas platyrhynchos), konijn (Oryctolagus cuniculus) en houtduif (Columba palumbus).

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het eerste lid gegeven omschrijvingen worden beperkt ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

18. In artikel 31, eerste lid, onder b, wordt «zakelijk recht» vervangen door: beperkt recht.

19. In artikel 32, vierde lid, wordt «Degene die zich overeenkomstig artikel 31, onderdeel b of c, het genot van de jacht heeft voorbehouden» vervangen door: De eigenaar of verpachter die zich het genot van de jacht heeft voorbehouden.

20. Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan de jachthouder bij wege van schriftelijke en gedagtekende toestemming de uitoefening, anders dan in zijn gezelschap, van het hem toekomende genot van de jacht of een deel daarvan kan toestaan aan de jachtopzichter of aan anderen.

21. In artikel 37 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 34, tweede lid» vervangen door: overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 34 dan wel artikel 63, tweede en zesde lid.

b. In het eerste lid, onderdeel f, wordt het woord «of» vervangen door het leesteken puntkomma.

c. In het eerste lid, onderdeel g, wordt na «verstreken» het leesteken punt vervangen door: of.

d. Aan het eerste lid wordt een onderdeel h toegevoegd, dat komt te luiden:

h. de aanvrager in de twee jaren, voorafgaande aan het verzoek tot het verkrijgen van een jachtakte valkeniersakte of kooikersakte wegens één der bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten, dan wel wegens een feit strafbaar gesteld bij de Wet op de dierenbescherming of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor zover het gedragingen als bedoeld in Hoofdstuk III van die wet, betreft, is veroordeeld of indien hij de vervolging deswege overeenkomstig de bepalingen van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht heeft voorkomen.

22. In artikel 40, eerste en tweede lid, wordt «korpsbeheerder» telkens vervangen door: korpschef.

23. In artikel 42 wordt «geldigheidsduur» vervangen door: geldigheid.

24. In artikel 44 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het derde lid komt te luiden:

3. De jacht wordt niet geopend in de volgende gebieden of categorieën van gebieden:

a. gebieden die krachtens de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument dan wel gebieden waarvan de aanwijzing als beschermd natuurmonument in overweging is genomen;

b. gebieden die krachtens de op 2 februari 1971 te Ramsar tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels (Trb. 1975, 84), zijn aangemeld als watergebied van internationale betekenis;

c. gebieden die krachtens richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb EG L 103) zijn aangewezen als speciale beschermingszone;

d. gebieden die door Onze Minister zijn aangewezen als nationaal park of nationaal park in oprichting;

e. andere, bij ministeriële regeling aangewezen, gebieden of categorieën van gebieden, die van betekenis zijn vanwege hun natuurwaarden.

b. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Gedeputeerde staten kunnen, zolang bijzondere weersomstandigheden dat naar hun oordeel met het oog op de instandhouding van wild vergen, de jacht voor de hele provincie of een deel daarvan, voor een bepaalde tijd sluiten.

25. Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de eisen waaraan jachtvelden waarop het genot van de jacht mag worden uitgeoefend, moeten voldoen.

26. In artikel 48 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de tot jagen geoorloofde middelen aangewezen en kan het gebruik van die middelen worden uitgesloten of beperkt.

Daarbij kunnen regels worden gesteld betreffende de eisen waaraan die middelen dienen te voldoen, alsmede betreffende het gebruik van munitie waarbij tevens rekening gehouden kan worden met belangen van veiligheid, volksgezondheid, welzijn en milieu.

b. Het tweede lid vervalt onder gelijktijdige vernummering van het derde en vierde lid tot tweede onderscheidenlijk derde lid.

c. In het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt «geoorloofde jachtmiddelen» vervangen door: tot jagen geoorloofde middelen.

d. In het tot derde lid vernummerde vierde lid wordt «jachtmiddelen» vervangen door: tot jagen geoorloofde middelen en wordt «bedoeld in het eerste of tweede lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid.

e. Het vijfde en zesde lid vervallen.

27. In artikel 50 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onder gelijktijdige verlettering van de onderdelen k en l tot d en e, vervallen in het eerste lid de onderdelen d tot en met j en m tot en met r.

b. In het eerste lid wordt in het tot onderdeel e verletterde onderdeel l na «begraafplaatsen» het leesteken puntkomma vervangen door een punt.

c. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: ,of indien dit noodzakelijk is in verband met de instandhouding van wild of de veiligheid.

d. Het derde lid komt te luiden:

3. Ieder, die door middel van een geregistreerde eendenkooi dieren, behorend tot soorten waarop met een eendenkooi mag worden gejaagd, heeft gevangen, is verplicht die dieren, tenzij zij na het vangen terstond worden gedood, onverwijld in vrijheid te stellen.

28. In artikel 61, eerste lid, wordt «binnen of buiten Nederland brengen» vervangen door: binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen.

29. Het opschrift van paragraaf 4 van titel II van hoofdstuk V komt te luiden:

Paragraaf 4. Beheer en bestrijding van schade

30. In artikel 63 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden beschermde inheemse diersoorten aangewezen, die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die:

a. in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten of overlast bezorgen;

b. in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten of overlast bezorgen.

b. Het tweede lid komt te luiden:

2. Voor zover overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, soorten zijn aangewezen, kan bij ministeriële regeling worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 8, 9, 10 en 11, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

c. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vijfde, zesde onderscheidenlijk zevende lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

3. Voor zover overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, soorten zijn aangewezen, kan bij provinciale verordening worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 8, 9, 10 en 11, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

d. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

4. Slechts wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan Onze Minister de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, doen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren.

e. In het tot zesde lid vernummerde vierde lid wordt «ingevolge het eerste lid» vervangen door: ingevolge het tweede of derde lid en wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.

f. In het tot zevende lid vernummerde vijfde lid wordt «krachtens het eerste lid» vervangen door: krachtens het tweede en derde lid.

31. In artikel 65 worden de volgende wijzingen aangebracht:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 8, 10, 11, 48, 49 en 50, door door hen aan te wijzen personen of categorieën van personen de stand van bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op door gedeputeerde staten aan te wijzen gronden kan worden beperkt:

a) in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;

b) in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c) ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of

d) ter voorkoming van schade aan flora en fauna.

b. Onder vernummering van het tweede, derde, vierde en vijfde lid, tot derde, vierde, vijfde onderscheidenlijk zesde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat komt te luiden:

2. Gedeputeerde staten kunnen hun besluit, bedoeld in het eerste lid, afhankelijk stellen van een faunabeheerplan.

c. Het tot derde lid vernummerde tweede lid komt te luiden:

2. Gedeputeerde staten wijzen, voor zover noodzakelijk in afwijking van het bepaalde in artikel 14, tevens de middelen aan, waarmee de in het eerste lid bedoelde beperking mag geschieden. Als middelen worden slechts aangewezen middelen die geen onnodig lijden van dieren veroorzaken.

d. In het tot vierde lid vernummerde derde lid wordt «Onze Minister kan ten aanzien van één of meer van de door hem krachtens het eerste lid aangewezen personen of categorieën van personen bepalen» vervangen door: Gedeputeerde staten kunnen ten aanzien van één of meer van de door hen krachtens het eerste lid aangewezen personen of categorieën van personen bepalen.

e. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt «Onze Minister kan bepalen» vervangen door: Gedeputeerde staten kunnen bepalen.

32. Na artikel 65 wordt een nieuw artikel 65a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 65a

1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voor zover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 17, 48, 49, 50, 66 en 67, derde lid:

a) in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;

b) in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c) ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of

d) ter voorkoming van schade aan flora en fauna.

2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan.

3. In afwijking van het tweede lid kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend indien:

a. de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen;

b. de noodzaak ontbreekt dat de te verrichten handelingen worden verricht door tussenkomst van een faunabeheereenheid;

c. het gebied waar de handelingen worden verricht niet is gelegen in een gebied waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid uitstrekt.

33. Na artikel 65a wordt een nieuw artikel 65b ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 65b

In afwijking van de artikelen 44, zesde lid, 65 en 65a, neemt Onze Minister besluiten als bedoeld in die artikelen voor zover het terreinen betreft waar het genot van de jacht berust bij de Kroondrager.

34. In artikel 68 vervallen de woorden «krachtens het bepaalde».

35. Na artikel 68 wordt een nieuw artikel 68a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 68a

Bij de bestrijding van schade en overlast bij of krachtens de artikelen 63 tot en met 67 dan wel krachtens een ontheffing als bedoeld in artikel 69, dient onnodig lijden van dieren zoveel mogelijk te worden voorkomen.

36. In artikel 69 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister kan, voor zover niet een vrijstelling krachtens het eerste lid geldt en voor zover niet overeenkomstig artikel 65a ontheffing kan worden verleend door gedeputeerde staten, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7 tot en met 17, 44, derde lid, 48, 49, 50, 55, 56, tweede lid, 60, eerste lid, 62, tweede lid, 70 of 75.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort:

a) ter bescherming van flora en fauna;

b) ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten of

c) teneinde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal van bij die maatregel aan te wijzen soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben.

c. Het vierde lid komt te luiden:

4. In afwijking van het derde lid worden vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, voor zover deze handelingen betreffen als bedoeld in artikel 12, verleend met inachtneming van daartoe strekkende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

d. In het vijfde lid wordt de zinsnede «Voorts kan onderscheid gemaakt worden naar planten en naar de onderscheiden produk ten van die planten, naar dieren en naar de onderscheiden produkten, eieren of nesten van die dieren » vervangen door:

Voorts kan onderscheid gemaakt worden naar wilde of gekweekte planten en naar de onderscheiden produkten van die planten, naar wilde of gefokte dieren en naar de onderscheiden produkten, eieren of nesten van die dieren.

37. In artikel 73 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het is verboden te handelen in strijd met de bij een vrijstelling, ontheffing of vergunning gestelde voorschriften en beperkingen.

b. Het tweede lid komt te luiden:

2. Vergunningen en ontheffingen kunnen aan een geldigheidsduur worden gebonden.

38. In artikel 74, eerste lid, vervallen de woorden «in ieder geval».

39. In artikel 75, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In onderdeel b wordt «organen» vervangen door: adviseurs.

b. In onderdeel c wordt het leesteken punt vervangen door een puntkomma.

c. Na onderdeel c wordt een onderdeel d toegevoegd, dat komt te luiden:

d. regels over voorzieningen voor de opvang van levende dieren en planten.

40. In artikel 76, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel a vervalt, onder gelijktijdige verlettering van de onderdelen b en c tot onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b.

b. In het tot onderdeel a verletterde onderdeel b wordt «behorende tot de onder a bedoelde soorten» vervangen door:

behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.

41. In artikel 77, eerste lid, wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel b.

42. In artikel 78 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het tweede lid wordt na «Onze Minister benoemt» ingevoegd: in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies.

b. In het derde lid wordt na «Onze Minister benoemt» ingevoegd: in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies.

c. In het vijfde lid wordt na «Onze Minister kan» ingevoegd: in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies.

43. Artikel 81 komt te luiden:

Artikel 81

Jaarlijks vóór 1 mei dient het bestuur bij Onze Minister een financieel verslag over het afgelopen boekjaar ter goedkeuring in met daarbij behorende balans en verlies- en winstrekening en een verslag van de werkzaamheden verricht gedurende dat jaar. De goedkeuring van Onze Minister van de ingediende stukken strekt het bestuur tot décharge.

44. In artikel 83, derde lid, wordt «de met de uitreiking van de akte belaste autoriteit» vervangen door: Onze Minister.

45. Artikel 85 komt te luiden:

Artikel 85

1. Onze Minister verleent een bijdrage ten behoeve van het Jachtfonds.

2. Ten behoeve van het Jachtfonds verlenen gedeputeerde staten van de provincies een bijdrage volgens regels, gesteld bij algemene maatregel van bestuur.

46. In artikel 86 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Er is in iedere provincie een wildschadecommissie, waarvan het werkgebied bij provinciale verordening wordt vastgesteld.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Gedeputeerde staten van de provincies benoemen de voorzitter en kunnen een plaatsvervanger benoemen.

c. In het vierde lid, wordt «Onze Minister benoemt» vervangen door: Gedeputeerde staten van de provincies benoemen.

d. In het vijfde en zesde lid wordt «Onze Minister kan» vervangen door: Gedeputeerde staten van de provincies kunnen.

47. In artikel 87, eerste lid, komt onderdeel a te luiden:

a. aan betrokken partijen desgevraagd advies uit te brengen omtrent de vergoeding van schade aangericht door dieren behorend tot beschermde inheemse diersoorten.

48. In artikel 88, tweede lid, wordt «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij provinciale verordening.

49. Artikel 89 komt te luiden:

Artikel 89

1. Indien betrokken partijen een verzoek om advies doen als bedoeld in artikel 87, eerste lid, is voor de behandeling van dat verzoek een door Onze Minister vast te stellen bijdrage verschuldigd volgens door Onze Minister daaromtrent te stellen regels.

2. De wildschadecommissie neemt een verzoekschrift eerst in behandeling, nadat de verzoeker de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, heeft betaald.

50. In artikel 94, eerste lid, wordt na «bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren,» ingevoegd: de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren,.

51. In artikel 96 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid wordt na «tot elke plaats» ingevoegd: met uitzondering van woningen.

b. Het derde en vierde lid vervallen.

52. Artikel 102 vervalt.

53. In de artikelen 105, eerste lid, en 111, eerste lid, wordt «de Wet bedreigde uitheemse diersoorten» vervangen door: de Wet bedreigde uitheemse dieren plantensoorten.

54. Na artikel 107 wordt een nieuw artikel 107a toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 107a

Indien het bij Koninklijke Boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, kracht van wet heeft gekregen en in werking is getreden, komt artikel 18, tweede lid, te luiden:

2. Een plaats als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden aangewezen als beschermde leefomgeving, indien die gelegen is in een krachtens de Natuurbeschermingswet aangewezen beschermd natuurmonument dan wel in een gebied ten aanzien waarvan een besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument wordt voorbereid.

55. Na artikel 107a wordt een nieuw artikel 107b toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 107b

Indien het bij Koninklijke Boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, kracht van wet heeft gekregen en in werking is getreden, komt artikel 24, derde lid, te luiden:

3. Een besluit houdende de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving vervalt met ingang van het tijdstip waarop die plaats deel uitmaakt van een onherroepelijk aangewezen beschermd natuurmonument als bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

56. Na artikel 107b wordt een nieuw artikel 107c toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 107c

Indien het bij Koninklijke Boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, kracht van wet heeft gekregen en in werking is getreden, komt artikel 44, derde lid, onder a, te luiden:

a. gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als beschermd natuurmonument, dan wel gebieden ten aanzien waarvan een besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument wordt voorbereid;.

57. Artikel 108 komt te luiden:

Artikel 108

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1a, onder 1, vervalt de zinsnede betreffende de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten en wordt in opsomming ingevoegd: de Flora- en faunawet, artikel 12, eerste, tweede en derde lid.

2. In artikel 1a, onder 2, vervalt de zinsnede betreffende de Vogelwet 1936 en wordt in de opsomming ingevoegd: de Flora- en faunawet, de artikelen 7, 8, 10, 11, 13, eerste, tweede en derde lid, 14, eerste en tweede lid, 16, 17, eerste lid, 25, derde en vijfde lid, 45 en 68a.

3. In artikel 1a, onder 3, vervalt de zinsnede betreffende de Natuurbeschermingswet en wordt in de opsommming ingevoegd: de Flora- en faunawet, de artikelen 9, 15, 35, eerste lid, 36, eerste lid, 48, eerste en tweede lid, 49, 50, 51, eerste lid, 57, tweede, derde en vierde lid, 59, eerste lid, 60, eerste lid, 61, eerste lid, 62, tweede lid, 65, zesde lid, 66, 67, derde lid, 73, eerste lid, 75, eerste lid, en 101, eerste lid.

Toelichting

De motivatie voor de wijzigingen is voor het grootste deel te vinden in de eerder genoemde memorie van antwoord. Daarnaar moge ik verwijzen voor wat betreft de onderdelen 1, 2, 4, 5, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 21, 24, 26, 27, 29, 30, 31, 32, 36, 40, 41, 42, 45, 46, 47, 48, 49 en 50 van de nota van wijziging.

Voorts is een aantal wijzigingen redactioneel van aard. Het betreft kleine tekstuele verbeteringen, die mijns inziens voor zichzelf spreken. Het gaat om de onderdelen 3, 8, 9, 11, 19, 20, 22, 23, 28, 34, 38 en 39 van de nota van wijziging.

De overige onderdelen zal ik hieronder kort bespreken.

De onderdelen 2c en 2d van de nota van wijziging betreffen redactionele aanpassingen van de definities van respectievelijk «grondgebruiker» en «jachtvogel». In de definitie van «grondgebruiker» wordt, overeenkomstig de terminologie van het Burgerlijk Wetboek, nu het begrip «beperkt recht» gehanteerd; de toevoeging «goederenrechtelijk» is overbodig.

Ten aanzien van jachtvogels is de verwijzing naar artikel 48, eerste lid, onderdeel d, komen te vervallen. In plaats daarvan is nu bepaald dat onder «jachtvogel» verstaan wordt een slechtvalk of havik.

De onderdelen 2g, 7, 10, 16 en 37 betreffen wijzigingen van het wetsvoorstel met het oog op de strafrechtelijke handhaving daarvan. Het gaat om aanpassingen van redactionele aard, die ertoe strekken het strafbare feit zo duidelijk mogelijk te omschrijven, onder het schrappen van overbodige elementen. Hierbij merk ik nog het volgende op.

Onderdeel 7 betreft het laten vervallen van artikel 14, derde lid, van het wetsvoorstel. Bedoeld artikel verbiedt het vangklaar opstellen of gereed maken van bepaalde vangmiddelen. Dit artikel voegt bij nader inzien niets toe aan het verbod van artikel 14, tweede lid. Artikel 14, tweede lid, bevat een algemeen verbod om zich buiten gebouwen te vinden met de bedoelde vangmiddelen, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die middelen gebruikt zullen worden voor het doden of vangen van dieren. Dit verbod maakt een apart verbod voor het vangklaar opstellen of gereed maken van die middelen in feite overbodig.

Onderdeel 10 van de nota van wijziging beoogt de delictsomschrijving van artikel 25, derde lid, te vereenvoudigen door in dit artikel te volstaan met een korte omschrijving van het strafbare feit, te weten een verbod om bepaalde handelingen te verrichten. De omstandigheden waaronder het verrichten van de bedoelde handelingen niet strafbaar zullen zijn, staan nu vermeld in het nieuwe vierde lid. Daarmee bevat het vierde lid een zogenaamde strafuitsluitingsgrond. Het is aan de verdachte om zich op deze strafuitsluitingsgrond te beroepen. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie, anders dan bij de oude redactie van artikel 25, derde lid, kan volstaan met te bewijzen dat de in artikel 25, derde lid, bedoelde handelingen zijn verricht.

De onderdelen 6, 36d, 39c en 53 van deze nota betreffen aanpassingen van het wetsvoorstel in verband met de op 1 augustus 1995 in werking getreden nieuwe Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten. Omwille van een soepele overgang van die wet naar de toekomstige Flora- en faunawet, dienen de relevante bepalingen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te zijn.

Onderdeel 6 betreft een aanpassing van de verbodsbepalingen van artikel 12 van het wetsvoorstel aan de verbodsbepalingen van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten. Hiertoe zijn het derde en vierde lid van artikel 12 gewijzigd.

Onderdeel 36d strekt ertoe om, evenals in de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten, bij het verlenen van een vrijstelling een onderscheid te kunnen maken naar wilde of gekweekte planten en naar wilde of gefokte dieren.

Onderdeel 39c voorziet in een expliciete bepaling voor het kunnen stellen van nadere regels als het gaat om voorzieningen voor de opvang van levende dieren en planten. De Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten bevat eveneens een dergelijke bepaling.

Onderdeel 25 van de nota van wijziging betreft een aanpassing van artikel 47 van het wetsvoorstel. In de eerste plaats is het woord «afmetingen» vervangen door het wat ruimere begrip «eisen». Deze eisen behoeven zich niet te beperken tot de afmetingen van het jachtveld. De voorgestelde aanpassing van artikel 47 maakt een ruimere toepassing mogelijk.

Voorts is ten opzichte van de oude tekst van artikel 47 de laatste volzin geschrapt. Deze zinsnede maakte het mogelijk een onderscheid te maken naar soorten wild alsmede naar de wijzen waarop en de middelen waarmee de jacht wordt uitgeoefend. Als gevolg van de beperking van de zogenaamde wildlijst tot zes soorten standwild, bestaat aan deze mogelijkheid geen behoefte meer.

Onderdeel 35 van de nota van wijziging voegt een nieuw artikel 68a aan het voorstel Flora- en faunawet toe. Als gevolg van het voorstel, om de zogenaamde wildlijst te beperken tot zes soorten (onderdeel 17 van deze nota van wijziging), zal het aantal soorten dat onder het algemene regime voor schadebestrijding valt, aanzienlijk toenemen. Dat rechtvaardigt naar mijn mening een bepaling als opgenomen in artikel 68a, waarin bepaald wordt dat bij de bestrijding van schade en overlast onnodig lijden van dieren zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Deze bepaling vormt het equivalent van artikel 45 van het wetsvoorstel, dat specifiek op de jacht ziet.

Met betrekking tot onderdeel 43 van de nota van wijziging wil ik het volgende opmerken. Door de inwerkingtreding van artikel 59, eerste lid, onderdeel d, van de Comptabiliteitswet is reeds genoegzaam geregeld dat de controlebevoegdheid van de Algemene Rekenkamer zich mede uitstrekt tot rechtspersonen met een wettelijke taak, die daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen. Artikel 59 van de Comptabiliteitswet bevat voorts een algemene omschrijving van de taken en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer.

Gelet hierop zijn aparte bepalingen in het onderhavige wetsvoorstel met betrekking tot de controle van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het functioneren van het Jachtfonds door de Algemene Rekenkamer overbodig.

In onderdeel 44 is, in overeenstemming met het bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet houdende wijziging van de Jachtwet (Kamerstukken II, 1994–1995, 23 937, nrs. 1 en 2), bepaald dat de betaling van de bijdrage aan het Jachtfonds rechtstreeks aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dient plaats te vinden.

Over bovengenoemd wetsvoorstel tot wijziging van de Jachtwet merk ik in relatie tot onderdeel 49 van deze nota van wijziging nog het volgende op.

In de nota naar aanleiding van het verslag bij bedoeld wetsvoorstel (Kamerstukken II, 1995–1996, 23 937, nr. 6) heb ik aangegeven het wenselijk te achten dat er een drempel voor de toegang tot wildschadecommissies wordt gelegd. Deze drempel moet bewerkstelligen dat partijen bij een geschil over de schade, wanneer deze gering van aard is, proberen onderling tot overeenstemming te komen. Gelet hierop werkt een drempel in de vorm van een behandelingsbijdrage, die in geen enkel geval wordt gerestitueerd, naar mijn oordeel het beste.

Met het oog hierop dient artikel 89, vijfde lid, van het bij de Tweede Kamer ingediende voorstel voor een Flora- en faunawet te vervallen. Dit artikellid voorziet namelijk in restitutie van de bijdrage in situaties waarin het Jachtfonds een tegemoetkoming verleent voor geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.

In onderdeel 49 van de nota van wijziging is een aanpassing van artikel 89 voorgesteld, waarbij de bedoelde restitutiemogelijkheid is geschrapt.

Onderdeel 51 van de nota van wijziging houdt verband met de inwerkingtreding (met ingang van 1 oktober 1994) van de Algemene wet op het binnentreden (Stb. 1994, 683). Deze wet bevat een algemene regeling voor het binnentreden in woningen. Daarom dienen het derde en vierde lid van artikel 96 van het wetsvoorstel te vervallen. Voor de goede orde dient dan wel in het eerste lid van artikel 96 bepaald te worden dat de aldaar neergelegde bevoegdheid tot binnentreden zich niet uitstrekt tot woningen.

Artikel 108 van het wetsvoorstel brengt verschillende artikelen van het wetsvoorstel onder de werkingssfeer van de Wet op de economische delicten. Laatstgenoemde wet bestempelt de overtreding van deze bepalingen tot economische delicten. Gelet hierop is een apart strafbepaling in de Flora- en faunawet overbodig. Artikel 102 van het wetsvoorstel dient daarom te vervallen. Onderdeel 52 van de nota van wijziging voorziet hierin.

De onderdelen 54 tot en met 56 van de nota van wijziging beogen te voorzien in overgangsbepalingen met het oog op het voorstel voor een herziene Natuurbeschermingswet. Wanneer dit voorstel kracht van wet heeft heeft verkregen, zal het onderscheid tussen staatsnatuurmomumenten en beschermde natuurmonumenten, naar het zich thans laat aanzien, komen te vervallen. Dit zal tot gevolg hebben, dat de verwijzingen in de Flora- en faunawet hierop aangepast moeten worden. De nieuw voorgestelde artikelen 107a tot en met 107c regelen deze situatie.

Onderdeel 57 van de nota van wijziging strekt tot aanpassing van artikel 108 van het wetsvoorstel. Deze aanpassing vloeit voort uit de wijziging van verschillende artikelen van het wetsvoorstel. Daarnaast is de Wet op de economische delicten in 1994 gewijzigd, tengevolge waarvan de economische delicten nu in artikel 1a van deze wet opgesomd worden. Deze wijziging is ook in onderdeel 57 van deze nota van wijziging verwerkt.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de verschillende strafbaar gestelde artikelen nog eens kritisch tegen het licht te houden. Artikel(led)en die bij nader inzien geen zelfstandig delict opleveren, zijn uit de opsomming geschrapt. Dit betreft bijvoorbeeld artikel 12, vierde lid, van het wetsvoorstel. Bedoeld artikellid moet naar mijn mening opgevat worden als een strafuitsluitingsgrond, waarop de verdachte zich moet beroepen. Artikel 12, vierde lid dient dan juist niet strafbaar gesteld te worden, omdat in dat geval de bewijslast bij het Openbaar Ministerie komt te liggen.

Toegevoegd aan de opsomming van economische delicten is daarentegen artikel 51, eerste lid, bevattende de verzekeringsplicht voor degene die met een geweer jaagt. Deze toevoeging is ingegeven door een vergelijking met de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De in artikel 30 van laatstgenoemde wet opgenomen verzekeringsplicht is eveneens strafbaar gesteld.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven