nr. 74
AMENDEMENT VAN DE LEDEN SWILDENS-ROZENDAAL EN VAN DEN BOS
Ontvangen 29 september 1997
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
I
Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Het is verboden:
a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten
of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde
uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde
uitheemse diersoort, of
b. dieren behorende tot een niet beschermde uitheemse diersoort, te koop
te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad
te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer
aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren
of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of ten
toon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van
Nederland te brengen of onder zich te hebben.
II
Na het eerste lid wordt – onder vernummering van het tweede lid
in derde lid – een nieuw lid ingevoegd, dat luidt:
2. Onverminderd het bepaalde in het derde lid gelden de in het eerste
lid genoemde verboden niet ten aanzien van de in het eerste lid onder a en
b genoemde dieren indien deze:
a. afkomstig zijn van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
instelling;
b. voor zover dat redelijkerwijze technisch mogelijk is onderhuids zijn
voorzien van een elektrotechnische identificatie, en
c. geen onaanvaardbaar risico vormen voor de introductie van ziektes bij
de inheemse fauna.
Een aanwijzing van een instelling als bedoeld onder a kan slechts plaatsvinden
indien:
1°. de instelling bij zijn werkwijze met betrekking tot de in het
eerste lid onder a en b genoemde dieren het voortbestaan van de in het wild
levende diersoort waartoe zij behoren niet in gevaar brengt en op een acceptabele
wijze het welzijn van de betrokken dieren in acht neemt;
2°. de bevoegde instantie van het land waar de faciliteit is gevestigd,
op schrift heeft verklaard dat de instelling in staat is tot het in gevangenschap
fokken van de soort, en daartoe bevoegd is, en
3°. de export vanuit de instelling bestaat uit slechts gefokte dieren.
III
In het tot derde lid vernummerde tweede lid wordt onderdeel b vervangen
door:
b. voor zover betrekking hebbend op de in het eerste lid onder a genoemde
planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten
van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse plantesoort, onderscheidenlijk
een beschermde uitheemse diersoort overeenkomstig de Wet bedreigde uitheemse
dier- en plantesoorten zijn verworven voor het tijdstip van inwerkingtreding
van dit artikel.
Toelichting
Dit amendement beoogt het invoerverbod of de invoerbeperking voor dieren
die op grond van EU-CITES of CITES bepalingen reeds tot een bedreigde uitheemse
diersoort behoren, uit te breiden naar niet-CITES diersoorten. Middels ketenbeheersing,
namelijk certificering van de instelling (analoog aan de Wild Bird Conservation
Act of 1992; art. 107, (b), van de USA) en voor zover mogelijk elektronische
identificatie van de dieren, kunnen meer waarborgen gegeven worden ten aanzien
van de bescherming van soorten en het welzijn en de gezondheid van de betrokken
dieren. Bovendien kan de handhaving er vergemakkelijkt door worden.
Het amendement is een uitwerking op basis van het voorzorgsprincipe van
de Verklaring van Rio de Janeiro (principe 15) en van de milieuafspraken binnen
het EU-verdrag (130R, lid 2). Dit is ook de basis voor de nieuwe EU-CITES
verordening (EC 338/97). Artikel 130 T van de milieuparagraaf in het EU-verdrag
stelt daarbij expliciet, dat de Lidstaten verdergaande maatregelen mogen treffen.
De nieuwe EU-CITES verordening herhaalt dit in de considerans, nummer 3.
Handelsbeperkingen zijn bovendien mogelijk ter bescherming van het leven
en gezondheid van dieren (EU-verdrag, artikel 36).
Ketenbeheersing van de handel als voorgesteld kan gezien worden als een
alternatief voor vormen van exploitatie, die niet wenselijk zijn op grond
van (1) gemis aan afdoende gegevens omtrent populatie-effecten en (2) welzijnsproblemen
in het land van herkomst, tijdens het transport en de quarantaine van uit
het wild afkomstige dieren die ongeschikt zijn om te worden gehouden. Immers –
ad (1) –, bij het onbekend zijn van populatiebiologische parameters
is het een kwestie van afwachten of en wanneer een soort bedreigd wordt verklaard
en opgenomen in de EU-CITES bijlage. Dit is in strijd met het beginsel van
soortenbescherming en «wise use».
Swildens-Rozendaal
Van den Bos